Witte Hoogendijk is psychiater, hoogleraar en hoofd van de afdeling Psychiatrie bij het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam. Hij doet al dertig jaar lang onderzoek naar depressies, promoveerde op veranderingen die in de hersenen bij depressieve patiënten optreden en is daarnaast gespecialiseerd in stress en burn-outs. Begin dit jaar bracht hij samen met Volkskrant-journalist Wilma de Rek het boek Van big bang tot burn-out uit, waarin beschreven wordt welke invloed stress op ons leven heeft.
Gistermiddag vond op het VICE-kantoor de eerste Nederlandse editie van Tonic Talks plaats (hier terug te bekijken), die helemaal om burn-outs draaide. Witte was een van de sprekers en voordat het evenement van start ging, kregen we de kans nog even met hem te gaan zitten. We spraken hem over ons stresssysteem, dat eigenlijk helemaal niet gemaakt is om met zoveel abstracte problemen om te gaan, het nut van stress en het verschil tussen een zware burn-out en een depressie.
Tonic: Ha, Witte. In je boek schrijf je onder andere over hoe oud onze stressrespons al is. Hebben we tegenwoordig eigenlijk met meer stress te maken dan vroeger?
Witte Hoogendijk: Er is tegenwoordig sprake van een ander soort stress. We zijn eigenlijk gebouwd om met heel concrete stress om te gaan; je vijand ontvluchten of juist de strijd aangaan, geen eten kunnen vinden en daarom honger moeten lijden… Later werd die stress iets ingewikkelder, ik noem als voorbeeld stress door een overlijdensgeval in je omgeving. Met name vanaf de agrarische revolutie, toen zich grotere dorpen begonnen te vormen, bezit ontstond en ongelijkheid tussen mensen aan de orde van de dag was, werd die stress dus steeds gecompliceerder.
Daarna volgde de industriële revolutie, waarin veel menselijke arbeid vervangen werd door de stoommachine, en inmiddels bevinden we ons in de digitale revolutie, die gekenmerkt wordt door globalisering. We hebben door middel van smartphones de hele wereld in onze broekzak zitten, waardoor er een type stressoren [iets dat stress veroorzaakt, red.] op ons afkomt waar we eigenlijk maar heel weinig mee kunnen – omdat ze zich heel ergens anders afspelen, omdat we er eigenlijk maar weinig van afweten, of omdat ze erg abstract zijn. Met name die abstracte problemen waar we de hele dag mee te maken hebben – zoals de opwarming van de aarde, nucleaire dreiging, economische achteruitgang – zijn dingen waar wij fysiek niet voor gebouwd zijn.
Is stress per se iets slechts, of kunnen we er ook baat bij hebben om enige stress te ervaren?
Op zich is stress niet verkeerd. Acute of kortdurende stress zorgt ervoor dat je beter presteert en alerter bent, bijvoorbeeld wanneer je onverwachts uit moet wijken voor een voorbijrijdende tram. Chronische stress daarentegen is niet goed. Mensen die chronische stress ervaren kunnen daar maar moeilijk aan ontkomen. Veel van hen worden continu blootgesteld aan dezelfde abstracte stressor, terwijl ze er eigenlijk maar heel weinig aan kunnen doen.
Dat haakt ook weer in op die abstracte problemen waar wij veel mee te maken hebben; ze blijven in je hoofd rondmalen, en worden daarmee onontkoombaar. Wanneer zo iemand naar buiten loopt en zich in een totaal andere omgeving bevindt, loopt diegene nog steeds rond met dezelfde piekergedachten – en dat is allesbehalve goed voor je.
Je bent al decennialang bezig met onderzoek naar depressies, en bent daarnaast gespecialiseerd in burn-outs. Is de kans dat iemand in een burn-out belandt ook erfelijk bepaald, zoals bij depressies deels het geval is?
Als je een groep burn-outpatiënten onderzoekt, blijkt ongeveer de helft daarvan ook een depressie te hebben. Omdat aanleg voor een depressie voor een relatief klein deel erfelijk bepaald is, zie je bij burn-outs inderdaad dat die ook voor een klein deel erfelijk bepaald zijn. Toch is het niet zo dat, als een familielid last heeft van een burn-out, jij er automatisch voor moet vrezen dat je er op den duur ook één zal krijgen.
“Die abstracte problemen waar we de hele dag mee te maken hebben – zoals de opwarming van de aarde, nucleaire dreiging, economische achteruitgang – zijn dingen waar wij fysiek niet voor gebouwd zijn.”
Videos by VICE
Vinden er nou eigenlijk veranderingen plaats in de hersenen in de aanloop naar en tijdens een burn-out?
Er veranderen altijd dingen in de hersenen. Als ik dit nu aan jou vertel en jij komt straks thuis en herinnert je wat ik gezegd heb, dan hebben er al veranderingen plaatsgevonden in de hersenen. Er zijn hersencellen die een betere verbinding hebben gekregen, meer synapsen die zich gevormd hebben – anders zou je niets kunnen onthouden. De hersenen zijn er namelijk voor bedoeld om zaken te herinneren, om je bijvoorbeeld te behoeden voor gevaar. Die herinneringen worden gecreëerd door iets dat neuroplasticiteit heet [veranderingen in de organisatie van de hersenen, red.]. Ook bij chronische stress veranderen er absoluut allerlei dingen in de hersenen. Het goede nieuws is dat die veranderingen meestal omkeerbaar zijn. Neem je dus de stress weg, dan keert alles weer terug naar hoe het eerst was – tenzij je bijvoorbeeld, naast je burn-out, een ernstige depressie hebt ontwikkeld. Als je eenmaal depressief bent geweest, is de kans dat je weer depressief raakt groter. Men denkt wel dat dit komt door een soort spoorvorming; als de hersenen eenmaal een bepaald spoor hebben gevolgd, is de kans groter dat je je later nogmaals op dat spoor bevindt.
“Bij chronische stress veranderen er allerlei dingen in de hersenen. Het goede nieuws is dat die veranderingen meestal omkeerbaar zijn.”
De burn-out als ziekte is niet opgenomen in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM), het handboek dat wereldwijd gehanteerd wordt bij psychiatrische diagnostiek. Terecht, of niet?
Qua ziektebeeld is de burn-out erg belangrijk, omdat het een voorloper kan zijn van de psychiatrische aandoening depressie. Toch vind ik het wel terecht dat die mogelijke voorloper van een depressie, de burn-out, niet in de DSM is opgenomen en doorgaans niet door een psychiater wordt behandeld. Als patiënt met een burn-out ben je beter af in de huisartsenpraktijk en bij de eerstelijnspsycholoog. Ik denk dat zij, mogelijk in samenwerking met een bedrijfsarts en de werkgever, het leven van de patiënt eerder op de rails zullen krijgen dan een psychiater. Als behandelaar van iemand met een burn-out moet je je zoveel mogelijk in het netwerk van diegene bevinden. De huisarts weet bijvoorbeeld precies hoe het gezin in elkaar zit en kent vaak ook de bedrijfsarts. Kijk, als er meer aan de hand is en zo’n patiënt ook aan een depressie blijkt te lijden die maar niet opknapt, moet het natuurlijk een optie zijn dat diegene ook door een psychiater wordt behandeld. Maar in eerste instantie horen burn-outs toch echt in de huisartsenpraktijk thuis.
Van millennials wordt door oudere generaties vaak beweerd dat we zo verwend zijn. We zouden niet gewend zijn aan hard werken, maar krijgen het op de een of andere manier alsnog voor elkaar in een burn-out te belanden. Hoe sta je daar tegenover?
Persoonlijk vind ik het moeilijk om hele generaties te generaliseren. Die twee woorden beginnen op exact dezelfde manier, en dat is natuurlijk met een reden. Ik denk dat het erg belangrijk is om te kijken naar individuele verschillen tussen mensen, hoe jong of oud ze dan ook mogen zijn.
Bedankt, Witte.
Tonic is de nieuwe site over gezondheid van VICE. Volg ons op Facebook.