FYI.

This story is over 5 years old.

Eten

Mijn smerigste geheimen als barista bij een beroemde koffieketen

Toen ik als barista bij een drukke vestiging van een bekende koffieketen werkte, hadden we een muizenplaag, maar we zijn door de Voedsel- en Warenautoriteit nooit gedwongen om te sluiten. Er zaten muizen in de koekjes, muizen achter de kasten en muizen...
Photo via Flickr user nodoca

In Restaurantontboezemingen lees je over dingen die zich achter de deuren van restaurantkeukens afspelen. Smakelijke verhalen die je als bezoeker van je favoriete eet- en drinkplekken normaal gesproken niet krijgt voorgeschoteld, worden op deze plek anoniem door koks en horecapersoneel gedeeld. Dit keer spreken we een voormalig barista van een grote koffieketen.

Ik drink om een hele goede reden geen koffie verkeerd meer. Laten we het erop houden dat je voornamelijk muizenbloed binnenkrijgt.

Advertentie

Toen ik als barista bij een drukke vestiging van een bekende koffieketen werkte, heb ik veel muizen zien sterven. Op een gegeven moment hadden we een plaag – wat niet ongewoon is in New York – maar de Amerikaanse Voedsel- en Warenautoriteit heeft ons nooit gedwongen om te sluiten. Er zaten muizen in de madeleines, muizen achter de kasten en muizen die in de voorraad koffiepoeder van nog meer muizen bevielen.

Aan het einde van de avond, wanneer de lichten gedimd werden, kwamen de muizen in groten getale tevoorschijn: op het aanrecht, bovenop de koffiezetapparaten en in de taartvitrine. Hoe hard we ook boenden; ik wist dat er muizenpootjes aan de koffiekopjes hadden gezeten.

Laat ik even een stapje terug in de tijd doen. Ik begon, toen ik in 1999 nog op de middelbare school zat, bij deze keten te werken. Het was mijn eerste baantje, één van de weinige opties die je als zestienjarige had. Ik noem het even 'Het Koffiehuis', aangezien ik met het tekenen van mijn contract heb verklaard een aantal jaar geen kwade woorden over het bedrijf uit te spreken.

Er zaten muizen in de madeleines, muizen achter de kasten en muizen die in de voorraad koffiepoeder van nog meer muizen bevielen.

Dit was meer dan vijftien jaar geleden. Je had toen nog norse klanten die moesten wennen aan zowel de prijzen als het idee dat we een middelgrote koffie 'grande' noemden, maar gelukkig waren er ook veel aardige gasten. Ik kende veel van hen bij naam – dit was nog voordat we de naam van klanten op bekers moesten zetten – en het moment dat ze binnenkwamen, begon ik hun complexe bestellingen te maken.

Advertentie

Ik was in de mythe van Het Koffiehuis getrapt: iedere avond kwam ik uitgeput thuis met koffie onder mijn nagels en soms zelfs in mijn haar, maar het voelde alsof ik iets leerde over de smaak van koffie en hoe je het goed moest maken. Wanneer de glimlach van ons gezicht verdween, spoorde mijn pathologisch blije manager ons aan om simpelweg meer espresso te drinken. Iedereen was sympathiek en high van cafeïne.

'Ik kan niet te lang in deze dampen rondhangen,' vertelde ze. 'Ik snoof die shit vroeger.'

Later kreeg ik een nieuwe manager: een schattig, moederlijk type waarvan ik dacht dat ze in de vijftig was. Later werd me verteld dat ze veel jonger was, en het gerucht ging dat ze er zo uit zag door haar methamfetamineverslaving. Toen we op een dag stickers van de ramen aan het krabben waren met oplossingsmiddel, moest ze even pauze nemen. "Ik kan niet te lang in deze dampen rondhangen," vertelde ze. "Ik snoof die shit vroeger."

Ik geef toe, dit heeft niets met koffie te maken. Vreemde figuren vind je in ieder vakgebied en op iedere werkplek. Toen ik naar New York verhuisde en bij een nieuwe vestiging in Manhattan ging werken, kwam ik daar al gauw achter.

Op mijn eerste avond in New York zat er een insect ter grootte van een mannenschoen achter me aan, en lachten mijn collega's me uit om mijn provinciale naïviteit. Ik kon het minder goed met ze vinden dan met de collega's die ik in Californië had, maar ik leerde er een aantal kennen: één van hen verdiende bij als escort en verkocht cocaïne. Wanneer ze haar pistool niet mee naar werk nam, had ze een mesje bij zich die ze eens tevoorschijn haalde toen een van de barista's haar een bitch noemde.

Advertentie

Het was een vieze, vreselijke, maar spannende introductie van de stad die ik van kleins af aan al waardeerde. De ene dag bediende ik beroemdheden, de andere dag gebruikte een groep junks onze toiletten als hangplek.

Wanneer ze haar pistool niet mee naar werk nam, had ze alsnog een mesje bij zich.

Het werd me duidelijk dat zo ongeveer iedereen met wie ik werkte aan de drugs zat. Ik betrapte een collega – die door het personeel Gollum werd genoemd, omdat hij fysieke overeenkomsten vertoonde met het personage uit Lord of the Rings – toen hij crack rookte in de kelder. Een van onze barista's verscheen regelmatig niet op werk, omdat hij teveel heroïne had gebruikt.

De meesten van ons hielden het gewoon bij wiet. We kregen altijd een uur om de winkel te sluiten – als je langer dan acht uur werkte, moesten ze je overuren betalen, en dat was een slechte zaak voor Het Koffiehuis. Eén van mijn managers hanteerde een beleid waarmee het daadwerkelijke afsluiten binnen vijftien minuten na het vertrekken van onze laatste klanten kon gebeuren. We moesten die 45 minuten nog fysiek aanwezig zijn om uit te kunnen klokken, dus rookten we in de tussentijd nog wat jointjes.

Ik kan me herinneren dat ik dacht: natuurlijk, ik heb een hele zwerm aan kakkerlakken in mijn broek, en jullie seriemoordenaarkelder is zo schoon als het maar kan.

Maar weer even terug naar het muizenbloed.

De zaak werd dus overspoeld door ongedierte. Het werd zo erg dat we ons op een gegeven moment niet meer op werk mochten omkleden, omdat we beestjes zouden kunnen meedragen in onze kleding. Ik kan me herinneren dat ik dacht: natuurlijk, ik heb een hele zwerm aan kakkerlakken in mijn broek, en jullie seriemoordenaarkelder is zo schoon als het maar kan.

Op een dag vonden we een slapende muis in een pak koekjes. Het beestje had zijn weg naar binnen geknaagd, zich helemaal volgepropt en was knock-out gegaan. Maar het meest memorabele moment was de keer dat ik muizenbloed over de vloer had gesmeerd. Ik liep naar de kelder om een doos vanillesiroop te pakken – dat gaat echt overal in – langs de plakstrips die op de trap lagen om muizen mee te vangen. Terwijl ik weer naar boven snelde met de grote doos die mijn zicht blokkeerde voelde ik dat er iets aan mijn voet plakte, maar ik ging toch snel weer naar de werkvloer.

Toen ik de doos neerzette, realiseerde ik pas dat ik stukjes muis achter me aan sleepte. Eén van die arme beestjes zat waarschijnlijk vast aan de plakstrip waar ik op was gaan staan. Geschokt hinkte ik naar een achterkamer, waar Gollum met een bezem de met bloed besmeurde strip van mijn crèmekleurige werkschoenen haalde. Vervolgens gooide hij de val met gore stukjes muis en al in de gootsteen, die vol lag met mokken, slagroomspuiten en gebakschoteltjes. Onverklaarbaar. Dit waren de dingen waar mensen dagelijks hun gebakjes van aten. Gollum realiseerde dat zijn actie niet erg slim bedacht was, pakte de muizenval weer uit de gootsteen en gooide het in de vuilnisbak.

Vanaf die dag stopte ik met eten en drinken in Het Koffiehuis. Ik weet dat de meeste plekken niet zo te werk gaan, en dat de dingen die ik heb meegemaakt meer de schuld waren van de Voedsel- en Warenautoriteit en mijn bedrijfsleiders dan van het bedrijf als geheel. Maar het spookt nog altijd door mijn hoofd dat wij bij lange na niet de ergste werknemers van deze keten zijn.

Bovendien is de koffie er toch smerig.