Collage Maker-20-Apr-2023-06-17-PM-6207
Foto links door Mirande Phernambucq
Muziek

Een gesprek met Sloopy Mike Gyamfi, Nederlands onbekendste superster

De Nederlands-Ghanese muzikant verkocht honderduizenden exemplaren van zijn hit 'Telephone Nkomo', maar op het internet is verdomd weinig over hem te vinden.

Ooit gehoord van de Nederlands-Ghanese artiest Sloopy Mike Gyamfi? Waarschijnlijk niet. Als ik het internet afstruin, vind ik namelijk bar weinig over hem. Er is zelfs geen wikipediapagina aan hem gewijd. Op wat korte nieuwsberichtjes in Ghanese kranten, tweets van Ghanezen en een interview in Trouw na, lijkt mijn zoekmachine niets af te weten van Sloopy Mike. 

Advertentie

Toch gingen er van deze hitzanger rond de eeuwwisseling honderdduizenden platen over de toonbank in Ghana. Iedere Ghanees van boven de vijfendertig jaar kan Gyamfi’s grootste bangers, Telephone Nkomo (“telefoongesprek”) en Asem Kakra Mekae  (“het dingetje dat ik zei”) moeiteloos meeblèren. En ook in mijn herinnering is Gyamfi een prominente figuur. Mijn Ghanese moeder draaide zijn cassettes tot vervelens toe in haar kleine Suzuki, waardoor ik veel van zijn hits van begin tot eind ken. 

Ik verbaas me erover dat iemand met zoveel verkochte platen en een enorme loopbaan in de muziek amper lijkt te bestaan op het internet. Het is een gebrek aan erkenning. Om daar een einde aan te maken, bel ik hem op en duik ik in het leven van Nederlands grootste popster van wie je nog nooit hebt gehoord.

Screenshot 2023-04-20 at 17.48.16.png

Een zeldzaam spoor op het internet: Ghanese mediapersoonlijkheid Giovani Caleb is fan van "onze" Sloopy Mike Gyamfi.

Hoewel hij ingeschreven staat in de Amsterdamse Baarsjes, tref ik Sloopy Mike Gyamfi via een zwakke zoomverbinding in zijn huis in Accra. “Ik pendel al decennialang tussen Ghana en Nederland,” zegt hij. “Tegenwoordig ben ik een groot deel van het jaar in Ghana, twee keer per jaar keer ik terug naar Amsterdam, waar ik dan een tijdje doorbreng.”

Zijn gezicht is een beetje plomp, zijn bovenlichaam gewikkeld in een wit, traditioneel gewaad. Hij oogt gewoontjes, eigenlijk zoals een doodnormale Ghanese man op een willekeurige straathoek in Accra. In zijn voorkomen vind ik weinig aanwijzingen voor zijn legendarische muziekcarrière. Het kost me daarom moeite om voor te stellen dat de man voor me ooit platen bij de vleet verkocht en hele mensenmassa’s vermaakte met zijn zoete stemgeluid. 

Advertentie

Als ik deze gedachte uitspreek buldert hij van het lachen. Hij vertelt me dat hij nooit leek op een popster uit de blaadjes. “Vroeger probeerde ik mijn looks op te krikken voor albumhoezen en promotiemateriaal. Toen mijn grootste hit uitkwam in 1998 poseerde ik bijvoorbeeld in kleurige pakken en hield ik zo’n typische 90’s haarlijn bij die toen hip was. Uiteindelijk moesten er toch mensen naar mijn gezicht kijken, moest ik toch platen verkopen,” zegt hij. “Ik probeerde te lijken op een popster, maar ik was niet gek. Ik wist ook wel dat ik geen kandidaat voor Mr. Universe was. Ik wist dat ik meer bezig was met het imiteren van een popster, dan dat ik er als een popster uitzag.”

Sloopy Mike Gyamfi’s grote hit ‘Telephone Nkomo’.

“Laten we bij het begin beginnen,” zeg ik. “Oké prima,” antwoordt hij met licht Amsterdams accent terwijl hij in zijn handen wrijft. “Although, I must say that my English is better.” Ik knik, waarna we het gesprek in het Engels vervolgen. 

Sloopy Mike Gyamfi werd in 1956 geboren als Stephen Kwadjo Gyamfi. Zijn jeugd bracht hij door in Accra, de stad waar hij ook naar school ging – al heeft Gyamfi minder formeel onderwijs gehad dan hij zou willen. “Ik kon goed leren, ik blonk uit in de exacte vakken. Ik wilde naar de universiteit gaan zodat ik wetenschapper kon worden, zodat ik meer kon maken van de wereld om mij heen. Maar mijn ouders hadden de middelen niet om het collegegeld te betalen. Mijn dromen waren te groot voor hun kleine portemonnee,” zegt hij. “Natuurlijk was ik gefrustreerd en teleurgesteld. Het is voor iemand van 19 moeilijk om te begrijpen dat de plek waar je wieg staat je je hele leven achtervolgt.”

Advertentie

Maar bij de pakken neerzitten, dat deed hij niet. Gyamfi, talentvol gitaarspeler en zanger, sloot zich midden jaren zeventig aan bij Snr. Eddie Donkor & The Internationals. Deze band speelde highlifemuziek, een muziekgenre dat zich kenmerkt door opbeurende trommel- en gitaarklanken. Zijn plan was om niet langer dan een jaar bandlid te zijn, hij wilde namelijk geld sparen voor een plaatsje in de collegezaal. Maar naarmate het succes van Snr. Eddie Donkor & The Internationals groeide, raakten zijn schoolambities steeds verder op de achtergrond – totdat ze helemaal verdwenen. “Voor ik deel uitmaakte van Snr. Eddie Donkor & The Internationals was ik zanger en gitarist in een aantal bandjes. We speelden in de kleinere, obscure clubs van Accra. We waren semi-amateurs,” legt hij uit. “Via-via kwam ik terecht bij Snr. Eddie Donkor & The Internationals, ik werd gitarist in die groep. Met hen was het heel anders. Het was namelijk een grote, professionele band waar gevestigde namen in zaten. We traden op in heel West-Afrika en overal waar we speelden ging het dak eraf, danste het publiek euforisch. Op de een of andere manier is het verslavend: optreden met geweldige muzikanten, de menigte, het applaus, je naam die gescandeerd wordt. Ik denk dat ik daarom niet terugging naar school. Hoe oppervlakkig het misschien klinkt, ik vond muzikant zijn en de aandacht te leuk om op te offeren, zelfs voor een universitair diploma en het leven waarvan ik ooit dacht dat het mijn toekomst zou zijn.”

Advertentie
Senior Eddie Donkor's band 1979-1980.jpg

Snr. Eddie Donkor & The Internationals. Sloopy Mike is de derde van rechts op de bovenste rij.

Hij nipt uit een waterzakje en glimlacht terwijl hij de ene na de andere herinnering ophaalt. Hij vertelt in geuren en kleuren over een grote tournee door Ivoorkust, over uitzinnige menigten en aandacht van vrouwelijk schoon. Tussen neus en lippen door zegt hij me dat je als twintigjarige gitarist van een grote band geen modderfiguur slaat bij de meisjes. “Mooi was die tijd, zijn er meer dingen die een twintigjarige zich kan wensen?” vraagt hij zich hardop af. 

In 1985 kwam Sloopy Mike onze kant op. Ghana werd in deze tijd geteisterd door de Kalabule: een periode van honger, die werd veroorzaakt door corruptie en staatsgrepen. Supermarktproducten werden door inflatie voor bijna alle mensen veel te duur. Uitgemergelde Ghanezen stonden urenlang in de rij met hun voedselbonnen, om bij de overheidsloketjes een mini-portie garri (cassavemeel) af te halen. Dood en leven waren slechts een paar kilo van elkaar verwijderd. Tegelijkertijd was er geweld. Het vuur werd steeds vaker geopend op willekeurige burgers die niets te maken hadden met de strijd: kalashnikovkogels vlogen in het rond, de grond onder Accra werd een massagraf. Velen probeerden aan deze toestand te ontsnappen en verlieten hun moederland. Drieduizend Ghanezen vonden in Nederland hun nieuwe thuis, Gyamfi was een van hen. 

Wanneer ik het woord Kalabule laat vallen ademt de muzikant een paar keer diep. Met een zakdoekje dept hij het zweet van zijn voorhoofd. “Ghana maakte een afschuwelijke tijd door. Al hadden wij, muzikanten, van de honger minder last. Onze optredens in andere West-Afrikaanse landen gingen door. We verdienden goed geld. Hierdoor konden we, bij terugkomst in Ghana, spullen kopen die voor anderen onbetaalbaar waren,” vertelt hij. “Hoewel we tijdens de Kalabule weinig optraden in Ghana, bleef onze muziek er onverminderd populair, raakte zelfs meer in trek. We werden veel gedraaid op de radio. Vooral vanwege onze vrolijke en opbeurende sound, denk ik. Als Ghanezen naar onze liedjes op de radio luisterden, hoefden ze voor drie minuten niet stil te staan bij de ellende waarin ze leefden. Het wrong nogal, succesvol zijn terwijl mijn landgenoten verhongerden. Ik voelde me bezwaard, ik kreeg een beetje een hekel aan mijn eigen succes. Telkens als ik optrad voor een uitzinnig publiek dacht ik: waarom ben ik hier, en zijn anderen onder de grond? Het was oneerlijk. Aan de andere kant, we boden de bevolking met onze muziek een soort troost,” zegt hij.  

Advertentie

“Uiteindelijk was onrust de belangrijkste reden voor mijn vertrek uit Ghana. Je wist nooit wie morgen de macht over zou willen nemen. Je kon nooit met zekerheid zeggen of je de dag zou overleven. Bovendien had ik, wat mijn carrière betreft, in West-Afrika alles bereikt wat ik kon en wilde bereiken. Ik wilde me ontwikkelen en andere podia en mensen zien.”

Terwijl Sloopy Mike droomde van een carrière in andere landen, ontstond er in Nederland grote interesse voor wereldmuziek en het Afrikaanse continent. Zo zag tijdschrift Afrika het levenslicht en werden highlife-artiesten uitgenodigd om in de Tam Tam Club op te treden. Dit muziekprogramma werd eens per maand georganiseerd in het Amsterdamse café De Pieter (waar tegenwoordig De Buurvrouw zit). In de Tam Tam Club zette highlife de toon, bezoekers werden blootgesteld aan exotische conga- en gitaardeuntjes. Ondertussen doken er overal wereldmuziekfestivals op en draaiden de radiopiraten van Radio 100 platen uit West-Afrika grijs.

“Ik ben echt een mazzelaar, ik was gewoon op het juiste moment op de juiste plaats. Misschien ontstond die Afrikawave door de opkomst van televisiedocumentaires. Mensen zagen steeds meer van het continent en raakten erdoor geïntrigeerd,” zegt Gyamfi daarover. “Een paar kennissen van me waren al in Nederland, ze vertelden me over de animo hier. Ik pakte gauw mijn koffers en dacht: dit is mijn kans! Vlak na mijn komst in Nederland werd ik gitarist en achtergrondzanger in de highlifeband Kumbi Saleh. Drie jaar later begon ik mijn eigen groep, Sloopy’s Sankofa, waarin ik de lead vocals verzorgde.”

Advertentie
Kumbi Saleh copyright M Phernambucq.jpg

Kumbi Saleh in de jaren tachtig. Foto door Mirande Phernambucq

Kumbi Saleh op Oerol 1986 (1).jpg

Met Kumbi Saleh op Oerol in 1986.

Met deze bands bereikte Sloopy Mike een groot publiek. Zo verscheen hij op podia als Festival Mundial, Oerol en African Music Festival. Daarnaast trad hij met Sloopy’s Sankofa op in het televisieprogramma Nieuwsspits. Gyamfi kwam naar Nederland met de wens om voor een nieuwe doelgroep te spelen. Toch raakte hij voor zijn eerste optreden in Nederland nerveus bij het zien van de vele witte gezichten in het publiek. “Vlak voor ik de bühne op moest, parelde het zweet uit mijn oksels, bonkte mijn hart in mijn keel,” vertelt hij terwijl hij zijn vingertoppen tegen zijn wangen drukt en het moment in gedachten lijkt te herbeleven. “Zouden die witten net zo enthousiast zijn als de Ghanezen, zouden ze me aangapen of iets daartussenin? Godzijdank kwam het allemaal goed. Sterker nog, waar de Ghanezen pas na een paar flesjes Star Beer dansten, swingde het Nederlandse publiek al na de eerste maat. Van het vooroordeel dat Nederlanders stijfjes zouden zijn, klopt geen moer.”


Gyamfi vertelt me dat hij door zijn carrière een diverser netwerk kreeg de meeste Ghanezen in Nederland. “De Ghanese gemeenschap was, zeker vlak nadat we vluchtten, heel hecht. Ondanks dat, of juist daardoor, waren we tegelijk alleen. We bouwden onze eigen kerken, organiseerden feestjes en fufu-etentjes waar we alleen onze mensen voor uitnodigden. Het was niet zozeer dat we geen Nederlanders wilden ontmoeten, maar als de wereld om je heen vreemd wordt, grijp je naar de dingen die je al kent. Dat is makkelijker, minder eng,” zegt hij. “Ik vond het na een poos beknellend. Ik had niet het idee dat ik integreerde, terwijl ik dat wel wilde. Ik vond het belangrijk om te begrijpen in welk land ik woonde, ik wilde weten wat de Nederlanders aten, hoe ze zich gedroegen, wie ze waren. Door de muziek werd mijn kennissenkring gelukkig diverser. Ik ontmoette veel muzikanten, kunstenaars en belangrijke mensen uit de mediawereld op muziekfestivals en culturele activiteiten. Dankzij mijn contacten heb ik bovendien veel voor de Ghanese gemeenschap kunnen betekenen. Radio Akasanoma, een station voor Ghanese-Nederlanders, is bijvoorbeeld ontstaan met behulp van mensen uit mijn netwerk. Misschien heb ik de Ghanese gemeenschap een beetje geopend voor de buitenwereld.”

Advertentie

Sloopy Mike ontmoette ook zijn vrouw, Judith, in Nederland. Met haar kreeg hij twee kinderen. “Het leven in Nederland beviel al met al erg goed. Ik had een prima carrière, een fijn gezin en leefde in een stabiel land. Toch kon ik Ghana niet loslaten. Ik kon mijn familie daar niet vergeten. Ik voelde me schuldig. Ik had ze achtergelaten, in armoede. Een deel van het geld dat ik hier verdiende, stuurde ik naar hen op. Op die manier hadden ze de mogelijkheid om taxibedrijfjes en kleine kledingwinkels te beginnen,” vertelt hij. “Ik deed het om ze te helpen, maar misschien nog wel meer om ze eraan te herinneren dat ik aan ze dacht, om mijn schuldgevoelens af te kopen. Je moederland blijft bij je, zelfs als het duizenden kilometers verderop ligt.”

Vanaf begin jaren negentig bracht hij, naast geld, platen naar Ghana. In tegenstelling tot de liedjes die hij ten gehore bracht op de wereldmuziekfestivals, had zijn nieuwe werk een veel modernere klank. Hoewel er nog steeds highlife-elementen te horen zijn op de platen die maakte in de jaren negentig, overheersen synthesizers en elektronische muziek. “Ik wilde mijn connectie met mijn Ghanese fans niet verliezen en bracht daarom platen uit in Ghana. Met oude, traditionele muziek kon ik bij hen niet aankomen. Omdat ik in Europa woonde, rekenden ze erop dat ik ze iets moderns zou laten horen. Mij leek dat ook wel tof, iets nieuws,” legt hij uit.

Advertentie
Sloopy in zijn studio.jpg

Sloopy in zijn studio, begin jaren negentig. Foto met dank aan Judith Zwaan

“Maar Nederlandse platenbazen, programmeurs en producenten dachten daar anders over. Ik moest hier voldoen aan het stereotiepe beeld dat bestond van Afrika: traditionele kleding, vrolijke gitaarmuziek en lachende smoeltjes. Ze wilden hun vooringenomen idee van Afrika bevestigd zien worden. Veel producers begrepen me niet. Ze dachten: jij speelt toch wereldmuziek, waarom zou je dan prutsen met synthesizers? Natuurlijk is dat frustrerend, men dacht in hokjes. Ik wilde mezelf zijn, niet alleen maar een vertegenwoordiger van het gebied waar ik toevallig geboren ben. Daarom ben ik bij mij thuis in Amsterdam een studiootje begonnen, in de kelder. Hier kon ik experimenteren met elektronische muziek.”

Zelfs zijn geliefde vroeg zich af waar Mike mee bezig was toen hij digitale deuntjes in zijn muziek verwerkte. “Ze had haar twijfels bij de nieuwe liedjes, ze was gewend aan mijn oudere muziek en hield daarvan,” vertelt hij lachend. “Ze begreep in eerste instantie denk ik niet zo goed dat ik een andere doelgroep probeerde te bereiken dan mijn Nederlandse publiek. Later werd ze mijn grootste fan.”

Sloopy Mike hield zich doof voor het cynisme in de Nederlandse muziekindustrie en bracht zijn platen uit in Ghana. Daar werd zijn nieuwe muziek wel omarmd. Als bandlid van Snr. Donkor & The Internationals was hij al een bekend gezicht, maar zijn moderne muziek maakte hem in Ghana een megaster. In 1996 scoorde hij bijvoorbeeld een knaller van een hit met Asem Kakra Mekae. Zijn grootste succes kwam twee jaar later: 1998 was het jaar waarin Telephone Nkomo verscheen. Deze single was haast niet aan te slepen en verkocht in een oplage van bij benadering 400.000 exemplaren. Zijn gezicht prijkte in deze tijd op billboards en hij mocht optreden tijdens het prestigieuze onafhankelijkheidsfestival. In 1999 won hij ook nog een ACRAG-award, de belangrijkste muziekprijs in Ghana, voor beste dance-artiest. “Het was geweldig om een popster te zijn, ik had er al een klein beetje aan geproefd, maar door Asem Kakra Mekae en Telephone Nkomo was mijn doorbraak definitief. Door zoveel mensen gewaardeerd worden, was betoverend,” zegt hij. “En wie had dat gedacht? Ik was op dat moment al 42. Volgens de wetten van de popmuziek mag je dan naar een rollator gaan zoeken.”

Advertentie

In 1999 maakte documentairemaker Theo Uittenbogaard een film over Sloopy Mike Gyamfi, waarin ook te zien is hoe hij de ACRAG-award in ontvangst neemt en voor een uitzinnig publiek optreedt.

Mike glimlacht breed als hij vertelt over hoe zijn grootste hit tot stand kwam. “Telephone Nkomo gaat over een man die zijn geliefde mist, over haar droomt en naar haar aanwezigheid snakt. Hij heeft alleen geen mobieltje zodat hij haar dit kan vertellen,” legt hij uit. “Het sloot aan bij de tijdgeest; het mobieltje was in opkomst, steeds meer Ghanezen liepen met een Motorola of Nokia in hun hand. Het was alleen vooral de elite die zo’n apparaat kon kopen. Arme Ghanezen moesten genoegen nemen met een telefooncel. Ze moesten dan uren in de rij staan voor ze de stem van hun liefje konden horen. Telephone Nkomo was voor veel arme mensen herkenbaar, ik zette hun frustratie op muziek. Ik denk dat dat het succes van die single verklaart.”

Met zijn vingers beeldt Gyamfi uit hoe hij een paar duizend cedi neerlegde bij radio-dj’s zodat ze zijn platen zouden draaien.  “Tja, dat hoorde erbij, iedereen deed dat in die tijd. Het was de belangrijkste manier om je muziek aan de man brengen. Het was alleen nog maar de vraag of dj’s daadwerkelijk mijn muziek draaiden of die van concurrenten, zoals Daddy Lumba (de grootste Ghanese popster, red.),” lacht hij. “Als ik een nieuwe plaat uitbracht, was ik acht weken in Ghana om promotiewerk te doen. Ik verscheen op tv, deed hier en daar optredens. Een officiële hitlijst was er niet. Aan je banksaldo zag je of iets een grote hit was. En, als ik eerlijk ben, mede dankzij Telephone Nkomo zit ik er nu warmpjes bij.”

Advertentie
optreden in Elmina 31 dec 1998 1.jpg

Optreden in Elmina in Ghana op 31 december 1998. Foto met dank aan Judith Zwaan

Optreden op de Dam (4).jpg

Optreden op de Dam in 2001. Foto met dank aan Judith Zwaan

In Ghana was Gyamfi een popster, in zijn Amsterdamse huis vaak afwezig. Zoom, whatsappvideo en Skype moesten nog worden uitgevonden in 1998. Gyamfi zag zijn kinderen soms maanden niet. “Dat was moeilijk en bracht veel spanningen met zich mee. Ik vond mijn muziek belangrijk. Ik zat op de top van mijn carrière en wilde eruit halen wat erin zat. Maar Judith wees me er terecht op dat ik in Nederland kinderen en een leven had. Natuurlijk zijn daar ingewikkelde, niet al te vriendelijke gesprekken over gevoerd. Maar uiteindelijk realiseerde ik me dat maandenlang in Ghana blijven egoïstisch is als je thuis kleine kinderen hebt zitten. Zij hadden recht op een papa,” zegt hij. “Ik ging door met platen uitgeven in Ghana, maar mijn carrière daar kwam op een lager pitje te staan. Een goede beslissing. Beroemd zijn is een prachtige ervaring, maar verbleekt bij het zien van mijn kleintjes.”

Gyamfi trad tussen 2000 en 2005 vooral op in Nederland, al nam de animo voor Afrikaanse muziek sterk af. De subsidiekraan voor wereldmuziekfestivals werd door de overheid dichtgedraaid, waardoor het doek voor veel van die festivals viel. De Afrikawave uit de jaren tachtig was voorbij – het bleek een modeverschijnsel. Op hetzelfde moment raakte Sloopy’s muziek ook uit trek in Ghana. Fame Yo me Boyfriend, een plaat met Amerikaanse R&B-invloeden uit 2000, evenaarde niet het succes van zijn werk uit de jaren negentig. Langzaam maar zeker diende zich een nieuwe generatie aan. Hiphopartiesten, zoals Reggie Rockstone en Jayso domineerden awardsshows en verdrongen de oude garde uit de playlists van radiostations. 

Uiteindelijk hing Sloopy Mike zelf zijn microfoon en gitaar, de instrumenten die hem zoveel succes hadden bezorgd, aan de wilgen. “Ik werd vervangen door nieuwe, frisse muzikanten. Het was even slikken, mijn muziekcarrière van drie decennia was plots voorbij,” zegt hij. “Maar inmiddels had ik andere belangstellingen gekregen. Ik had namelijk leren programmeren en kreeg te horen dat ik de paramount chief van de Boso-Gua [het opperhoofd van een etnische groep in het oosten van Ghana, red.] zou worden. Dat laatste is de reden dat ik nu zoveel in Ghana zit. Ik bestuur de regio en buig me vooral over modernisering, ik probeer betere infrastructuur te realiseren. Door deze functie mag ik mezelf nu Okotuasuo Nana Nyarko Yeboah III noemen.”

The Herald okt 2018.jpg

Sinds 2018 is Sloopy Mike Gyamfi Paramount Chief. Knipsel uit The Herald.

Hij kijkt inmiddels tevreden terug op zijn leven. “Al met al heb ik genoten van mijn carrière in de muziek. Wie had kunnen denken dat die kleine snotaap zonder noemenswaardig diploma naar Nederland zou gaan en honderdduizenden platen zou verkopen? Ik word nog weleens herkend in Ghana, maar niet zo vaak. Niet gek als je weinig actief bent in de scene,” zegt hij. “Wat heb ik er nog te zoeken? Ik ben oud en dik. Soms, als ik mensen vertel dat ik vroeger optrad als Sloopy Mike, zeggen ze: wow, je bent… veranderd.”

Gyamfi barst in lachen uit, dit geeft me de gelegenheid om even in mijn schriftje met vragen te spieken. Als ik zeg dat ik door mijn vragen heen ben, wrijft hij weer in zijn handen en werpt hij een blik op de klok achter zich. Hij zegt me dat hij net op tijd zal zijn voor een dorpsfeest waar hij als chief wordt verwacht. Hij zwaait nog even naar me. Niet veel later beëindigt Nederlands onbekendste superster deze twee uur durende zoom nkomo door een vettige wijsvinger op de uit-knop te leggen.