FYI.

This story is over 5 years old.

Identiteit

Onze koopziekte veroorzaakt idioot veel afval waar we nooit meer vanaf komen

Afval is van alle tijden. Het soort afval dat we tegenwoordig produceren, is dat echter niet.
Afbeelding van djedj via Pixabay
Afbeelding van djedj via Pixabay 

Lisa Doeland (35) is filosoof, en samen met twee collega-filosofen schreef ze essays over de sporen die een luxe levensstijl en groeiende welvaart achterlaten, maar waar we liever onze ogen voor sluiten. In de bundel Onszelf voorbij. Kijken naar wat we liever niet zien vind je het essay van Lisa over afval en vuilnis, en hieronder – in iets aangepaste vorm – lees je alvast een deel daarvan. Vanaf morgen, dinsdag 20 maart, kun je de bundel kopen.

Advertentie

Naomi Jacobs, Lisa Doeland en Elize de Mul – foto van Valerie Granberg

De schaduwzijde van onze verlangens
Over afval en andere spoken Vroeger was mijn prullenbak een zwart gat waarin dingen verdwenen. Hup, de deksel open en weg was het. Opgeruimd stond netjes. Tegenwoordig heb ik er vier (plastic, papier, glas en restafval, want in de stad waar ik woon doen we niet aan biobakken) en zelfs dat is niet genoeg. In mijn huis slingeren verschillende tasjes en bakjes rond met daarin dingen waarvan ik niet weet wat ik ermee moet. Opruimen is een stuk in­gewikkelder geworden. Regelmatig sta ik vertwijfeld met iets in handen. Zoals onlangs met de badge van een congres. Het papiertje met mijn naam erop was makkelijk, dat kon bij het oud papier. Met een beetje gepruts kon ik het plastic omhulsel bevrijden uit de greep van het ijzeren klipje. Bij het plastic afval. Maar het klipje dan? Bah. Met een zwaar gemoed deed ik toch maar weer het deksel van mijn prullenbak open – restafval. De rest waarvan eigenlijk?

(…)

Wat maakt afval tot afval? Wat heeft een opengescheurde envelop gemeen met een gebruikt condoom? Een bananenschil met melk die over de datum is? En moet er een onderscheid gemaakt worden tussen afval en vuil, vuilnis, rotzooi en troep? John Scanlan stelt in On Garbage (2005) dat het moeilijk is om de vinger te legen op wat afval precies is, omdat het verwijst naar wat hij het ‘excrement van betekenis zelf’ noemt. Afval is dat wat zich niet in theorie of begrippen laat vatten, het is wat overblijft wanneer we ergens chocola van gemaakt hebben.

Advertentie

Wat maakt afval tot afval? Wat heeft een opengescheurde envelop gemeen met een gebruikt condoom?

In die zin is afval een containerbegrip, het verwijst in verschillende tijden naar verschillende dingen. Wat onveranderd blijft, is dat het steeds betrekking heeft op dingen, mensen en activiteiten die afgescheiden of verwijderd zijn, of waardeloos geworden zijn. Wat we afval noemen, is steeds het resultaat van een scheiding van het gewilde van het niet-gewilde, het waardevolle van het waardeloze, het betekenisvolle van het betekenisloze.

Afval is van alle tijden. Het soort afval dat we tegenwoordig produceren, is dat echter niet. Ik denk dat het, zoals ook Greg Kennedy betoogt in An Ontology of Trash. The Disposable and Its Problematic Nature (2007), daarom zinvol is om onderscheid te maken tussen ‘gewoon’ afval en modern afval. Laten we de dingen die we tegenwoordig in de prullenbak gooien ‘vuilnis’ noemen.

Met vuilnis is meer aan de hand. Met de industrialisering en de opkomst van de consumptiemaatschappij heeft een fundamentele omslag plaatsgevonden, waardoor vuilnis een wezenlijk onderdeel van de productiecyclus is geworden. Om die cyclus draaiende te houden, is het van belang dat we voortdurend dingen aanschaffen en ons er vervolgens weer van ontdoen. We gooien onze spullen niet weg omdat ze nutteloos, kapot of waardeloos geworden zijn, maar omdat ons steeds iets nieuwers, beters, mooiers, modieuzers voorgeschoteld wordt dat we móéten hebben, en dat wat we al hadden obsoleet maakt. Anders dan bij afval, ligt in vuilnis de waardeloosheid al besloten. Dingen worden immers niet gemaakt om de tand des tijds te doorstaan, maar om binnen afzienbare tijd door andere dingen vervangen te worden. En dat zien we liever niet in.

Advertentie

De Amerikaanse historica Susan Strasser duidt de genoemde omslag als die van de maak­ naar de koopcultuur. In Waste and Want. A Social History of Trash(1999) laat zij zien dat er met de afname van de handwerkcultuur en de opkomst van het consumentisme een fundamentele verschuiving heeft plaatsgevonden in onze omgang met afval. Ook vóór de twintigste eeuw was er afval, maar de vodden, botten en etensresten werden zo veel mogelijk hergebruikt. Oude jurken werden schoonmaakdoeken, botten werden gelatine en etensresten verdwenen in de soep.

Ook dit systeem was natuurlijk niet sluitend, maar de industrialisatie en daaropvolgende opgang van de koopcultuur hebben dit cyclische karakter behoorlijk uit het lood geslagen. Waar restjes voorheen opnieuw in de cyclus werden opgenomen, worden ze er nu direct uitgewerkt – we hebben geen idee meer wat we ermee moeten en we hebben eigenlijk ook geen zin om daarover na te denken. Het is zoveel gedoe. Er zijn geen voddenmannen en schillenboeren meer die raad weten met onze overblijfselen, noch pannenlappers en scharensliepen die steeds weer iets van onze huisraad weten te maken. Sokken worden nog maar zelden gestopt en liever dan onze kleding te verstellen, kopen we iets nieuws. Er wordt – kortom – weinig handwerk meer verricht.

Prettig misschien dat we dat allemaal niet meer hoeven te doen, maar Strasser legt fijntjes de vinger op het probleem van de afname van handwerk. Want gooi je een jurk van Primark niet veel makkelijker weg dan een jurk die je moeder maakte?

Advertentie

In onze wegwerpmaatschappij worden we uitgenodigd om niet na te denken over waar de spullen waarmee we ons omringen vandaan komen, of waar ze naartoe gaan zodra wij er klaar mee zijn.

De weg van de kassa naar de prullenbak is vaak schrikbarend kort. Ik liet me in een speelgoedwinkel eens verleiden tot de aankoop van een diadeem met daarbij een paar oorbellen en een ring. Van plastic, uiteraard. Naar later bleek materiaal van het breekbaarste soort. Meer dan een diadeem met toebehoren, kocht ik een idee: dat mijn dochter een mooie prinses was. Meer ook dan de inhoud, kocht ik de verpakking.

Branding is de droom en packaging zijn vervulling. Het glom en blonk, het beloofde van alles. En dus was het extra vervelend dat die ene oorbel meteen kapotging toen ik ’m uit de verpakking lospeuterde. ‘Maar die kun je toch maken, mama?’ Nee. ‘Sorry lieverd, dit kan ik niet maken.’ Al ben ik nog zo handig, al word ik zo inventief als een achttiende-eeuwse huisvrouw, die oorbel was nooit voor gebruik gemaakt en kon, eenmaal kapot, geen doel meer dienen.

(…)

Die oorbel, wat ís dat voor ding? Hoe kan het dat we dingen maken die niets anders doen dan even ons verlangen opwekken – hebben! hebben! –, waarna we ze in no time weer uit ons leven bannen? Hoe kunnen dingen hun waarde zo snel verliezen? Terug naar het door Kennedy geïntroduceerde onderscheid tussen afval en vuilnis. Afval confronteert ons met de vergankelijkheid van het bestaan, schrijft hij. Het is het overblijfsel van iets wat nuttig was, iets wat we nodig hadden voor ons voortbestaan – voedsel, kleding, behuizing. Vuilnis (als het noodzakelijke eindstadium van consumptieartikelen) daarentegen heeft niets van doen met deze levensvoorwaarden, maar is gericht op lifestyle. Maak het jezelf makkelijk! Koop een magnetronmaaltijd, gebruik een Kleenex, haal een kopje koffie onderweg! Het wegwerpbare appelleert aan het zorgeloze.

In onze wegwerpmaatschappij worden we uitgenodigd om niet na te denken over waar de spullen waarmee we ons omringen vandaan komen, of waar ze naartoe gaan zodra wij er klaar mee zijn. Het gevolg van dat gebrek aan zorg en aandacht: vuilnis. Hoewel we onze nucleaire troep proberen weg te stoppen op plekken waar – hopelijk – nooit iemand meer zal komen en we ons ‘restafval’ onder de grond stoppen of verbranden, keert het steeds terug. Niet direct, maar via vreemde omwegen, zoals de plasticsoep, die langzaam bezit neemt van de oceanen, van vissen, en uiteindelijk in microscopisch kleine deeltjes ook van onze lichamen, en het weglekken van nucleair afval, dat vast eens gaat gebeuren in de decennia of zelfs millennia die het duurt voor de radioactiviteit is afgenomen. Juist door dingen als ongewenst, vies en vuil aan te merken en uit te bannen, door dingen tot afval te maken en te proberen ze buiten de deur te houden, raken we er – letterlijk – van doordrongen.