Identiteit

Na 13 jaar in de psychiatrie begin ik mezelf eindelijk te vinden

psihiatrie pentru halucinatii, paranoia, tratament

De pubertijd lanceert ons naar het leven dat ons te wachten staat en waar we op de een of andere manier moeten zien door te komen. Maar hoewel deze levensperiode wordt aangeprezen als emancipatorisch en vormend, kan het ook een fysiek en psychologisch hindernissenparcours zijn. Dit scharnierpunt waarop het kind in ons wordt losgerukt, kan soms haar tol eisen. Het is een punt waarop je geestelijke gezondheid een grote klap kan krijgen.

Florine is 29 jaar, woont in Jemmapes en ging 30 keer het ziekenhuis binnen en weer buiten. Ze vertelt over haar 13 jaar in de psychiatrie, haar hallucinaties, de relatie met haar moeder en haar nieuwe leefomgeving.

Videos by VICE

Deze getuigenis maakt deel uit van een reeks portretten van Benoît Do Quang en Pablo Crutzen Diaz. Hun online serie heet ‘Normal’ en geeft een andere kijk op geestelijke gezondheid bij jongvolwassenen. Je kan de reeks bekijken op Auvio.


“Ik was 12 toen ik voor het eerst in het ziekenhuis werd opgenomen. Ik had een zelfmoordpoging ondernomen, ook al wist ik toen nog niet echt wat zelfmoord was of wat ik aan het doen was. Ik heb een ingewikkeld verleden, een heftige familiegeschiedenis. Toen ik 13 was, begon ik meer en meer invasieve symptomen te vertonen, zoals zelfverwonding en verschillende zelfmoordpogingen. De pijn die ik voelde was er constant, een beetje zoals het gekraak van een oude radio. Ik was 26 toen mijn moeder stierf, rond die periode begon ik ook hallucinaties te krijgen, het was een enorme aanval van paranoia. Daar leef ik nu al twee jaar en half mee.

Toen ik 12 was, nam ik de medicijnen van mijn moeder. Het rare is dat ik niet besefte wat ik deed, ik dacht niet per se dat ik dood wilde. Op een dag slikte ik gewoon wat medicijnen door, zonder te weten of ik dood of gewoon weg

wilde. Voor mij was dat hetzelfde. Mijn rolmodel was mijn moeder, die medicijnen nam als ze zich niet goed voelde.

Mijn moeder had een depressief temperament en ik probeerde haar voortdurend te steunen, maar ze zorgde niet goed voor zichzelf. Als ze mij in haar armen nam, had ik altijd het gevoel dat ik het was die haar iets gaf. En als ze zei “Ik hou van je”, bedoelde ze denk ik “Hou van mij”. Ik denk dat ik haar verdriet van te dichtbij heb meegemaakt. Mijn vader was – of is – een gevaarlijk persoon. Hij is het monster van het verhaal, de persoon die me het meeste angst aanjaagt in mijn leven. We hadden thuis problemen met structuur.

“Langzaamaan was de stilte niet meer gewoon de stilte.”

Toen ik 14 was, gaf het mij een goed gevoel om vanaf 21 uur ‘s avonds alleen te zijn op mijn kamer. Ik moest mij geen zorgen maken dat er iemand naar mij zou omkijken. Ik wist dat, vanaf het moment waarop ik mijn deur sloot, mijn vader er niet meer was en niet meer in mijn kamer zou komen. Mijn moeder zat in haar stoel. Ze had haar medicijnen ingenomen, dus ze sliep. Ik zocht die existentiële leegte steeds vaker op. Maar omdat het mij te veel pijn deed, begon ik mezelf ook te snijden.

In het psychiatrisch ziekenhuis vond ik een vast kader met etenstijden, tijden om af te wassen en zorgzame volwassenen die er voor mij waren. Het gevolg was dat ik me enorm hard ging vastklampen aan die referentiepunten. Tijdens mijn eerste ziekenhuisopname was ik heel erg angstig toen ik te horen kreeg dat ik naar huis moest. Van zodra ik terug was in het psychiatrisch ziekenhuis, voelde ik me weer veilig. Het werd een patroon: ik voelde me niet goed, ik sloot me af, ik ging daar schuilen. Zo ging het door tot mijn 26ste. 

Toen mijn moeder overleed, begon ik te beseffen dat ik volledig overweldigd was door al deze dingen. Ik voelde mij al als een gespleten rots, dus toen ze stierf voelde ik me volledig gebroken. Ik hield vol, zoals zij dat gewild zou hebben. In plaats van verdriet, voelde ik veel liefde voor haar. Alsof ik haar op die manier wilde vergezellen, afscheid van haar wilde nemen. 

“Ik zat op mijn knieën op de grond, met mijn handen in de lucht. Trillend, wachtend tot hij zou schieten. Die hallucinaties duurden 3 weken.”

De avond van haar begrafenis ging ik alleen naar huis, naar mijn flat in Charleroi. Daar  vond ik de stilte die ik nodig had. Maar langzaamaan was de stilte niet meer gewoon de stilte. Ik kon kinderen op straat horen, maar toen ik naar mijn balkon ging om te kijken wat er aan de hand was, was er niemand. Toch kon ik ze mijn naam horen roepen. Ik hoorde stemmen die via de ventilatie tegen mij spraken. Ik was er echt van overtuigd dat het radiofrequenties van NASA waren. De stemmen die hoorden dat ik hen hoorde, raakten in paniek en besloten dat ik dood moest omdat het te gevaarlijk was voor mij om hen te horen. Ik keek naar buiten en op het dak van het gebouw aan de overkant, stond een sluipschutter die me onder schot hield. Ik hoorde stemmen die zeiden dat ik naar beneden moest gaan. Ik zat op mijn knieën op de grond, met mijn handen in de lucht. Trillend, wachtend tot hij zou schieten. Die hallucinaties duurden 3 weken, ze waren er constant. 

Die stemmen klinken alsof er een kleine man op mijn schouder tegen mij zit te praten. Het gaat van ‘t een naar ‘t ander. Het is geen gedachte, maar echt de stem van iemand anders. Soms zijn het fluisterende, robotachtige stemmen, maar soms ook hele sterke, demonische stemmen. Er zijn ook stemmen die over mij praten in de derde persoon. Die zeggen dan: “Ze heeft stress.”, “Ze is boos.”, “Wat is ze aan het doen?”, “Ze is zo raar.”, enzovoort. Ik moet altijd waakzaam zijn, zelfs nu op dit moment. Mijn hallucinaties zijn een manier geworden om met mezelf te communiceren. Maar als het er te veel zijn, kan ik het niet aan.

Op een dag belde ik naar een vriendin. Ze vertelde me over de plek waar ze woonde en ze is mij toen komen ophalen. Ze stelde voor om een paar dagen bij haar te komen logeren, ik woon er nu nog steeds. Een familie heeft dit huis geopend, zodat mensen die in de psychiatrie hebben geleefd hun leven opnieuw kunnen opbouwen. Het idee is dat als je naar het ziekenhuis moet, je dat kunt. Maar als je bang bent en niet wilt gaan, zoeken we naar manieren om te voorkomen dat je deze fase doormaakt. En er worden bepaalde grenzen gesteld, zoals het risico op zelfmoord bijvoorbeeld… We hebben onze eigen kamer, ons eigen leven. Als je steun of aanwezigheid nodig hebt, dan is de mogelijkheid er om die te krijgen. Als ik echt met veel emoties zit, heb ik hulpbronnen – zoals mijn kat of piano – die ik kan inzetten. Ik kan ook een vuur maken in de open haard om zes uur lang naar te staren, als ik dat nodig heb. 

“Een dokter zei me dat ik een hopeloos geval was en dat ik jong zou sterven, door een zelfmoordpoging of een ziekte die secundair was aan mijn behandeling. Onlangs zei hij dat ik een wonder was.”

In de psychiatrie is de laatste stap de dwangbuis, dan binden ze je vast in een bed. Ik heb dit een paar weken geleden opnieuw meegemaakt. Ooit heb ik 30 uur in isolatie en zo’n dwangbuis doorgebracht. Hier praten we graag over beheersing in plaats van dwang. We binden de persoon niet vast aan een bed, maar we houden hem vast – nadat ie daar voor de crisis mee had ingestemd – tot hij zijn emoties kan ontladen. Humane beheersing duurt een half uur. Er zit iets los in mijn emoties. Soms heb ik gewoon iemand nodig die me vasthoudt.

Vroeger, als ik ziek was, kon ik alleen maar zeggen “Ik wil dood”. Ik beschikte niet over de juiste woordenschat. Hier, in plaats van me af te sluiten als ik ziek ben, heb ik geleerd om mezelf te uiten. Sinds ik hier ben, zijn mijn hallucinaties en paranoia een pak verminderd. 

Een dokter zei me dat ik een hopeloos geval was en dat ik jong zou sterven, door een zelfmoordpoging of een ziekte die secundair was aan mij behandeling. Onlangs zei hij dat ik een wonder was.

Ik doe hier vrijwilligerswerk, ik werk aan de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg. Ik ga naar bijeenkomsten waar mensen zich uitspreken over wat ze zouden willen veranderen in de psychiatrie of in de zorg, het heet “de gebruikersraad”, en er zijn er verschillende in België. Ik help verandering teweeg te brengen en ik lever ook een bijdrage aan de samenleving. Als ik kon praten met de persoon die ik was toen ik 15 was, of zelfs 6, zou ik niets tegen mezelf zeggen. Ik zou mezelf omhelzen. Dat is alles wat ik toen echt nodig had. 

Volg VICE België ook op Instagram.