Hoe het is om op te groeien als een onwelkome vluchteling

FYI.

This story is over 5 years old.

vluchtelingen

Hoe het is om op te groeien als een onwelkome vluchteling

In de jaren negentig vluchtten mijn ouders van Albanië naar Griekenland, waar Albanese immigranten werden gezien als een bedreiging voor de samenleving.

De bovenstaande tekening werd gemaakt door een minderjarige vluchteling in Athene. Afbeelding via

Toen ik één jaar oud was, vluchtten mijn ouders met mij en mijn broertje uit het communistische Albanië op zoek naar een beter leven. Ze vertrokken op 17 januari 1990. Een busje pikte ons op en bracht ons naar de grens, die we in het donker overstaken. Mijn ouders liepen anderhalve dag lang door de besneeuwde bergen tussen Albanië en Griekenland, met twee kleine kinderen in hun armen.

Advertentie

Hoewel de twee landen naast elkaar liggen en cultureel gezien niet zoveel verschilden, waren we niet bepaald welkom in Griekenland. Mijn ouders vluchtten kort voordat de Albanese overheid besloot om de grenzen naar Griekenland open te gooien, wat leidde tot een grote migratiegolf vanuit Albanië. Veel Albanese immigranten leefden jarenlang in de marge van de Griekse samenleving, en werden het slachtoffer van racistische aanvallen; in het jaar dat wij aankwamen in Griekenland, werden er vijftien migranten vermoord.

Vandaag de dag hoor je vaak dezelfde argumenten van fascisten en xenofoben over de instroom van migranten in Griekenland als toen: dat hun cultuur zo anders is dat ze niet kunnen integreren in Europa. Dat ze gevaarlijk zijn, dat ze onze maatschappij kapot zullen maken, dat ze verkrachters en dieven zijn, dat ze liegen en ziektes overbrengen. Het laat zien dat ze weinig hebben geleerd van de geschiedenis, want de Albanezen, Bulgaren en Roemenen waar ze dat twintig jaar geleden over riepen, zijn nu een geïntegreerd en grotendeels geaccepteerd onderdeel van de Griekse samenleving.

Mijn ouders hebben alleen nog twee foto's en het shirt dat ik droeg op de dag dat we vluchtten als aandenken aan het eerste jaar van mijn leven. Als je dagenlang een baby op je rug moet dragen, kan je niet zoveel meenemen. Gelukkig lag Griekenland aan de andere kant van de grens – in vergelijking met de tocht die veel vluchtelingen nu moeten maken, was onze reis behoorlijk kort. Ik herinner me er natuurlijk niets meer van, maar als ik de verhalen van mijn ouders hoor over hun vlucht uit hun thuisland lopen de rillingen over mijn rug. Ik kan me niet voorstellen hoe wanhopig en uitzichtloos de situatie moet zijn voor vluchtelingen die helemaal uit Syrië, Irak of Afghanistan komen.

Advertentie

Toen we eenmaal waren aangekomen in Griekenland, liepen mijn ouders een voormalige politieagent tegen het lijf, die ons naar een dorp reed dat Filiates heette. We brachten de nacht door in een oude school die gebruikt werd om vluchtelingen op te vangen. De volgende dag pakten we twee bussen naar Agrinio, waar we bijna twee jaar woonden. Mijn ouders namen allerlei baantjes aan om te overleven – zoals het geval is bij de meeste vluchtelingen, waren hun Albanese diploma's waardeloos in hun nieuwe land. Mijn moeder was een voedingsscheikundige, maar nadat we vertrokken uit Albanië gebruikte ze al die kennis alleen nog om jam te maken. Mijn vader droeg thuis Oorlog en Vrede voor, maar voor zijn baas was hij gewoon een van de vele Albanese dagarbeiders. Hij deed het soort werk dat de Grieken toentertijd niet wilden doen. Later werd daar opeens "Albanezen die onze banen stelen" van gemaakt.

Na twee jaar verhuisden we naar Athene zodat mijn broer en ik naar school konden. Mijn moeder werkte als huishoudster voor onze overburen – ze kookte, streek, en zorgde voor de kinderen van de familie. Mijn ouders vertrokken allebei elke ochtend om half zeven voor hun werk, en mijn moeder mocht nog geen minuut weg onder werktijd, dus maakte ze ons elke ochtend om half acht wakker door kleine steentjes tegen ons slaapkamerraam te gooien. Ik weet nog wel dat ze elke ochtend warme chocolademelk voor ons maakte voordat ze wegging, die altijd koud was tegen de tijd dat wij opstonden. Ik was toen vijf, mijn broer was acht. Elke ochtend zorgde hij ervoor dat ik op tijd opstond, mijn gezicht waste, en me aankleedde voor school.

Advertentie

Ik had het naar mijn zin op de kleuterschool, maar toen ik naar de basisschool ging werd me al snel duidelijk gemaakt dat ik anders was dan de rest van de klas. Toen ik in groep 3 zat bijvoorbeeld, kwam er een keer een lerares binnen die ik niet kende, die aantekeningen maakte, en vroeg wie er uit een ander land kwam. Ik stak mijn hand op, waarop zij zei: "O, we hebben er eentje gevonden." Ze vroeg waar ik vandaan kwam en hoe lang ik al in Griekenland was. Ik gaf antwoord op haar vragen.

De volgende dag wilde niemand meer naast me zitten. Het meisje waar ik altijd naast zat, weigerde tegen me te praten, omdat een ander klasgenootje aan iedereen had verteld dat zijn vader had gezegd dat hij niet moest omgaan met stinkende Albanese dieven. Toen ik die avond thuiskwam, vroeg ik mijn moeder of ik voortaan elke dag in bad mocht, in plaats van om de dag. Ze huilde toen ik uitlegde waarom ik vaker in bad moest.

Op het journaal werden in die tijd misdaden die gepleegd werden door Albanezen uitgelicht, en werd beweerd dat immigratie leidde tot hogere misdaadcijfers. In de media waren de Albanezen altijd degenen die roofden, vernielden, verpestten. Sommige leraren legden aan mijn klasgenoten uit dat dit niet waar was – anderen maakten het alleen maar erger. Een van mijn leraressen op de basisschool zette me aan een tafeltje apart, in mijn eentje, omdat ze niet zeker wist of ik ingeënt was. Ze probeerde mijn klasgenootjes te straffen door ze te dwingen om naast mij te zitten. Op de middelbare school bood ik constant mijn excuses aan voor dingen die ik niet had gedaan.

Advertentie

Ik leerde om schaamte te voelen zonder dat ik begreep wat ik verkeerd had gedaan. Dat ging door na school. Toen er bij mijn eerste baantje iets werd gestolen, was ik gelijk de voornaamste verdachte, ondanks dat ik niet eens had gewerkt die dag. Het is doodvermoeiend om constant te moeten bewijzen dat niet alles jouw schuld is, en moeilijk om je plek te vinden in een maatschappij die jou niet eerlijk of als een gelijke wil behandelen. Het woord "Albanees" werd als een scheldwoord gebruikt in Griekenland.

Onze verblijfsvergunningen waren roze, en als je ze aan een agent liet zien, twijfelden die altijd – elke keer weer – aan de echtheid ervan. Mijn familie moest elk half jaar om vijf uur 's ochtends in de rij gaan staan bij het migrantenkantoor om ze te vernieuwen. Dat kostte 100 euro per familielid. En het waren niet alleen agenten die de vergunningen niet vertrouwden – op de eerste dag van de nationale toelatingsexamens voor de universiteit raakte ik een uur aan examentijd kwijt omdat de leraren eerst wilden checken of ik wel de juiste papieren had. Ze vertrouwden de roze kaart niet. We kregen gewone identiteitspapieren en de Griekse nationaliteit twintig jaar nadat we in Griekenland arriveerden; na twintig jaar van belasting betalen en al onze papieren op orde hebben.

Als kind had ik het gevoel dat ik verantwoordelijk werd gehouden voor de misstappen van anderen. Mijn broer en ik wisten dat we niet dezelfde streken konden uithalen als de andere kinderen in de buurt – rondrennen, schreeuwen, ons misdragen. We hadden niet dezelfde ruimte voor fouten als andere kinderen. Dus studeerden we, en probeerden we zo hoog mogelijke cijfers te halen. Dat was ook onze manier om onze ouders terug te betalen. Ze konden pas toen ze in de vijftig waren voor het eerst op vakantie, toen ze eindelijk niet meer voor onze opleidingen hoefden te betalen.

Het resultaat is dat ik altijd het gevoel had dat ik te min was om Grieks te zijn, en me ook niet echt Albanees voelde. Ik ben maar twee keer in mijn leven naar Albanië geweest. Ik heb soms de wereld gehaat omdat ik me zo onwelkom voelde. Ik heb soms mijn ouders gehaat omdat ze ons naar Griekenland brachten. Ik heb soms mijn broer gehaat, die tegen zijn vrienden zei dat hij zich Grieks voelde en Albanezen haatte, alleen om erbij te horen.

Gelukkig heb ik me in de loop der jaren ook gerealiseerd dat je identiteit ophangen aan een afgebakend stukje land en de mensen die er wonen overschat is. Ik zie mensen die me behandelen als een gelijke en een volwaardig mens als mijn landgenoten, waar ze ook vandaan komen. Voor elke juf of meester die me vernederde, waren er net zoveel die me niet als anders dan de andere kinderen zagen. Ik heb blinde haat en discriminatie gezien, maar ook solidariteit en vriendelijkheid. En het is belangrijk om te onthouden dat racisten niet allemaal dezelfde nationaliteit hebben – er zijn Albanezen die vinden dat we de vluchtelingen in Griekenland niet moeten helpen; er zijn Albanezen die lid zijn van het extreemrechtse Gouden Dagenraad. Het zou grappig zijn als het niet zo walgelijk en gevaarlijk was.

Tegenwoordig kijkt bijna niemand in Griekenland meer op Albanezen neer. De recentere instroom van vluchtelingen heeft onze plaats ingenomen als de vermeende bedreiging voor de Griekse samenleving. Vluchtelingenkinderen in Griekenland zullen waarschijnlijk worstelen om te begrijpen waarom ze worden buitengesloten. Ik hoop dat ze veel begripvolle buren, aardige leraren en schoolvrienden zullen hebben, die niet luisteren naar wat andere mensen zeggen. Dat verdienen ze net zoveel als ieder ander.

Dit artikel verscheen eerder op VICE Griekenland.