De kustlijn van Corsica
Als je nog nooit op Corsica bent geweest, zou je er echt eens naartoe moeten. Het eiland voor de Italiaanse kust is een pareltje: het wemelt er van de besneeuwde bergen en pittoreske stadjes en wordt omkranst door gouden stranden. Een paar maanden per jaar kun je er ’s ochtends skiën en ’s middags aan het strand zonnebaden. Een waarlijk paradijs dus, zeker als je die specifieke temperatuurswisselingen psychische en lichamelijk aankan. Maar misschien is bijzonderste wel dat Corsica het bruisende moordcentrum van Europa is.
Videos by VICE
Vorig jaar ging ik op het eiland op zoek naar de fameuze Corsicaanse voorliefde voor geweld. Een week voor ik zou landen begon het al goed: twee prominente Corsicanen – een advocaat genaamd Antoine Sollacaro en Jacques Nasser, hoofd van de Kamer van Koophandel – werden doodgeschoten. Op Corsica wilde ik uitzoeken wie dit had gedaan (en een film maken over hoe ik de dader probeer te vinden). Moord is niet bepaald voorpaginanieuws op Corsica: sinds 2008 zijn er meer dan 110 moorden gepleegd, waarvan de meeste in maffiasferen. “Aan het begin van deze week dachten we ineens: wat gek – er is nog niemand vermoord,” vertelde Gilles Millet, een lokale journalist. “Deze maatschappij is doordrenkt met de dood. Je belt een keertje iemand op om af te spreken en negen van de tien keer zeggen ze, ‘ik kan niet. Ik moet naar een begrafenis.’ De dood is een belangrijk onderdeel van het dagelijks leven op Corsica.”
Ik vroeg aan Gilles wie er volgens hem achter de moord op Sollacaro en Nasser zat. “Normaal gesproken weten we wel zo’n beetje wie het gedaan heeft, maar bij Sollacaro en Nasser weten we het niet,” antwoordde hij. “En ondanks dat de identiteit van de daders meestal publiek geheim is, zijn er sinds 2008 maar vier veroordelingen geweest – uit 110 moorden. Er heerst hier een enorme zwijgcultuur. Niemand spreekt – deels uit angst, deels omdat het gewoon not done is.”
De maffia heeft veel macht op het eiland en vetes tussen clans of families zijn hier heel normaal. Bepaalde families strijden al jaren oog om oog, tand om tand – en het is niet ondenkbaar dat Sollacaro of Nasser daar op de een of andere manier bij betrokken zijn geraakt. Maar er is ook nog een andere verdachte in beeld: de nationalistische beweging.
De FLNC
Het eiland is door de eeuwen heen in verschillende handen geweest en is geregeerd door Genua, Frankrijk, Engeland en de Corsicanen zelf. Op dit moment zijn de Fransen aan de macht, maar daar zijn niet veel mensen erg blij mee. In de jaren zeventig werd het Fronte di Liberazione Naziunale Corsu (FLNC) opgericht. Zij wilden zo graag laten zien dat ze het niet eens waren met de Franse macht, dat ze regelmatig bommen op het vaste land van Frankrijk hebben laten afgaan.
De groep vermoordde in 1998 de hoogst geplaatste Franse overheidsfunctionaris Claude Erignac. Door strijd binnenin de organisatie en succesvolle operaties van de Franse veiligheidsdienst laat de FLNC sindsdien minder van zich horen. Nu blazen ze alleen her en der nog een vakantiehuis van rijke buitenlanders op. Ze stellen dat ze deze sporadische explosieve campagnes voeren om het milieu te beschermen en om te voorkomen dat het eiland in niets meer dan een vakantieoord verandert.
Paul François Scarbonchi, voormalig burgemeester van Cuttolli.
“Als er problemen zijn die niet via een bestaande democratische weg opgelost kunnen worden, hebben mensen – alle mensen – het recht om naar geweld te grijpen,” legde voormalig burgemeester Paul François Scarbonchi van het pittoreske bergdorpje Cuttoli me uit.
“Dus u veroordeelt het geweld niet?” vroeg ik.
“Nee.” Hij schudde zijn hoofd. “Als mensen in de put zitten, hebben ze geen andere manier om te zorgen dat ze gehoord worden.”
Ik heb even heel veel moeite om een andere plaats op de wereld te bedenken waar een gekozen burgemeester niet eens zijn best doet om lokale bomaanslagen te veroordelen, en ik kom er gewoon niet op.
Het was al donker toen we weggingen bij het kantoor van de burgemeester – dat meer op een jagershuisje leek dan op een werkruimte. Op straat hing een man uit zijn raam een sigaret te roken. Hij nodigde ons binnen uit, waar hij een paar glazen en een fles whisky op tafel toverde. Aan de muur hing een rek jachtgeweren als decor. Ik vroeg aan hem wat hij ervan vond dat er zoveel vakantiehuizen opgeblazen worden.
“Ach, daar doen we goed werk,” antwoordde hij.
“Wat? U blaast ze op?” vroeg ik.
“Nee, ik niet,” zei hij. “Ik heb het over ons, Corsicanen.” Tijdens mijn hele verblijf op het eiland heb ik niet één persoon kunnen vinden die zich tegen de bomaanslagen uitsprak.
Vincente Cucchi
De volgende dag reden we over slingerende bergweggetjes, langs onbedorven bossen en een schitterende kustlijn richting het zuiden. We spraken naast een beschutte kerk op het zuidelijkste puntje van het eiland met Vincente Cucchi, een van de prominentste milieuactivisten van Corsica. Zij – een milieuactivist – zou in zo’n sereen landschap toch wel een alternatief hebben voor het geweld.
“Ik kan niet ontkennen dat de nationalistische beweging een rol heeft gespeeld in de bescherming van de zee en kustlijn,” zei ze. “Projectontwikkelaars waren te bang om te bouwen, omdat hun gebouwen waarschijnlijk opgeblazen zouden worden.”
“Dus je keurt het geweld niet af?” waagde ik.
“Nee, we hoeven het niet af te keuren. Geweld is een onderdeel van het leven hier. Het is onderdeel van wie we zijn. En de milieubeweging hier moet erkennen dat de bomaanslagen een positief effect op het milieu hebben gehad.”
De overgrote meerderheid van de Corsicanen is het met Vincente eens. Ze willen niet dat hun eiland verpest wordt door megahotels of vakantiehuizen die alleen rijke buitenlanders kunnen betalen. Ze willen niet dat projectontwikkelaars stukken land opkopen en bomen neerhalen. Ze willen dat hun eiland blijft zoals het is, zoals ze het altijd gekend hebben.
“Je kan rondlopen zonder dat je ook maar iemand tegenkomt,” legt Vincente uit. “Je kan bergen beklimmen, je kan zwemmen. Je hebt hier echte vrijheid. We willen dat het hier zo natuurlijk als het maar kan blijft en we willen naar de natuur kunnen zonder daarvoor te moeten betalen.”
Ik veronderstel dat het bombarderen van leegstaande woningen beter te begrijpen valt dan het omleggen van publieke figuren. Ik vraag me toch af: wat nou als er op Corsica geen geweldscultuur had geheerst? Was het eiland dan ook een soort Ibiza of Zakynthos geworden – een pittoresk eiland verpest door plunderende toeristen?
Een gebombardeerd vakantiehuis
Maar er zijn ook een extremere voorbeelden. Zo hoorde ik een verhaal over een Corsicaans-Algerijnse rapper die een videoclip op YouTube had geplaatst waarin een Algerijnse vlag te zien was. Een week later werd zijn auto opgeblazen. Islamitische gebedsruimten zijn ook in brand gestoken, puur om het feit dat het islamitische gebedsruimten waren. En ook bij deze daden was het lastig om een Corsicaan te vinden die ze veroordeelde.
In de stad Ajaccio hadden we afgesproken met een Corsicaanse politieman. Hij kwam gekleed in jeans en een zwart glanzend leren jack, en vertelde dat er net een Arabische bar was opgeblazen. “Ik wil het niet goedpraten,” zei hij, “maar dat soort bars kunnen heel luidruchtig zijn. Er gebeuren daar heel ‘speciale’ dingen.” Wat die ‘speciale’ dingen dan precies waren, wilde hij niet uitleggen. Hij vervolgde: “Als de staat ons niet genoeg middelen geeft, hebben Corsicanen de neiging om zelf maatregelen te treffen.”
Hij mocht het dan niet hebben willen goedpraten, maar het leek er sterk op dat hij dat stiekem toch aan het doen was. Deze politieman was duidelijk op de eerste plaats Corsicaan, daarna pas politieagent. Het hele eiland begon steeds meer te lijken op dat Schotse eiland waar The Wicker Man is opgenomen, of zo’n soort geheime sekte waar J.G. Ballard over schreef in Super-Cannes of Cocaine Nights. Bijna niemand die ik sprak keurde de moorden of aanslagen af, en sommigen steunden het geweld zelfs openlijk. Ook de autoriteiten leken er zo over te denken.
Ik ben er nooit achtergekomen wie Sollacaro en Nasser heeft vermoord. In alle eerlijkheid is het zeer waarschijnlijk dat hun moordenaars nooit gepakt worden. Maar tijdens mijn verblijf ben ik wel verliefd op Corsica geworden – buiten het racisme, natuurlijk. Er heerst hier een speciaal soort trots. Ondanks dat ze niet overspoeld willen worden door toeristen zijn ze heel hartelijk naar buitenlanders. Hier verwelkomen oude mannetjes je in hun huis om een drankje met je te drinken, waarbij ze alles willen weten over waar je vandaan komt en hoe je leven thuis is. Behandel Corsicanen of hun cultuur alleen wel met respect, want anders zou je je auto wel eens volledig in de hens staand terug kunnen vinden.
Meer reisverhalen op VICE:
Ik ging naar de repetitie van Nepals eerste Mr. Handsome-verkiezing voor homoseksuelen
De dodelijke, dronken paardenrace tijdens de dag van de doden
We overleefden een bezoekje aan een roestig Chinees pretpark