Santo Tomás is de hoofdstad van de provincie Chumbivilcas in de Peruaanse Andes, 4000 meter boven de zeespiegel. Er wonen zo’n 8000 mensen in het dorp, plus een paar honderd mensen in omliggende buurtschappen, en het is zo afgelegen dat er haast geen overheid aanwezig lijkt te zijn. De mensen die er wonen zijn onderdeel van de inheemse bevolking en spreken Quechua, de meest gesproken pre-koloniale taal in Zuid-Amerika. Het gebied staat ook bekend om diens langdurige verzet tegen het bewind van de hoofdstad en het herveroveren van de rechten en tradities van de inheemse bewoners.
Santo Tomás heeft welgeteld drie politieagenten. De dichtstbijzijnde rechtbank is een moordende 12 uur rijden en de Chumbivilcano’s hebben geld noch tijd om aan rechtszaken te verspillen. Mensen krijgen daarom eens per jaar, tussen 24 en 26 december, de kans om uitstaande meningsverschillen op een eigenaardige manier op te lossen – door in een publieke arena te vechten, terwijl hun gemeenschap ze toejuicht.
Videos by VICE
Deze traditie heet Takanakuy – in het Quechua betekent takay “vechten” en naku “wederzijds, met elkaar”. Het doel van de traditie is om het nieuwe jaar met een schone lei te beginnen, dus elk gevecht begint en eindigt met een omhelzing. De gevechten zijn onderdeel van een groter festival waarbij er ook dagenlang wordt gedronken, door de straten wordt geparadeerd en op Huaylia wordt gedanst, een inheems muziekgenre dat over thema’s van vrijheid en verzet tegen koloniale machten gaat.
Het is onduidelijk hoe het festival is ontstaan. Sommigen zeggen dat het van inheemse rituele tradities komt; anderen denken dat het is ontstaan tijdens de Spaanse invasie in de 16de eeuw, toen de oorspronkelijke bewoners en de kolonisten regelmatig in conflict raakten. Soortgelijke vecht-festivals bestaan ook in andere gebieden in de Peruaanse en Boliviaanse Andes, maar vinden niet rond kerst plaats.
Ondanks de gewelddadige ondertonen voelt het festival wel echt feestelijk aan. Er is eten, veel alcohol, en mensen trekken allemaal traditionele kledij aan. Als iedereen in een goede stemming is gekomen vormen de dorpelingen een grote cirkel om mensen één-op-één gevechten te zien houden. De toeschouwers juichen bij elke beweging van de vechters, die rond de hele arena stofwolken opwerpen.
Schoppen, klappen en vuistslagen zijn toegestaan, maar bijten, aan het haar trekken en iemand slaan wanneer die op de grond ligt, niet. De vechters mogen hun tegenstanders ook niet vastgrijpen. De arena staat vol met scheidsrechters die zwepen hanteren en ingrijpen als dingen te heftig worden – zowel tussen de vechters als bij het publiek.
“De Chumbivilcano’s zijn het gewend om tegen de elementen te moeten strijden,” zegt Victor, een van de vechters. “Ons bloed kookt, vechten geeft je een gevoel van voldoening.” Het vergt kracht om in deze hooggelegen en afgelegen omgeving te werken en te leven, en de bewoners bereiden zich er al van kinds af aan op voor. Door aan de gevechten mee te doen kun je bewijzen dat je betrouwbaar bent en klaar staat om jezelf en je dierbaren tegen onrecht – gestolen liefdes, schapen, voedsel – en dagelijkse ontberingen te beschermen.
Op de dag dat Takanakuy plaatsvindt vervliegt alle sociale status. De baas vecht tegen zijn werknemer, de ober tegen de winkelier, de zussen met elkaar. Mensen van alle leeftijden – van kleine kinderen tot oude mensen – en van elk geslacht mogen meedoen. In de afgelopen paar jaar zijn vrouwen ook mee gaan vechten, en hoewel niet iedereen er even blij mee is, is het vrij gebruikelijk.
Een andere belangrijke regel van Takanakuy is dat er geen winnaar is. In de cirkel kunnen mensen hun opgebouwde spanning afreageren, maar er wordt geen beslissing gemaakt over wie er gelijk heeft. Het staat iedereen vrij om het gevecht op zijn eigen manier te interpreteren – als overwinning, catharsis of wraak.
Scroll naar beneden om meer foto’s te zien:
Dit artikel verscheen oorspronkelijk op VICE France.
Volg VICE België en VICE Nederland ook op Instagram.