FYI.

This story is over 5 years old.

Een Nummer Met Een Gouden Logo

De tienerfanclub van Al-Qaida

De extremistische revolutie in Syrië is een uitspatting van jeugdcultuur.

Ik kan me nog precies het moment herinneren waarop ik besefte dat Syrië in een dystopische western was veranderd. We reden op een vrijdagmiddag tijdens de Ramadan door Menbej, een piepklein dorpje ergens in de stoffige noordelijke buitengebieden van de provincie Aleppo. Het was ongeveer een maand voor de aanval met chemische wapens op 21 augustus, die ervoor zorgde dat eindelijk de hele wereld inzag hoe ernstig de situatie echt is in het al twee jaar in burgeroorlog verkerende Syrië. De verlaten straten van Menbej gloeiden in de middaghitte van de heilige maand. Winkeleigenaren hadden de ijzeren luifels voor hun ramen laten zakken. Als je tijdens de zomer in Syrië aan het vasten bent, gebruik je de middag om te dutten.

Advertentie

Onze chauffeur zette de auto stil op een weggetje vlakbij het geelgrijze dorpsplein. “Kijk,” zei hij. We tuurden door een wolk van stof naar een groepje vage figuren voor ons. Al snel veranderden de schimmen in een groep mannen op motoren die luid toeterend onze richting op scheurden. Naarmate ze dichterbij kwamen gingen de mannen die achterop zaten rechtop staan, terwijl ze met gespreide armen de zwarte vlaggen van al-Qaida vasthielden en richting de hemel jammerden. Ik graaide naar mijn camera. “Voorzichtig,” zei de chauffeur. “Niet dat ze het per se erg vinden dat een journalist foto’s van ze maakt, maar wel dat je een vrouw bent die foto’s van ze maakt.

De groep cirkelde over het plein op kleine, glimmende motortjes die ze in Syrië ‘smurfen’ noemen. Een vriend van me – een Syriër met een vrij scherp gevoel voor ironie – zat naast de chauffeur en draaide zich naar mij toe. “Nou,” zei hij, “dit is dus vrijheid. Onder Bashar had je nooit een motorbende kunnen oprichten.” Dat was het moment waarop ik me realiseerde dat Syrië een totaal ander land was geworden dan dat het een jaar geleden nog was. De transformatie was zo onopvallend gegaan dat ik alleen door naar mijn aantekeningen en foto’s van de afgelopen zes maanden te kijken zag wat er gaande was: radicalisering.

De toestroom was aanvankelijk nog mondjesmaat gegaan, maar nu leek het plotseling of al-Qaida echt overal in het door rebellen gekaapte Syrië aanwezig was: hun logo prijkte op spandoeken die voor de ramen van kappers hngen, hun liederen schalden uit autoradio’s, checkpoints werden bewaakt door gemaskerde mannen en Syrische tieners verwerkten jihadistische leuzen in hun Facebook-profielfoto. En het was niet meer het Vrije Syrische Leger (FSA) waar jonge mannen zich bij aan wilden sluiten, maar jihadistische groeperingen uit het buitenland, waarvan Jabhat al-Nusra, Ahrar al-Sham en Islamic State of Iraq and al-Sham (ISIS) het meest alomvertegenwoordigd zijn.

Advertentie

De FSA-groeperingen leken plotseling ouderwets en irrelevant te zijn – het groen-wit-zwart van de revolutionaire vlag en de gekreukelde camouflagepakken van de strijders van de oude stempel waren opeens helemaal vorig seizoen in vergelijking met de glanzende zwarte uniformen en bivakmutsen van al-Qaida. Het was simpelweg niet meer fashion om een gematigde, liberale revolutionair te zijn in Syrië.

“Voordat alles was zoals nu zag mijn leven er net zo uit als dat van jou,” vertelde een tiener die Salam heette en uit de stad Aleppo kwam, terwijl hij stiekem trekjes van mijn sigaret nam. “Ik ging altijd om zes uur de deur uit, skipte college en bracht de dag door met mijn vriendin.” Salam had aan het vasten moeten zijn, want het was overdag tijdens de Ramadan. In plaats daarvan bleef hij me sloten koffie brengen, zodat hij daar zelf ook van kon nemen als er even niemand keek.

Ondertussen houden de Syrische jihadisten uit het buitenland zich aan een strenge salafistische ideologie, die de meeste oorspronkelijke Syriërs totaal vreemd is. Abu Mahjin is een jihadist uit Irak die is aangesloten bij ISIS, de meest hardcore extremistische groepering in heel Syrië. Toen ik hem in juli interviewde wemelde het in dorpjes als Menbej in het noorden van Syrië van de jonge mannen zoals hij: buitenlanders met een hartstochtelijke hekel aan het Westen en de media, die speciaal naar Syrië zijn gekomen met de bedoeling een islamitische staat te stichten.

Advertentie

Tijdens ons interview maakte Abu Mahjin duidelijk dat hij zijn hele leven tot in de kleinste details baseert op de lessen van de profeet Mohammed en het woord van de Koran. Dat betekent een hoop bidden, geen sigaretten en voordat je getrouwd bent absoluut geen contact met vrouwen – tenzij ze directe familie van je zijn. Die levensstijl is voor tienerjongens moeilijk vol te houden, ook als ze in Syrië wonen en vurig aanhanger van de islam zijn.

Juli 2013 – De motorbende van al-Qaida in Menbej, provincie Aleppo.

Het is precies deze onbegrensde toewijding van Abu Mahjin en zijn leeftijdsgenoten die ze zo’n gevaarlijke kracht maken in de huidige oorlog. Ze zijn goed getraind, gedisciplineerd en effectief in de frontlinies, en hebben dus snel een plaats verworven in een complexe burgeroorlog waar westerse landen zich tot kort geleden met nog geen vijf meter lange kruisraket mee wilden bemoeien.

In toenemende mate zijn het jihadistische groepen als ISIS – en niet de FSA – die de meeste succesvolle aanslagen op basissen van het regime plegen. En hoewel Salam, de tiener uit Aleppo die een sigaret van me bietste, hun compromisloze ideologie niet deelde, bewonderde hij hun gevechtsbekwaamheid.

Iedereen wil bij het winnende team horen, zelfs als de motieven van dat team dubieus zijn. Hij liet me een video zien van een aanslag op een checkpoint, uitgevoerd door Ahrar al-Sham, een van de grootste en waarschijnlijk machtigste groeperingen onder de vrijheidsstrijders in Syrië. De groepering bevat zo’n tien- tot twintigduizend leden. In de video monteren strijders een op afstand bestuurbaar rijmechanisme in een pick-up, vullen het hele vrachtruim met dynamiet en laten het onbemande voertuig recht in hun doelwit rijden. Tijdens de explosie schiet een vuurbal twintig meter de lucht in. Ik was overdonderd, Salam vooral aan het juichen.

Advertentie

Nadat hij de video vier keer opnieuw had afgespeeld, liet Salam me een wond op zijn been zien die hij aan wat granaatscherven had overgehouden. “Deze heb ik van toen ik een keer met een jihaditische groepering aan het meevechten was,” verklaarde hij. “Mijn vader was woedend toen hij erachter kwam. Hij dacht dat ik nog steeds met het Vrije Syrische Leger meevocht.”

Eind 2012 besloot Salam, net als veel andere Syriërs, dat de FSA-militie waar hij aanvankelijk deel van uitmaakte zwak en ineffectief was geworden. Hij liep weg en sloot zich aan bij Liaw Islamia, weer een andere aan al-Qaida verbonden groep. Het was een weloverwogen beslissing die niks te maken had met zijn religieuze overtuigingen. “Als er toen ik meevocht met de FSA iemand gewondraakte, dan lieten ze hem gewoon liggen,” vertelde hij. “Jihadisten zouden dat nooit doen. Zelfs als iemand dood is doen ze er alles aan om zijn lichaam terug te krijgen.”

Salam’s vriend, Abu Waleed, knikte vanaf de andere kant van de kamer. Abu Waleed is een vriendelijke beer van een jongen die zijn dikke buik met trots draagt. Hij was zo openhartig en aardig dat ik me op geen enkele manier kon voorstellen dat hij een jihadistische rebel is.

“Je ziet er niet echt uit als een terrorist,” zei ik tegen Abu Waleed. Hij lachte. “Nou, ik had vroeger niet zo’n baard,” antwoordde hij. “Eerlijk gezegd dacht ik altijd dat iedereen met een baard een terrorist was. Maar nu zie ik mezelf wel als lid van al-Qaida, ja.”

Advertentie

Net als Salam verliet Abu Waleed een FSA-groepering om zich vervolgens aan te sluiten bij de Syrische islamitische rebellengroepering Jabhat al-Nusra. Het was nogal een ommezwaai, vergeleken met zijn vorige leven. Twee jaar geleden werkte hij nog in een taxfree winkeltje op een vliegveld in Aleppo, waar hij sigaretten en alcohol aan toeristen verkocht. Op oude foto’s die hij me liet zien heeft hij een gladgeschoren gezicht en gemillimeterd haar. Bij onze ontmoeting had hij haar tot aan zijn schouders en een woeste baard. Zijn profielfoto op Facebook toont het al-Qaida-logo. Salam nam nog een stiekem trekje van mijn sigaret en opende een foto op zijn laptop. Op de foto staat hij met een bivakmuts op zijn hoofd en een bommenriem om zijn middel. “Kijk, ik ben een zelfmoordterrorist. BOEM!” riep hij, voordat hij in lachen uitbarstte bij het zien van de afschuw op mijn gezicht.

Als de overstap van jonge Syriërs van de FSA naar al-Qaida het bewijs is dat extremisme in Syrië begint te wortelen, dan zijn recente veranderingen in wat voor soort muziek populair is onder jongeren een indicatie van een algemene culturele verschuiving. “De laatste twee jaar heb ik alleen maar naar dezelfde veertig liedjes geluisterd,” vertelde Mahmoud, een antiregimeactivist uit Aleppo, terwijl we naar de shariarechtbank reden. “Het begint nu wel een beetje saai te worden.” Ik zat in de bijrijderstoel en zag er belachelijk uit in mijn abaya, een soort soepjurk. “Ik vind het ook een beetje saai worden,” antwoordde ik. “Hoewel er eentje is die ik oprecht heel leuk vind.” De hitlijsten van popliedjes doen er in Syrië niet echt meer toe. Zodra je de grens met Turkije oversteekt heerst er een totaal ander muzikaal paradigma, dat bestaat uit verschillende soundtracks voor de uitzichtloze en almaar gewelddadiger wordende burgeroorlog. Sommige van de Syriërs die ik ontmoette heb ik liedjes uit Engeland laten horen die ik altijd luister als ik heimwee heb. Mijn Syrische vrienden haalden er hun neus voor op en het duurde niet lang voordat ik begreep waarom. Wie landschappen vol met kogels doorzeefde wijken en opgeblazen gebouwen doorkruist, heeft geen oren naar Amy Winehouse. In plaats daarvan chillt het rebellerende deel van Syrië liever op liedjes die geschreven zijn door mannen van al-Qaida. Hun allesomvattende wervingstactieken hebben nu dus ook al een culturele dimensie gekregen. En soms zijn die nummers nog heel catchy ook.

Advertentie

In alle eerlijkheid moet ik toegeven dat er een liedje van al- Qaida bestaat dat ik zo leuk vond dat ik het lange tijd op repeat had staan. Grof vertaald vanuit het Arabisch heet het liedje “Awjureeny” en toen ik er thuis naar luisterde in de keuken van een vriend – ver weg van Syrië – brachten de naargeestige stemmen en golvende harmonieën herinneringen bij me boven van mijn ritten door apocalyptische landschappen, op weg naar Aleppo.

Awjureeny staat op een compilatie van jihadistische anthems die Soheib, een anti-Assad-activist in Aleppo op mijn harde schijf had gezet. De thumbnail van het bestand is een foto van Osama Bin Laden. Omdat ik meer wilde weten over de betekenis van het lied, stuurde ik een Syrische vriend een Facebookbericht met de vraag: “Wat betekent ‘awjureeny’?”

Dertig seconden later antwoordde hij. “‘Doe me pijn’, betekent dat.”

“Het is een jihadistisch liedje,” schreef ik terug. “Ja, ik ken het,” antwoordde hij. “De zanger praat tegen zijn wonden. Zijn emotionele wonden.”

Mei 2013 - Strijders van het Vrije Syrische Leger eten een ijsje in Saraqeb, in de provincie Idlib.

Hij bevestigde wat ik al dacht: je kunt een jihadistisch liedje niet onderscheiden op basis van de teksten. Tekstueel gezien zitten al-Qaida-liedjes niet ver af van liedjes van andere zangers en zangeressen die door de jaren heen gezongen hebben voor soldaten. Sommige liedjes gaan over gescheiden worden van je vaderland en andere over geliefden die nu op een betere plek zijn. Blijkbaar hebben jihadisten een sentimentele kant en kiezen ze ervoor om dat via muziek te uiten. Soheib verzamelde en bestudeerde jihadistische liedjes op de manier zoals een negenjarig jongetje geobsedeerd is door insecten en hagedissen – niet omdat hij ze zo leuk vond maar omdat hij een nerd is en zich geroepen voelde om ze te catalogiseren als ware het zeldzame voetbalplaatjes.

Advertentie

Tijdens mijn verblijf bij hem in Aleppo luisterden we in de auto altijd naar zijn jihadistische afspeellijst, want hij dacht dat de muziek de soldaten die de vele islamitische checkpoints in de regio bewaakten tevreden zou stemmen. Toen we een keer langs een beruchte ontvoeringsplek reden, leerde Soheib me het geheim van hoe je een hit van al-Qaida kunt herkennen. “In jihadistische liedjes zitten nooit instrumenten,” zei hij. “Als er een instrument inzit is het sowieso niet jihadistisch.”Het feit dat de liedjes acapella zijn is behalve een onderscheidend kenmerk ook een geniale truc. De anthems van al-Qaida zijn kale, door koortjes gezongen requiems. De melodieën zijn mooi en zweverig en maken het aan flarden geschoten landschap opeens heel filmisch. Ze versterken het gevoel van de totale ontwrichting en desolaatheid die je overal in Aleppo voelt: de straten in de stad waar elk gebouw gebombardeerd is, de dorpjes waar we langsrijden, die de ene dag nog intact zijn en de volgende dag volledig in puin liggen.

Dat is waarom iedereen met wie ik gereisd heb – jihadisten, activisten, guerilla’s en andere verslaggevers – bijna alleen maar naar nummers als Awjureeny luisteren: omdat ze zo perfect bij de heersende stemming passen. Al-Qaida weet de hits te kiezen die het oorlogsmoeie publiek wil horen, en daarmee zorgt het voor de best denkbare zelfpromotie. Die melancholische klaagzangen passen precies bij de stemming die er in Aleppo in de zomer heerst: stil en argwanend, de sfeer van een gebied dat al twee jaar in een vreselijke burgeroorlog verkeert. En dat is precies de reden waarom Mahmoud en veel van zijn vrienden ze onophoudelijk blijven draaien, net zolang tot de melodieën en teksten diep in hun onderbewustzijn gekerfd staan.

Februari 2013 – Rebellen van de Tawheed-brigade, een islamitische groepering aan de kant van de FSA, bewaken de sharia-rechtbank in Aleppo.

Ik heb een vast ritueel als ik vanuit Syrië terugrijd naar Antakya, de Turkse grensstad waar ik meestal verblijf als ik in de regio ben. Nadat ik mijn kogelvrije vest heb uitgetrokken en heb gedoucht, bel ik mijn vrienden in Turkije – een mix van Syrische vluchtelingen, buitenlandse journalisten en fotografen – en dan gaan we naar een café om starnakellam te worden. Abdullah is een rustige jongen uit Latakia, een stad aan de Syrische Mediterraanse kust. Hij heeft een kaalgeschoren hoofd en een nogal zwartgallig gevoel voor humor. Als ik weer terug ben groet hij me altijd op dezelfde manier: “Hey, Hannah, welkom terug! Hoe was Tora Bora?” Alleen in dit geval was zijn grapje voor de helft waar. Mijn verblijf in Syrië bestond voornamelijk uit het observeren van een eigenzinnige, complexe en hopeloos uitziende sociologische en ideologische verandering, die zich slowmotion voltrekt. Elke keer als ik terugga, lijkt het of de loyaliteit aan het vaderland weer een beetje meer is bezweken onder druk van al-Qaida. Alsof deze verknipte versie van de islam langzaamaan doordringt tot iedere vezel van dit ooit zo tolerante, multiculturele land. Twee jaar geleden luisterde niemand naar jihadistische liederen via z’n autoradio, zwaaide niemand van achterop een motor met terroristische vlaggen en poseerde niemand voor een foto met een zelfmoordvest aan. Al deze dingen zijn nu de normaalste zaak van de wereld.

Begrip van hoe al-Qaida in Syrië kon wortelen zit in de details. Het heeft niks met “religieuze hersenspoeling” te maken – in ieder geval niet op de traditionele manier waarop het extremisme het afgelopen decennium in het Midden-Oosten is opgebloeid. In werkelijkheid heeft de reden dat Syrië zo is getransformeerd te maken met een combinatie van twee elementen: enerzijds oefenen indrukwekkende gevechtsstrijders die niets te verliezen hebben een natuurlijke aantrekkingskracht uit op moedeloze, jonge revolutionairen, en anderzijds doet al-Qaida aan een sterk staaltje slimme marketing. Zoals in het Westen de opkomst van de gangcultuur hand in hand ging met allerlei invloeden op muziek en mode, zo is al-Qaida opgekomen in Syrië. De jihadistische cultuur is perfect ontworpen om alle buitengesloten tienerjongetjes in het land aan te trekken en ze te laten breken met hun studie en sociale levens, simpelweg door ze te laten geloven dat ze het tij in een smerige oorlog kunnen keren – een oorlog waar zij in feite niets mee te maken hebben.

Voor zover ik het heb gezien werkt het, maar ik weet niet waar het toe zal leiden.