FYI.

This story is over 5 years old.

De filmboekenschrijver

Een interview met Alan Dean Foster over de novelisatie (ja zo heet dat) van sciencefictionfilms

Illustraties door Penelope Gazin

Ook al heb je nog nooit van Alan Dean Foster gehoord, zijn boeken ken je zeker: hij schreef Alien, Aliens, Alien3, Transformers, Star Wars, The Thing en vele andere boekversies van populaire films. Hij heeft in de afgelopen veertig jaar meer dan dertig films in boekvorm opgeschreven en staat daarmee in het sciencefictiongenre bovenaan de lijst van de productiefste novelisators. Het zou best weleens kunnen dat niemand hem opvolgt, aangezien filmstudio’s steeds vaker besluiten om een boekversie van hun films achterwege te laten.

Advertentie

Het noveliseren van films wordt over het algemeen gezien als een eerloze, hersenloze klus, waar geen enkel literair prestige aan kleeft en waarvan de resultaten vaak in de uitverkoopbak belanden, tussen al het andere licht verteerbare leesvoer met een zachte kaft. Toch hebben zelfs de de meest gerespecteerde sciencefictionschrijvers zich gewaagd aan het schrijven van zulke boeken. Orson Scott Card noveliseerde The Abyss, Arthur C. Clarke schreef de roman 2001 terwijl hij samen met Kubrick aan het filmscript sleutelde en Isaac Asimov schreef niet alleen een romanversie van Fantastic Voyage, maar ook de opvolger Fantastic Voyage II. Michael Moorcook is verantwoordelijk voor The Great Rock ‘n’ Roll Swindle, een boek dat is gebaseerd op een film over de Sex Pistols, die op hun beurt weer gebaseerd zijn op het idee dat een impresario had toen hij muzikanten zocht die op ‘knappe, jonge huurmoordenaars’ leken.

Novelisaties bestaan al sinds de jaren twintig van de vorige eeuw en waren voor filmstudio’s de ideale manier om de bioscoopbezoeker aan zich te binden. Nadat hij de film in de bioscoop had gezien, kon de kijker thuis nogmaals genieten van zijn favoriete horror- en sciencefictionfilms in boekvorm. De uitvinding van laserdisc, VHS en dvd bracht die balans in gevaar, maar toch bleven de boeken succesvol in de jaren tachtig en negentig. Toch kwam het einde van de novelisatie in zicht aan het begin van het nieuwe millennium. Zelfs een poging om computerspelletjes in boekvorm uit te geven kon het subgenre novelisatie, dat ooit z’n eigen sectie in de boekhandel had, geen nieuw leven inblazen. Waar moeten de sciencefictionfans van morgen naartoe als ze ineens zin krijgen in op films geba- seerde boeken? Zullen novelisaties überhaupt nog wel bestaan? Ik belde Alan op om hem die vragen te stellen en we praatten behalve over filmromans ook over een hoop andere dingen.

Advertentie

VICE: Ik wil al tijden met u praten over de novelisaties van de Alien-films, maar ik ben blij dat ik heb gewacht tot na Prometheus. Ik ben namelijk benieuwd wat u ervan vindt.

Alan Dean Foster: Ik heb ‘m nog niet gezien.

Echt niet? Waarom niet?
Nou, ik woon in een klein plaatsje en de dichtstbijzijnde grote bioscoop, of de dichtstbijzijnde bioscoop van welke afmeting dan ook, is twintig minuten rijden. Mijn vrouw kan niet meer naar de film omdat ze niet zo lang rechtop kan zitten en ik woon niet in een stad als Los Angeles, New York of Boston, waar ik een grote groep vrienden heb tegen wie ik kan zeggen: “Hé, laten we naar Prometheus gaan.”

Ik vind het raar dat u de verleiding hebt kunnen weerstaan. U bent zo’n groot gedeelte van uw werkende leven bezig geweest met de Alien-serie. Bent u niet benieuwd?
Grappig dat je het vraagt, want iedereen heeft het steeds maar over omslagpunten. Ik denk dat we het omslagpunt voor bioscoopbezoek naderen. Kijkers zullen in de toekomst de recensies lezen, stukjes van films op YouTube, io9 en tv bekijken en dan hebben ze al 90% van de film gezien. De film zelf hoeft niet eens meer gemaakt te worden. Er zal worden gesproken over een film die gemaakt kan worden en vervolgens worden de beste stukjes daarvan gefilmd en online gezet. De recensenten zullen die korte clips recenseren en wat de rest van de film betreft: de gaten in het verhaal kun je als kijker zelf opvullen. Ik ben bang dat we die kant opgaan, en ik ben maar voor de helft sarcastisch.

Advertentie

Ik wilde u in eerste instantie vragen waarom ze u niet gevraagd hadden om de novelisatie van Prometheus te schrijven, maar toen realiseerde ik me dat er geen novelisatie van Prometheus is.
Hoewel ik de film niet gezien heb, heb ik de ontwikkeling ervan wel op de voet gevolgd. Ik heb niemand iets horen zeggen over een novelisatie, wat heel ongebruikelijk is, maar ook wel interessant. Voor de filmstudio is zo’n boek een manier om de film te promoten en het levert ze wat extra inkomsten op, dus zij zien een boekversie wel zitten. Toch heb ik nooit een naam of een uitgever voorbij zien komen. Dat is heel apart, zeker nu de film al uit is. Ik vraag me af wat de reden is.

Het is zeker vreemd in het geval van Prometheus, omdat de studio en de filmmakers zoveel moeite hebben gestoken in het produceren van promotiemateriaal voor allerlei verschillende soorten media. De trend is om de wereld waarin de film zich afspeelt zover mogelijk uit te bouwen. Als je het zo bekijkt, zouden novelisaties nu meer succes moeten hebben dan ooit, maar toch zijn ze passé.

Het is heel erg vreemd. Ik denk dat er nog steeds een plek is voor novelisaties. Je kunt het boek overal mee naartoe nemen en lezen wanneer je wil. Er zijn dingen die een novelisatie wel kan doen en een film niet. Het landschap in een boek heeft geen beperkt budget. Je kunt in een boek makkelijk tien pagina’s uittrekken om de motieven van de karakters uit te pluizen, terwijl je dat in een film niet eens in de director’s cut te zijn krijgt. Tenzij de regisseur ontzettend machtig of zelfingenomen is.

Advertentie

Ik vraag me af of het feit dat ze geen novelisatie willen, te maken heeft met het behouden van complete controle over de wereld van de film en het intellectuele eigendom. Ze laten niet toe dat iemand met zijn handen aan de verhaallijn komt, omdat die immers is goedgekeurd door testpubliek, marktonderzoekers en statistici. Er kleeft altijd een risico aan novelisatie: het bestaande materiaal moet hoe dan ook worden uitgebreid, tenzij je tientallen pagina’s wil besteden aan een uitgebreide beschrijving van Noomi Rapace’s fysieke kenmerken.
Sommige schrijvers vullen simpelweg het script op tot ze zo’n tweehonderd pagina’s materiaal voor een boek hebben en dat kost weinig moeite, maar ik zie een novelisatie als een kans om vragen te beantwoorden die in de film onbeantwoord blijven. En ja, daar komt het risico bij kijken dat je dingen uitlegt die de regisseur liever raadselachtig had gehouden. Toen ik Aliens schreef, mocht ik het in dat boek hebben over de biomechanische structuur van de aliens; hoe hun gewrichten bewegen en hoe hun telescopische mond werkt. Dingen die je in de film te snel voorbij ziet komen om te begrijpen hoe ze functioneren. Of neem bijvoorbeeld de motivatie van de aliens. Hebben die een drijfveer? Voor dat soort vragen was geen tijd in de films, of in ieder geval niet in de eerste film, maar ik kon ze beantwoorden in de boeken.

Ridley Scott heeft Alien gebaseerd op een illustratie uit Necronomicon van H.R. Giger, een boek dat Giger maakte naar aanleiding van de beelden die hij in zijn hoofd zag toen hij H.P. Lovecraft las. Waarom is er dan toch die angst dat novelisators elementen in het verhaal zullen introduceren die vervolgens gemeengoed worden? Van wie is het verhaal nou echt?

Advertentie

Nou, het verhaal is oorspronkelijk van Dan O’Bannon. Hij heeft het script van de eerste Alien geschreven en hij is helaas inmiddels overleden. Toen ik werd ingehuurd, moest ik niet alleen rekening houden met Dan O’Bannons versie, maar ook met de interpretaties van Ridley Scott, James Cameron en David Fincher. Het was aan mij om alle elementen zo goed mogelijk met elkaar te verweven en dat was af en toe ontzettend moeilijk. Ik had maar drie weken om de romanversie van Alien te schrijven. Het grootste probleem was de studio. Die was ontzettend paranoïde, zoals studio’s zo vaak zijn, en hoewel internet toen nog niet eens bestond, weigerden ze om me ook maar iets te vertellen over het uiterlijk van de alien. Ik had geen omschrijving op papier en geen foto. Dat zie je terug in het boek, de alien wordt niet omschreven en er wordt alleen naar gerefereerd als ‘de alien’. Dat was de enige manier waarop ik het kon doen, en het was niet makkelijk. Soms was het probleem niet zozeer dat ik te ver afweek van de film, maar juist dat ik niet genoeg afweek. Toen mijn novelisatie van Aliens uitkwam, bleek bijvoorbeeld dat de gesprekken tussen de mariniers zonder mijn medeweten waren aangepast. Daar was ik woest over.

De uitgever censureerde uw boek zonder dat u ervan afwist?
Ik was toen net zo geschrokken als jij nu bent. Ik wist het niet eens, tot ik een brief van een fan kreeg, die schreef: “Waarom heeft u dit gedaan? Het ziet er belachelijk uit, de ruimtemariniers praten alsof ze op de basisschool zitten.” Ik had geen idee, dus ik kocht m’n eigen boek—normaal lees ik mijn eigen boeken niet, ik lees liever iets dat door een ander geschreven is—en dacht: “Wel godverdomme.” Dat was ook precies wat er in mijn brief aan Warner Brothers stond, al was mijn taalgebruik wat grover en uitgebreider. Hun verklaring was dat ze een grotere groep tieners wilden bereiken, wat op zich hilarisch is, aangezien de gemiddelde tiener helemaal niet praat als een karakter uit Alien. Dus ze hebben alles op willekeurige wijze aangepast en mij daar niets over verteld toen het klaar was. Dat was slim van ze, want als ik ervan had geweten, was ik verschrikkelijk boos geworden. Niet zozeer voor mezelf, maar het zijn Camerons woorden en die moeten worden gerespecteerd. Dat is precies wat ik heb gedaan.

Het is eigenlijk heel gek dat ze zo conservatief zijn. We hebben het hier tenslotte over een film waarvan de hoofdrolspeler een monster is in de vorm van een enorme stijve penis, met een soort telescopische vaginamond met tandjes, die zich voortplant via orale verkrachting. Heeft James Cameron ooit iets gezegd over uw Alien-novelisaties?
Ja, ik heb een keer een korte discussie met hem gehad over een bepaalde scène en we zijn het eens geworden. Aan het einde, als de alienkoningin uit de luchtsluis wordt geblazen, en Ripley vervolgens de ladder opklimt om de deur van de luchtsluis dicht te doen… ik zat er technisch gezien mee in mijn maag, omdat het niet kan. De lucht zou bijna direct helemaal uit de sluis lopen en ze zou de ladder waarschijnlijk niet eens kunnen beklimmen door de zuigkracht. Ik vroeg James Cameron wat hij dacht en hij zei: “Ik weet het, maar ik wilde dat beeld.” En hij is normaal gesproken heel voorzichtig met technische details. In Hollywood wint de scène het altijd van de wetenschappelijke waarheid; dat is al sinds de stomme film zo. In Alien3 heb ik geprobeerd om een paar grotere technische fouten te corrigeren die in de film erg opvielen. Er is bijvoorbeeld een scène waarin mensen in een berg oude batterijen op zoek zijn naar iets dat ze kunnen gebruiken voor hun zaklampen. Dit verhaal speelt zich honderden jaren in de toekomst af en deze mensen gebruiken nog steeds standaardaccu’s? Ik verwacht niet dat iemand mijn boeken over twintig jaar doorleest met een vergrootglas in de hand, maar er zaten fouten in dat script die ik niet kon negeren. Ik had zo weinig plezier in het schrijven van Alien3, dat ik Alien: Resurrection heb geweigerd.

Ik sloeg steil achterover toen ik hoorde dat u de meeste boeken in minder dan een maand hebt geschreven, maar toen las ik ergens dat Michael Avallone maar drie dagen heeft gedaan over de romanversie van Beneath the Planet of the Apes. Het lijkt erop dat de filmindustrie die snelheid verwacht. Hoe is het mogelijk om zo snel een boek te schrijven?
Het belangrijkste is dat je verder weinig doet. Dan schrijf je door. Ik ben altijd al een snelle schrijver geweest en dat is zowel een vloek als een zegen. Ik kan heel snel schrijven, maar ik zou waarschijnlijk wat meer de tijd moeten nemen om bepaalde dingen uit te werken. Soms raak ik verveeld door dingen die ik zelf geschreven heb. Ik ben een visueel ingestelde schrijver; ik heb leren lezen door in stripboeken te kijken. Vooral Oom Dagobert was erg belangrijk. Vroeger, in de tijd van Alien, dicteerde ik mijn ruwe versies. Computers bestonden toen nog niet en ik sprak sneller dan ik kon typen op een Smith Corona of een IBM-typemachine. Ik bracht mijn bandjes naar een typist, zij tikte ze uit en dan schreef ik de definitieve versie.

Ik vraag me af wat voor invloed novelisatie op uw wereldbeeld heeft. Ziet u overal de mogelijkheid voor een nieuwe verhaallijn? Zijn er dingen die ongeschikt zijn om te noveliseren? Neem bijvoorbeeld een levenloos object als een blikopener of een berg munten, zou u daar een novelisatie van kunnen maken?
Van een blikopener denk ik niet, maar ik heb weleens een novelisatie geschreven op basis van een filmposter. Sterker nog, dat was de eerste novelisatie die ik ooit heb gedaan. In 1972 stond het schrijven van boeken op basis van films nog in de kinderschoenen en Ballantine Books had net de rechten gekocht voor Luana, een hele slechte Italiaanse film over een soort vrouwelijke Tarzan. Ballantine benaderde me en vroeg: “Kun je een boek van deze film maken?” Dus ik, als jonge schijver, zei: “Ja hoor!” Toen ik om een kopie van het script vroeg, zeiden ze dat ze het alleen in het Italiaans hadden en ik sprak die taal niet. Ballantine zei dat ze een speciale vertoning voor me zouden organiseren in Los Angeles, maar de film was Italiaans gesproken en had geen ondertitels. Ik realiseerde me dat ik een groot probleem had. Afgezien van het feit dat ik de taal niet sprak, was de film zo slecht dat ik moeite had hem af te kijken. Gelukkig hadden ze Frank Frazetta ingehuurd om twee promotieschilderijen te maken, die allebei nog steeds opduiken in verzamelingen van zijn werk, hoewel er niet altijd bij staat dat het publiciteitsposters waren voor zo’n verschrikkelijke film. Het zijn typische Frazetta-schilderijen: er staat een spectaculaire, stoere vrouwelijke Tarzan op met een leeuw en een panter. Dus ik bedacht me dat ik best mijn eigen verhaal over een vrouwelijke Tarzan kon schrijven, op basis van de poster. Daarom heb ik het boek opgedragen aan Frazetta. Het staartje aan dit verhaal is, dat iemand mijn Luana-novelisatie kocht en vervolgens contact opnam met Ballantine Books om te vragen of de filmrechten al verkocht waren.

De verfilming van een novelisatie van een posterversie van een script?
Blijkbaar is dat wat ze wilden. Dat was mijn eerste novelisatie en ook één van de moeilijkste die ik ooit heb gedaan. Daarna kwamen de Star Trek- en Star Wars-boeken en die worden nog steeds herdrukt. Die boeken veranderden alles op het gebied van novelisatie, voor mij althans. Ineens wilde iedereen me inhuren. Je kunt dat soort dingen niet plannen, ik heb nooit novelisator willen worden. Ik schreef mijn eigen sciencefictionboeken en verhalen en ze bleven me maar vragen of ik dingen voor ze wilde doen. Ik genoot van de uitdaging om een goed boek te moeten schrijven in zo’n korte tijd. Ik kon ook een beetje mijn eigen versie van de film maken—als ze me niet censureerden tenminste—en de technische fouten oplossen. En dieper ingaan op de karakters, hun achtergrond en de plot. Voor een fan is dat best leuk om te doen. Ik ben trots op mijn novelisaties.