Fulvio (35) werd geboren binnen de geloofsgemeenschap van de Jehova’s Getuigen. Drie jaar geleden uitte hij zich als homo en werd hij verbannen door zijn familie. Zijn ouders, broers en zussen spreken niet meer met hem.
Deze getuigenis maakt deel uit van Être un homme. Een project gerealiseerd door Michel-Ange Vinti en een productie van Studio Balado.
Videos by VICE
Mijn ouders verlieten Italië en verhuisden naar België voor hun werk. Mijn vader was 30 toen hij mijn moeder ontmoette, zij was 22. Ze ontmoetten elkaar in een religieuze context, op een conventie, een jaarlijkse bijeenkomst van Jehova’s Getuigen. In de jaren die daarop volgden, kregen ze acht kinderen: vier meisjes en vier jongens. Ik ben de zevende.
Ik leefde in een familieverband dat best aangenaam was. Ik groeide op in een religieus gezin met christelijke waarden, die gebaseerd waren op een letterlijke interpretatie van de Bijbel. Centraal stond het idee van een God aan wie men zijn leven moest wijden, samen met het idee van abnegatie en opoffering. Die ideeën hebben mijn persoonlijkheid en mijn karakter gedurende mijn opleiding mee vormgegeven. God stond boven alles, Jehova kwam voor het gezin. Toch twijfelde ik constant aan God, niet aan mijn ouders. Als kind dacht ik voortdurend: “Wat zal Jehova hiervan zeggen, wat zal Jehova daarvan denken? Wat als ik vreemdga, wat als ik met te veel passie naar een jongen kijk?” Die dingen waren totaal ondenkbaar, ik zou alleen Jehova’s gevoelens kwetsen. Alles om God te eren, alles om Hem – en dus ook mezelf – gelukkig te maken. Alleen zo zou ik Armageddon overleven, het gruwelijke eindoordeel van dit kwaadaardige, door de duivel beheerste systeem. Alleen de uitverkorenen, zij die een toegewijd en rechtschapen leven hebben geleid, kunnen door Armageddon gered worden en zo de nieuwe wereld binnengaan. Met dit soort ideeën ben ik opgegroeid.
Ik heb altijd al geweten dat ik op mannen viel, maar ik bleef het ontkennen. Ik wilde er niet aan denken. Dus bleef ik gewoon verder werken, preken en van deur tot deur gaan. Ik hield mezelf bezig met spirituele activiteiten om me te weerhouden van ongezonde gedachten. Ook al beseffen we als volwassen, Jehova’s Getuige dat we homoseksueel zijn, we weigeren eraan toe te geven. We verzinnen excuses als “Ik heb nog nooit seks gehad, dus ik ben geen homo. God wijst mij niet af”.
Volgens de gemeenschap worden wij, homoseksuelen, niet gehaat. Zij zeggen dat Jehova alleen de homoseksualiteit an sich haat. Maar daar schuilt een manipulatief karakter achter: “Het is niet de mens waar we ons op richten, maar het gedrag.” Dat is onzin, uiteindelijk staat homoseksualiteit gelijk aan de homoseksuele persoon. “Homoseksualiteit” haten om te ontkennen dat je homofoob bent, sorry…
Tegen alle verwachtingen in, kwam mijn oudere broer op zijn 22ste uit de kast. Het feit dat hij dat deed, betekende dat hij verbannen zou worden, geëxcommuniceerd. De gemeenschap, d.w.z. de Jehova’s Getuigen, d.w.z. de familie, kan dan niet meer met je spreken. Van de ene dag op de andere mag je de persoon van wie je houdt niet meer zien. Als je die persoon tegenkomt op straat, moet je van trottoir veranderen en zo veel mogelijk contact vermijden. Dat is precies wat er met mijn broer gebeurd is. Ik had de moed niet om voor hem op te komen of hem te helpen. En dat terwijl ik me persoonlijk in het heetst van de strijd bevond. Ik zei dat hij er doorheen zou komen als hij tot God zou bidden, dat Hij hem opnieuw kracht zou kunnen geven. Ik was oprecht, ik meende wat ik zei. Toen ik mijn eigen broer moest afwijzen, dacht ik na over wat er met mijzelf zou gebeuren.
Mijn ouders adoreerden mijn broer, dus ik zag hen langzaamaan wegkwijnen. Mijn vader werd een andere man, veel minder compromisloos, veel meer liefdevol. Ik zag de pijn van mijn ouders. Het was moeilijk om mijn moeder voortdurend te zien huilen, maar ook mijn vader verstopte zich in de garage om te huilen. Daarom ben ik gebleven. Ik wilde hen niet zien lijden. Ik zei tegen mezelf dat ze het niet zouden overleven, als ik hetzelfde zou doen.
“Ik begon stilaan trots te worden op het feit dat ik homo ben.”
Ik heb nog een paar jaar met het trauma geleefd waarin ik oprecht geloofde dat mijn coming out voor mijn ouders het einde zou betekenen. Ik besloot om al die dingen naast mij neer te leggen en het geluk van mijn ouders voorop te stellen, voor dat van mezelf. En dus was ik ongelukkig, maar ik was het wel met vrienden. Ik had plezier. Al begon ik grote, vooral financiële fouten te maken. Ik probeerde de leemte op te vullen met dwangmatige aankopen. Het was pure zelfkastijding.
Op mijn 27ste ontdekte ik seks en ik zag meteen dat het goed was. Plots begreep ik waarom er frustraties waren binnen de gemeenschap van de Jehova’s Getuigen. Ik zag frustraties binnen relaties, maar ik had mijn booty calls. Ik vond de scholing die we kregen niet meer goed. “Hun leven is gewoon klote”, zei ik tegen mezelf. Ik, die tegen alle religieuze dogma’s inging, voelde me vrij. Die vrijheid was het begin van mijn emancipatie.
Ik beperkte mezelf tot booty calls omdat ik bang was om raar aangekeken te worden of perongeluk een Jehova’s getuige tegen het lijf te lopen. Ik heb nooit een homobar in Luik bezocht omdat ik alleen uitging in Brussel. Ik bevond mezelf onder de mensen en ontmoette andere homo’s. Zij zagen dat ik helemaal gestresseerd was en hadden medelijden met mij. Het was ondraaglijk en is nog een hele tijd zo doorgegaan. Ik zei tegen mezelf dat ik moest stoppen met zo te denken, dat ik moest beginnen met leven.
Ik wilde een getrouwd leven. Dat is het beeld waarmee ik ben opgegroeid. Mijn ouders trouwden, mijn broer trouwde… Maar ik wist dat dit nooit zou gebeuren als ik niet uit de kast zou komen. Niemand zou mij en mijn paranoia accepteren. Ik zette mezelf in de schoenen van potentiële partners en zei tegen mezelf dat ik hen dat niet kon aandoen. Tot ik opnieuw contact kreeg met mijn broer: ik ging naar hem thuis en hij ontving me alsof we elkaar nooit uit het oog waren verloren. Ik moest hem zien, om zelf te kunnen zien dat hij gelukkig was. Ik vertelde dat ik homo ben en bleef daarna een hele tijd met hem afspreken, tot mijn ouders erachter kwamen. Ze vroegen zich af wat er met mij zou gebeuren. Was dit misschien het begin van het einde? Mijn ouders probeerden me een tijdje te overtuigen om niet meer met mijn broer af te spreken, maar dat was niet aan de orde. Ik begon stilaan trots te worden op het feit dat ik homo ben.
Op een dag vertrok ik op vakantie naar Spanje met andere Jehova’s Getuigen, waarmee ik goed overeenkwam. Daar werd ik voor het eerst verliefd, en dat gevoel was wederzijds. Ik had al een paar avontuurtjes gehad, maar nu werd ik voor het eerst écht verliefd. Maar als je echt verliefd bent, verander je als persoon. Je bent niet meer dezelfde. Mijn vrienden zagen dat ik niet meer dezelfde Fulvio was. Ik bleef maar aan die kerel denken. Tot hij me vroeg om naar Madrid te verhuizen en bij hem in te trekken. Mijn kleine zusje, met wie ik samen op vakantie was, las zonder mijn toestemming onze gesprekken op WhatsApp. Ze wist dus dat ik met hem mee wilde gaan. Voor mij was dit de druppel, hier stopte het verhaal.
Op dit moment besloot ik afstand te nemen van de Jehova’s Getuigen. Ik wilde zelfs mijn naam niet meer in hun register. Ik schreef een brief en stuurde die naar het hoofdkantoor. De dag nadien kwamen mijn ouders me opzoeken, ze zeiden dat ik de getrouwe en beleidvolle slaaf – het denkende hoofd van Jehova’s Getuigen – moest geloven. Ik heb de discussie niet eens toegelaten. Ik herinnerde mijn ouders eraan dat ze vroeger katholiek waren en zich bekeerd hebben tot de Jehova’s Getuigen. Ik herinnerde mijn vader eraan dat zijn eigen vader hem had afgewezen toen hij Jehova’s Getuige was geworden. En dat hij nu hetzelfde deed met zijn zoon. Intussen heb ik mijn familie drie jaar niet meer gezien.
Volg VICE België en VICE Nederland ook op Instagram.