Overleden beesten, ingewanden en de geur van mottenballen: een dagje met professionele dierenopzetters

Ik associeer opgezette dieren met bed & breakfasts in Oostenrijk. Daar overnachtte ik samen met mijn ouders en broer terwijl we op weg waren naar onze vakantiebestemming. De wc sloeg ik ‘s nachts over, omdat de kolossale koppen van everzwijnen die aan de muur hingen me angst aanjoegen. Maar het beeld dat opgezette dieren bij het neoklassieke interieur van grote landhuizen horen klopt al jaren niet meer. Een geprepareerd dier in je huis is namelijk de laatste jaren steeds populairder onder jonge mensen. Van vlinders aan de wand tot een fazant in de hoek van de kamer – mensen willen de natuur in huis.

Als ik aan opgezette dieren denk doemen er een hele hoop vragen bij me op. Namelijk: hoe zet je in hemelsnaam een dier op? Is dat niet een hele onsmakelijke, bloederige klus? Waar komen die beesten eigenlijk vandaan? En wie zijn de mensen die dit grillige werk doen?

Na wat onderzoek kom ik erachter dat de Museumwinkel in Nijmegen gespecialiseerd is in het opzetten van dieren en het verkopen ervan. De preparateurs van de Museumwinkel zijn in november nog in de prijzen gevallen tijdens het NK prepareren in Leeuwarden. Ik besluit een dagje langs te gaan bij Sophie Kiela (28) die op het NK in de prijzen viel voor het prepareren van de mooiste vogels. Ze werkt al ruim tien jaar als preparateur. Sinds een aantal jaar werkt ze in de Museumwinkel.

Ik verwacht dat het een behoorlijk grimmig dagje wordt tussen de dode beesten. Maar zodra we binnenkomen, zie ik een opgezet hondje op de bank zitten, vlinders met prachtige, felle kleuren aan de muur hangen en de radio staat aan. Ik voel me gelijk thuis. We krijgen een kopje koffie en worden naar de werkplaats gebracht, achterin de winkel.

Videos by VICE

Sophie prepareert een ekster.

Ook daar krijgen we een warm welkom. Op de achtergrond staat happy hardcore-klassieker Flying High van Captain Hollywood Project op terwijl ik Sophie geconcentreerd bezig zie met het prepareren van een vogel. Ook haar andere twee collega’s zijn flink aan het werk: ze prepareren een vogel en een pauw. Een derde collega zegt me vrolijk gedag, met een poolvos in zijn ene hand en een kopje koffie in de andere.

De geur in de werkplaats is vreemd. Het ruikt niet naar dood dier, zoals je zou verwachten, maar naar een soort gif. Het doet me denken aan terpentine, maar het blijken mottenballen te zijn. Ze bewaren alle losse veren daarin, bijvoorbeeld van fazanten en pauwen, zodat er geen motten op afkomen – motten vinden die veren namelijk heerlijk. Niemand ziet eruit alsof-ie er last van heeft, dus ik verman me en neurie maar een beetje mee op de muziek.

De ingewanden zijn eruit gehaald, en vervangen door schuim.

Sophie is hartstikke vrolijk, en laat me zien hoe ze de huid van de ekster eraf heeft gehaald. Dit is een gepassioneerde vrouw, dat merk ik meteen. We zijn al een paar stappen vooruit in het proces, want de ingewanden zijn al vervangen door isolatiepur – een soort schuim. “Eerst snijden we de huid er netjes af, dan maken we de huid schoon en vetvrij. Vervolgens wordt de huid gelooid – een speciale werkwijze om te zorgen dat de huid van leer wordt en daardoor goed houdbaar blijft – en dan wassen we de huid in bad.”

Ze werken alleen met dieren die pas net (op een natuurlijke manier) zijn overleden, vertelt Sophie me. Hierdoor vallen de veren er niet zomaar af, omdat de dieren nog ‘vers’ zijn. Dieren die speciaal zijn geslacht om op te zetten, nemen ze niet aan.

Ik had een bloederige bende verwacht, maar dat valt me alleszins mee. “Het bloed is allang gestold. Bovendien zijn de ingewanden omhuld door vlies en halen we dit er in zijn geheel uit. Bloed komt er niet bij kijken. We snijden alleen de huid eraf.”

Sophie met een stel opgezette vlinders.

Waar laat je dan in godsnaam dat hompje darmen? “We verzamelen alle ingewanden in een vriezer en dat wordt eens in de zoveel tijd opgehaald en vernietigd. Soms eten we het op. Ik heb in het verleden weleens een fazant, pauw en eekhoorn gegeten. Als je weet dat een dier is aangereden, en niet ziek was, dan vind ik het zonde om het zomaar weg te gooien. Maar het is ook weer niet zo dat we de hele tijd alles opeten. Het gebeurt af en toe.

De preparateurs hoeven niet lang te wachten op een geradbraakt beest. Meestal worden er dieren binnengebracht die ergens zijn gevonden. “Deze ekster is bijvoorbeeld gevonden door iemand langs de weg. Die heeft het vogeltje vervolgens hierheen gebracht. We vriezen de dieren gelijk in zodat ze intact blijven,” vertelt Sophie. Het kan ook zijn dat er huisdieren worden binnengebracht, die dan in opdracht worden geprepareerd.

Hier wordt een ooievaar gevild.

Ik ben erg benieuwd naar de vriezer waar alle dierenlijken liggen te verkleumen, wachtend op een nieuwe binnenkant. We lopen naar het gekoelde mortuarium en ik vraag aan Sophie hoe ze ooit op het idee is gekomen om van overleden dieren een kunstwerkje te maken. “Vanaf dat ik kon lopen, nam ik al dieren mee naar huis,” vertelt ze, “ik trok ze uit elkaar om te onderzoeken hoe ze er vanbinnen uitzagen. Ik woonde naast een natuurgebied dus als ik een dode haas vond, was het kassa! Het zit gewoon in m’n bloed.

Haar ouders snapten het niet helemaal, want wat moest ze met al die dode dieren? “Ik vond het mooi om te zien hoe een dier in elkaar zit en hoe ik er daarna bijvoorbeeld een kleedje van kon maken.” Op haar zeventiende gaat ze in leer bij een preparateur in Nijmegen en sindsdien voert ze fervent haar beroep uit. “Ik krijg er een kick van om te ontdekken wat er allemaal te zien is, hoe het werkt, en ik houd gewoon heel erg van de natuur.” Ik knik. Het klinkt heel logisch. Ik verzamelde vroeger ook dieren, alleen wilde ik er liever voor zorgen in plaats van ontleden.

Sophie laat me een ingevroren vogeltje zien.

Bij de vriezer laat ze me een mooi, blauw vogeltje zien. Het beestje is doodgevroren door de sneeuw van de afgelopen tijd. Ook liggen er hamsters en uilen in. Terwijl we het zachte vogeltje aaien, vraag ik me af of het eigenlijk wel hygiënisch is, om zo’n wilde vacht te aaien. Maar het kan geen kwaad. “Zolang je je vingers daarna maar niet in je mond stopt,” stelt Sophie me gerust.

Vervolgens laat Sophie me de ‘looiton’ zien. Dat is een soort wastrommel vol zout en zuur waarin, bijvoorbeeld, kattenhuiden worden gelegd, om alle bacteriën te doden. In dit proces wordt het leer. Ze haalt een kat tevoorschijn uit de looiton. Er hangt een zware, penetrante lucht die op je longen slaat.

Sophie haalt de huid van een poesje uit de looiton, en keert het binnenste buiten, zodat we het kopje kunnen zien.

De preparateurs krijgen vaak opvallende verzoeken. Zo wilde een eigenaar de ingewanden van zijn hond terug, op sterk water. Iemand anders wilde zijn kat getransformeerd zien als robot met wieltjes eronder en een camerasysteem erin. “Dit beroep trekt wel aparte mensen. Ik prepareer liever uit respect voor het dier en de natuur, maar we gaan wel serieus in op zulke verzoeken.”

Ik wil graag de rest van de winkel zien. We verlaten de werkplaats waar ondertussen een paar frisgewassen dooie dieren flink worden verwend met de warme lucht van een föhn.

Sophie laat me het hondje zien dat op de bank ligt en me al opviel toen we de winkel binnen liepen. “De eigenaar kwam op een donderdagavond aan met dit hondje. Ze wilde hem aan ons schenken, want ze vond het zonde om het beest te cremeren of in de grond te stoppen. Maar ze hoefde de hond ook weer niet zelf te houden. We moesten alleen een foto sturen met het eindresultaat.”

Op de bank met het hondje.

Terwijl Sophie ons een rondleiding geeft langs een zebra, een nijlpaard, bevers en een paard vertelt ze over die keer dat het eens flink is misgegaan met het prepareren van een beest. “Ik stond op mijn balkon – ik had toen nog geen werkplaats – een stinkdierenjong te villen. Tijdens het snijden raakte ik per ongeluk een anaalklier. Er kwam een vloeistof en een behoorlijke stank uit. Twee weken lang hing er een lucht van stinkdier om me heen. Ik zorg dat ik nu nooit meer in de buurt van een anus kom.

Inmiddels zijn we beland in het drooghok, waar de dieren staan vlak voordat ze de winkel in kunnen. Ik schrik van een kat die me aanstaart vanaf een tak. Een verzoekje van de eigenaar. Sommige dieren hebben lugubere naalden in hun hoofd zitten, maar dat doen ze zodat de huid bij de ooghoeken niet omhoog gaat staan tijdens de laatste fase: het droogproces.

Een hondje dat ligt te drogen.

We gaan nog even terug naar de werkplaats. Intussen merk ik dat mijn maag het steeds minder trekt, niet vanwege de dode dieren, maar vanwege de onuitstaanbare lucht van mottenballen. Sophie gaat weer verder aan haar eksterproject, dat hoort bij de voorbereidingen van het EK prepareren in februari in Oostenrijk. Daarnaast heeft ze nog genoeg werk aan de dieren die op haar liggen te wachten.

Ik ben onder de indruk van de kennis en vaardigheid die er komt kijken bij het prepareren van een dier. De volgende keer dat ik een Oostenrijkse bed & breakfast ben, zal ik niet wegrennen bij het aanzicht van de kolossale kop van een everzwijn, maar juist even kijken naar het kunstwerk. Want dat heb ik wel geleerd vandaag: prepareren is geen bloederig taakje, maar een intensieve kunstvorm dat wordt gedaan door een stel gepassioneerde mensen.