“Ik ga dansen,” zegt de Surinaamse dichter en danser Louise Wondel (1971-2014) in de documentaire Tori Fu Oso (1999). Ze klikt de radio aan en begint te dansen, draaiend met haar heupen en haar polsen. Ze legt uit dat ze dat elke ochtend doet, voor het ontbijt. Op die manier kan ze de dag goed en vrolijk beginnen.
Black History Month is ooit in het leven geroepen om gebeurtenissen en belangrijke personen uit de geschiedenis van de Afrikaanse diaspora te herdenken. Die verhalen zijn vaak eeuwenlang met alle macht buiten de canons en geschiedenisboeken gehouden – in Nederland weten we daardoor nog altijd bijzonder weinig over onze koloniale geschiedenis. Sinds 2016 wordt hier in oktober wel Black Achievement Month gevierd, op initiatief van het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis, en dit jaar is het thema Helden.
Videos by VICE
Louise Wondel wist dit soort weggestopte zwarte geschiedenis op inventieve wijze naar boven te halen. Het dansen aan het begin van de dag was een van de vele manieren waarop ze de verhalen en gebruiken van haar voorouders in haar leven toepaste, maar dan op haar eigen manier. De voorstellingen die ze uitvoerde met haar dansgroep Fiamba waren geïnspireerd op traditionele dansen van de Okanisi (of Aukaners), de stam van haar moeder. Deze dansen combineerde ze met bewegingen die ze overgenomen had uit traditionele dansen van de Saamaka (of Saramakaners), de stam van haar vader.
In Nederland werd Wondel vooral bekend met haar gedichten, die ze schreef en voordroeg in het Aukaans. Ze was naar eigen zeggen de enige die dat deed, hoewel ze ook vond dat de taal van zichzelf al enorm poëtisch was. “Ik vind Aukaans mooier dan het Surinaams. Als je luistert naar hoe de Aukaners praten, dan lijkt het soms wel een gedicht wat ze voordragen,” zei ze daarover.
Okanisi en Samaaka zijn Marrons: afstammelingen van West-Afrikanen die onder dwang naar Suriname werden gebracht om slavenarbeid te verrichten, maar van de plantages weg wisten te komen en nieuwe gemeenschappen stichtten in de beschutting van het oerwoud. Deze Marronvolken, waaronder de Okanisi en de Saamaka, ontwikkelden door de eeuwen heen eigen talen, rituelen en religies. Ze leefden in relatieve afzondering, maar vielen in loop van de achttiende eeuw steeds vaker plantages aan, waardoor Nederlandse kolonialisten uiteindelijk genoodzaakt waren om de Marrons als onafhankelijk volk te erkennen en vredesverdragen voor te stellen. Sinds de jaren zeventig wordt elk jaar op 10 oktober de ‘Dag van de Marrons’ gevierd, om te herdenken dat op die dag in 1760 het eerste verdrag tussen de Marrons van Suriname en de Nederlandse overheid werd ondertekend.
Op de geschiedenis van de Marrons wordt in Suriname op een gemengde manier teruggekeken. Aan de ene kant is er trots en bewondering voor hun opstandigheid en onafhankelijkheid. Anti-kolonialist en verzetsstrijder Anton de Kom, die Wij Slaven van Suriname (1934) schreef, erkende bijvoorbeeld het “historisch revolutionair potentieel” van de Marrongemeenschap. In de jaren dertig, toen ook Suriname zwaar getroffen werd door de economische crisis, zocht De Kom contact met enkele gaama’s (Marronleiders), omdat deze volgens hem “bij uitstek geschikt waren om met hun hulp het gezag der Hollanders den nek te breken”.
Tegelijkertijd is er een verdeeldheid en wederzijds wantrouwen tussen Marrons en de rest van de zwarte gemeenschap in Suriname, een dooretterende erfenis van de slavernij en de verdeel-en-heers-strategie van de witte kolonisators. Marrons werden eeuwenlang afgeschilderd als onbeschaafde bosbewoners, onbetrouwbaar en heidens. Nog altijd krijgen Marrons, die vaak een donkerder huidskleur hebben, te maken met discriminatie en ongelijke kansen.
Wondel werd in 1971 geboren in Lantiwee, een Okanisi-dorpje in het Marowijne-district in Suriname. Toen ze vier jaar oud was verhuisde ze naar Paramaribo, waar haar moeder hoopte een goede opleiding voor haar kinderen te kunnen regelen. In het binnenland van Suriname ontbreekt het op veel plaatsen aan degelijke voorzieningen, waardoor sommige Marrons ervoor kozen om naar de stad te trekken – vooral toen de Binnenlandse Oorlog (1986-1992) uitbrak.
Wondels interesse in haar eigen gemeenschap was niet vanzelfsprekend, vooral omdat ze opgroeide in de stad. Toen ze jonger was, was ze een tijd lang fanatiek rooms-katholiek, vertelt ze in de eerder genoemde documentaire. Ze was misdienares, verdiepte zich in religieuze teksten en bracht al haar tijd door in de kerk. Maar op een dag zag ze hoe een andere misdienaar – ze noemt hem een Javaanse broeder – in trance raakte en in tongen begon te spreken. Volgens de voorganger was dat God die zo tot hun sprak, maar Wondel herkende de taal die uit zijn mond kwam als een taal die door Marrons wordt gesproken. “Dat is een Winti, dacht ik”, aldus Wondel in de documentaire. Winti’s zijn bovennatuurlijke wezens, die samen met de geesten van voorouders een centrale rol spelen in Afro-Surinaamse religie; in de christelijke kerk worden ze nadrukkelijk beschouwd als vals bijgeloof. Op dat moment besloot Wondel te stoppen met haar katholieke inzet. “Ik ga mijn eigen dingen doen,” vertelt ze over die tijd.
Haar eerste gedicht schreef ze toen ze begon aan haar studie Sociologie, aan de Anton de Kom-Universiteit in Paramaribo. In een interview met NRC uit 2000 zegt ze dat ze eigenlijk niet van poëzie houdt – het analyseren van gedichten op de middelbare school had haar erg tegen gestaan. Maar toen haar kleine zusje stierf, kreeg ze inzichten over de dood en het leven waardoor de gedichten bijna als vanzelf in haar op kwamen borrelen. “Ze (de gedichten, red.) hingen al ergens rond, maar op die dag is het begonnen. Iedereen is geboren met bepaalde gaven. Volgens ons geloof heb je altijd een yeye, een ziel of een geest die jou begeleidt. Ik denk dat die ook bijdraagt tot wat ik kan.”
Aanvankelijk las ze haar werk voor op de radio, later ging ze ook optreden en publiceerde ze twee bundels: Ten (1998) en Leleku fu Mekunu (1998). Haar gedichten zijn vooral indrukwekkend als ze die voordraagt: niet alleen is het Aukaans een taal die oorspronkelijk alleen een gesproken vorm kent, Wondel ontwikkelde een performance waarbij ze met haar intonatie en bewegingen ook publiek aansprak dat de taal niet verstond. Ze trad over de hele wereld op tijdens poëziefestivals, culturele en literaire evenementen, waaronder Poetry International in Rotterdam en het festival Winternachten in Den Haag.
(Wondel draagt haar gedicht Danza voor op het Internationale Poeziefestival in Medellin)
Naast haar werk als dichter en danser was Wondel erg maatschappelijk betrokken. In ‘Hannah’s Lust’, het sociale woningbouwproject in Paramaribo waar ze opgroeide, begon ze een stichting die ervoor zorgde dat er een school kwam en er onder andere naailessen kwamen voor de vrouwen die daar woonden. Cultuur en kennis zijn belangrijk voor ontwikkeling en zelfwaardering van mensen, vond ze. Ze werkte hierbij samen met haar neef Tolin Alexander, die tegenwoordig een bekend theatermaker is (ook co-regisseerde hij de film Stones Have Laws (2018), waarin de leefwijze van de hedendaagse Marrongemeenschap in beeld wordt gebracht).
Met haar werk pleitte Wondel voor een herwaardering van de Marroncultuur en -geschiedenis. Tegelijkertijd was ze allerminst traditioneel – waar het ging om de rol van de vrouw en emancipatie was ze vooruitstrevend, zoals spreekt uit dit fragment van het gedicht Uma (‘Vrouw’), vertaald door André Reeder:
De wereld is onrechtvaardig verdeeld
Mannen hebben het merendeel genomen
Ze hebben gegeten
Hun monden afgeveegd
Maar ze zijn vergeten dat moedermelk van de vrouw
Hen groot gemaakt heeft
Ze zijn vergeten dat vrouwen
De wortels zijn van het leven
Daarom moeten mannen en vrouwen samenwerken
Opdat vrouwen hun plek op deze wereld vinden
Vrouwen, sta op
En toon de wereld ons kunnen
Geen woorden meer, maar daden
Ze had bijvoorbeeld geen zin om zich met kinderen bezig te houden, omdat die haar dans- en dichtambities in de weg zouden zitten. “Want wat moet ik dan met die baby als ik ga dansen en ‘ie huilt?” vroeg ze zich hardop af in de documentaire.
Wondel had een paar enorm succesvolle jaren. Ze kwam in Nederland wonen, waar er veel meer geld beschikbaar was voor poëzie. Maar toen ze ernstig ziek werd, keerde ze terug naar Suriname en trok ze zich terug uit het publieke leven. Haar laatste optreden was in 2003. Ze overleed uiteindelijk in 2014, toen ze nog maar 43 jaar oud was. “In haar klopte een hart vol liefde vol cultuur, in het bijzonder de Marroncultuur,” schreef het Dagblad Suriname destijds.
Haar gedichten heeft Wondel destijds in eigen beheer uitgegeven, en die bundels zijn buitengewoon lastig te vinden. Filmmaker August Herbonnet begon drie jaar geleden aan een documentaire over Wondel, maar laat per mail weten dat de ontwikkeling daarvan tot zijn spijt is stopgezet. De Schrijversgroep ‘77, een organisatie van schrijvers die zich inzet voor Surinaamse literatuur en poëzie, had het voornemen om Wondels nalatenschap te beheren, maar dat is vanwege gebrek aan financiële middelen niet van de grond gekomen.“Toen kwam de crisis, de rommel, en de rest weet je,” schrijft Rappa, dichter en voorzitter van de Schrijversgroep, me in een mail.
Toch verdwijnt Louise Wondel niet. Haar culturele dansgroep Fiamba bestaat nog steeds. Videofragmenten waarin ze haar gedichten voordraagt leven voort op sociale media- vooral het gedicht Nenge!, waarin ze zwarte Surinamers oproept onderlinge wroegingen op te geven en samen te werken, wordt nog veel gedeeld. Alleen al daaruit spreekt hoe belangrijk Wondels werk was.
Hier vind je het online magazine Helden en de eventkalender van alles wat er te doen is rondom Black Achievement Month in Nederland.