Identiteit

Omgaan met racisme als zwarte moeder van een zoon met een witte huidskleur

Illustration by Erin Aniker

“Wonen ze hier ver vandaan?” vraagt de vrouw in de kleedkamers van het zwembad, terwijl ze met haar hoofd knikt in de richting van mijn zoon. “We wonen hier vlakbij, aan de overkant van het water,” antwoord ik, een beetje verward door haar woordkeuze. Op weg naar huis realiseer ik me pas dat het voornaamwoord dat ze gebruikte, ‘ze’, slaat op de zogenaamde familie van mijn zoon. Ze ging er blijkbaar van uit dat ik daar geen onderdeel van uitmaak, dat ik niet de moeder van mijn zoon ben. Ik bijt op mijn lip en veeg de tranen uit mijn ogen.

Toen de witte hoogleraar Robert E. Kelly tijdens een live-interview door zijn kinderen onderbroken werd, dachten veel mensen dat zijn Koreaanse vrouw die ook in de video te zien is, de oppas was. Het incident heeft een hoognodige discussie over stereotypes en racisme aangewakkerd, maar voor veel niet-witte moeders is dit de realiteit. Ik woon al meer dan tien jaar in Londen, een stad waar witte Britten de minderheid vormen. Misschien naïef, maar ik dacht altijd dat mensen mij niet zouden beoordelen op basis van mijn huidskleur. Maar sinds de geboorte van mijn zoon is mij keer op keer het tegendeel bewezen.

Videos by VICE

Een winkelbeveiliger staart naar mijn zoon, wiens uiterlijk een groot vraagteken in zijn hoofd veroorzaakt. “Ben je de oppas?” flapt hij eruit. Deze keer kan ik mijn woede niet verbergen. “Nee, ik heb hem er zelf uitgeperst,” snauw ik hem toe. Ik maak rechtsomkeert, en hoor achter me de mensen die getuigen waren van deze woordenwisseling ongemakkelijk lachen. Met een onzichtbare knuppel moet ik dagelijks dit soort woedeaanvallen neersabelen.

Een deel van het moederschap is dat er een hele nieuwe wereld voor je opengaat. Maar als zwarte moeder van een kind dat voor wit door kan gaan, is dat geen fijne wereld. De kleuterleidster vraagt of ik de voogd ben en een Ierse vrouw corrigeert mij op de uitspraak van de Ierse naam die ik mijn zoon heb gegeven. In deze wereld zie ik mensen van schrik terugdeinzen als ik mijn zoon borstvoeding geef. Ze denken waarschijnlijk dat ik de zoogmoeder ben. En elke keer zet ik een glimlach op, maar ondertussen huil ik vanbinnen.

Toen ik zwanger was probeerde ik mezelf al voor te bereiden op de mogelijkheid dat de baby niet mijn donkere pigment niet zou erven, maar de lichte tint van zijn Ierse vader. Toen hij geboren werd, keek ik mijn kleine wonder aan en vinkte ik ‘gemengd zwart Afrikaans en wit’ aan op het geboorteformulier. Hij is van mij en de helft van zijn genen komen van mij. Toch is het onmogelijk om de constante opmerkingen te negeren van hoeveel hij wel niet op zijn vader lijkt. Soms lijkt het wel alsof mensen denken dat de baby meer lijkt op de grote teen van zijn achter-achterneef dan op mij.

Natuurlijk wist ik dat de komst van het kindje mijn wereld op zijn kop zou zetten. Maar ik had nooit gedacht dat het mijn eigen identiteit zo aan het wankelen zou brengen. Ik merk dat ik in het openbaar vaak ga overcompenseren. Zo gebruik ik voor mezelf vaak de derde persoon als ik met mijn baby praat om te bewijzen dat we hetzelfde DNA delen: “Mama is zo trots op je!” Ik voel me verdoofd, want het is te uitputtend om nog een overlevingsmechanisme toe te voegen aan een veel te lange lijst. Ik voel me verbitterd over het feit dat wanneer ik met mijn man op stap ga niemand eraan twijfelt dat de baby van ons is. Ikzelf ben niet genoeg.

Ik weet niet hoe ik de trots voor mijn Senegalese roots op hem over moet brengen, maar hem ook moet leren over racisme en witte privileges. Mijn afkomst is altijd een groot onderdeel van identiteit geweest. Als ik mijn eigen ervaringen niet hem kan delen, raak ik mezelf een beetje kwijt – al ben ik natuurlijk blij dat hij bepaalde uitdagingen kan omzeilen door zijn lichte kleur. Maar wat als mijn kind rond wil lopen in een traditioneel Senegalees gewaad of zijn haar in cornrows wil vlechten? Zullen mensen denken dat hij zich onterecht een cultuur toe-eigent?

En wat als mijn kind zichzelf als wit ziet? Ik vraag me weleens af of hij een ander vakje op het formulier zou aankruisen dan ik deed toen hij werd geboren. Ik sta overduidelijk achter mensen van kleur die zelf bepalen hoe ze betekenis aan hun kleur geven. Maar als mijn zoon niets voelt van zijn zwarte roots, gaat er bij mij een stukje kapot. Ik ben bang dat hij op zal gaan in de witte samenleving, dat hij ervoor kiest om zich daarin te mengen. Ik ben bang dat hij er snel achter zal komen dat die manier van leven ook veel makkelijker is.

Ik wil hem beschermen, maar ik voel dat ik niet in staat ben om hem te leren hoe je tussen twee werelden leeft. Ik heb mijn afkomst nooit kunnen verbergen of ontkennen. Uit eigen ervaring weet ik hoe het voelt om te zwart te zijn om wit te zijn, maar niet te wit om zwart te zijn. Ik weet hoe het voelt als je nergens toebehoort, maar ik weet niet hoe je dit ervaart met een lichte huidskleur.

Ik wil niet de identiteitspolitie van mijn zoon worden. Ik hoop dat hij alle kleine dingetjes zal gebruiken die hem ‘hem’ maken, en dat hij die vorm weet te geven op een manier waar hij zich goed bij voelt. Ik hoop dat tegen die tijd de wereld veranderd is, zodat hem de ‘waar kom je nu echt vandaan?’-vragen bespaard blijven. En dat hij – stilletjes of uitgesproken – trots kan zijn dat hij een Finse, Senegalese, Noord-Ierse Londenaar is.