Eenzaamheid was de afgelopen tijd nogal een thema. Maar liefst 37 procent van alle Nederlanders zei zich het afgelopen jaar eenzaam te voelen. Bijna driekwart van de jongeren gaf aan dat de pandemie, die mensen aan huis kluisterde en een eind maakte aan al het vertier, tot extra eenzaamheid had geleid.
Het eind daarvan is nu gelukkig in zicht. Daarbij is dit weekend een grootse, internationale gebeurtenis afgetrapt die bij uitstek tot verbroedering en gemeenschapszin zou moeten leiden: het EK voetbal.
Videos by VICE
De ‘oranjekoorts’ is nog militanter en opdringeriger dan normaal, nu er enige beperkingen op de voetbalviering gelden, zoals dat cafés geen schermen mogen neerzetten. Persoonlijk lukt het me nog altijd niet om hem te voelen. Sterker nog: ik heb me het hele jaar nog niet zo eenzaam gevoeld. En hoewel eenzaamheid steeds minder een taboe is, geldt dit niet voor de vervreemding die je kunt voelen als het Nederlands elftal speelt. Wie kritiek heeft op de massahysterie rond het EK en daarin medestanders zoekt, is al snel een zure hater, een plezierbederver, een spelbreker.
Het EK duurt maar een maand, en ik zou natuurlijk nog wat langer binnen kunnen blijven zitten met de gordijnen dicht. Maar daar heb ik helemaal geen zin in. Als je wél van het EK houdt: zoek snel een vlaggetje om mee te zwaaien, ga lekker voetbal kijken en stop met lezen. Het lijkt misschien alsof alles op het internet deze dagen in het teken staat van jouw oranjekoorts, maar dit stuk is voor de mensen die net als ik het EK niet voelen. Tegen hen zou ik willen zeggen: je bent niet alleen.
Het is niet zo dat ik nooit geprobeerd heb om iets te voelen tijdens een groot voetbalevenement. Jarenlang heb ik me afgevraagd waarom ik niet in staat was tot dat sentiment dat er in de uitingsvorm zo simpel en ongecompliceerd uitziet. Talloze keren heb ik vertwijfeld in een kroeg of huiskamer gestaan en gejuicht als de anderen juichten. Ik heb het ongemak weggedronken en hele wedstrijden uitgezeten zonder te zeuren. Ik heb de EK-commercie over me heen laten komen en zelfs nog wel eens een sjaal gekocht. Maar hoe uitbundiger ik brulde voor Holland, hoe leger ik van binnen werd.
Ik hou van oranje, ook dat kan het probleem niet zijn. De kleur kan me zelfs ten diepste ontroeren. Als de middagzon op precies de juiste manier door mijn oranje transparante designstoelen van Philippe Starck schijnt en er vurige lichtvlekken neerdalen, alsof ik word bezocht door de Heilige Geest zelf, bijvoorbeeld. Of als ik getuige ben van het moment dat een rijpe mini-sinaasappel uit het boompje in mijn slaapkamer valt, zich voorzichtig losmakend van een tak om zachtjes in de met aarde gevulde terracotta pot te ploffen. Oranje is voor mij de kleur van zeldzame verwennerij, van het Hermès-logo en de etiketten van Veuve Clicquot.
Tijdens het EK is-ie opeens overal. De goedkope plastic cowboyhoeden, de massa-geproduceerde zonnebrillen en de zweterige sweatshop-shirts geven oranje een aura van banaliteit. Als het voetbal voorbij is, wordt ook de kleur zonder pardon afgedankt door de massa. De oprechte oranjeliefhebber blijft treurig en verslagen achter.
Ook de zogenaamde verbroedering die het EK met zich mee zou brengen is tijdelijk en opportunistisch. Als er geen EK is doen de meeste Nederlanders een beetje schamper over hun afkomst en hun landgenoten, en terecht. Nederland is een fijn land om in te wonen, maar cultureel gezien is het een totale nachtmerrie. De poldergrond is dor, en het stemt me moedeloos als ik denk aan de fenomenen die in dit land succesvol zijn. Mark Rutte, de Albert Heijn, Jan Smit, Radio 538, Giel Beelen, Joop van den Ende, Knorr Wereldgerechten, Suzan en Freek.
Het enige mooie van dit soort Nederlandse ‘cultuur’ is dat je het meestal kunt negeren. Ik kan genieten van de bescherming die de Deltawerken bieden en van de geneugten van de (weliswaar uitgeklede) verzorgingsstaat terwijl ik me tegelijkertijd laaf aan Italiaanse siervoorwerpen, Franse literatuur en Afro-Amerikaanse jazz.
Daar hoef ik me nooit voor te verantwoorden – behalve tijdens het EK. Niemand is geïnteresseerd in de prachtige arthousefilm die je hebt gezien tijdens een glorieuze overwinning van het Nederlands elftal. Zo’n beetje alle mensen, ook de culturele snobs die je normaal gesproken je vrienden noemt, blèren opeens mee met de Snollebollekes. Zelfs de grootste intellectueel doet alsof een teller in de hoek van een televisiescherm de belangrijkste zaak op aarde is. Het taboe op EK-scepsis doet de rest, want daardoor kom je er nooit achter of die interesse in de zoveelste penalty die tijdens een tenenkrommend lange verlenging naast wordt geschoten oprecht is, of dat iedereen alleen maar doet alsof.
Het wordt tijd dat wij stiekeme EK-haters ons uitspreken, er geldt immers nog altijd vrijheid van meningsuiting. We hebben lang genoeg op onze tong gebeten. We hebben genoeg tijd verspild aan het tevergeefs proberen te voelen van vaderlandsliefde en voetbal-enthousiasme. We kennen allemaal het gevoel van leegte in een volle kroeg. Laten we eerlijk zijn: de verbroedering tijdens het EK is een gelegenheidsvriendschap van het platste soort.
Net als wij, net als iedereen, zijn fanatieke Oranjesupporters bang om verlaten te worden en eenzaam te sterven. Ze durven niet simpelweg te zeggen: ik vind er geen hol aan. Liever vervelen ze zich anderhalf uur, totdat het fluitsignaal opluchting en onverschilligheid over de uitslag brengt. In feite is een EK-wedstrijd niet veel meer dan een primitief theaterstuk zonder plot, zonder dialogen, zonder onverwachte wendingen. Iedereen draagt dezelfde kleur, iedereen zuipt veel, en iedereen kijkt schreeuwend naar een scherm. That’s it. En daar is niks mis mee, maar er is óók niks mis met ons.