De totale vernietiging van de New Yorkse wijk Breezy Point

Terwijl veel New Yorkers huilden om hun internetloosheid, zagen de mensen in de wijk Breezy Point (Queens) dat hun buurt langzaam veranderde in een overstroomde hel. Orkaan Sandy bracht hoge golven mee die de bungalows aan de kust verwoestten. De boulevard zonk, ramen werden verpulverd en rond zeven uur vloog een huis met twee verdiepingen door kortsluiting in brand. De brandweer kon de vlammen van een paar kilometer afstand zien, maar ook hun gebouw was overstroomd. Het vuur verspreidde zich snel en de vlammen veranderden in een enorme inferno die in totaal 81 huizen tot de grond toe afbrandde. Raadslid Phillip Goldfeder zei: “Wat niet overspoeld is, staat in brand.”

Ik was benieuwd naar de schade die Sandy had aangericht, en dus reed ik een dag na de brand naar Breezy Point. Het is een lange rit door Brooklyn en Queens, langs Coney Island, voorbij Brighton Beach en dan over een verlaten tolbrug over de Atlantische Oceaan. Van daaruit leidt een enkele weg naar de stad—een smal pad met aan beide zijden de zee. De ingang werd bewaakt door een agent.

Videos by VICE

“Hoe is de weg hier verder?”, vroeg ik hem.

“U moet hier omkeren,” zei hij.

Ik kon in de verte rook zien opstijgen. De enige andere auto’s waren ambulances.

“Ik ben een journalist,” zei ik. “Dit is geen privé-eigendom.”

“Dat is het wel,” zei hij. “U moet nu omkeren.”

Ik ben een van de mensen die de neiging heeft om te denken dat alle agenten leugenaars zijn en dat ze het vooral leuk vinden om te liegen tegen journalisten, dus ik nam aan dat deze agent ook loog. Later kwam ik erachter dat hij de waarheid sprak. In 1960 kochten de 4.500 inwoners de 2.000 hectare aan strand, duinen en moerassen van de stad, voor 11 miljoen dollar. Zij vormden vervolgens de Breezy Point-coöperatie, die de wijk persoonlijk handhaaft. Alleen de leden van de coöperatie en hun gasten zijn daar welkom. Tal van brandweermannen en politieagenten wonen hier en de wijk heeft de op een na hoogste concentratie van Ierse Amerikanen in de Verenigde Staten. De lokale bevolking noemt het de ‘Ierse Rivièra’. 

Nadat ik de agent waarschijnlijk veel te lang had aangestaard, keerde ik mijn auto om en reed ik terug naar waar ik vandaan kwam. Maar toen keek ik op de kaart. Rockaway Point Boulevard—de weg waarop de agent me net had geweigerd—loopt langs de gehele noordelijke rand van het schiereiland. En ja, het is de enige echte weg richting Breezy Point.

Maar precies parallel hieraan, aan de zuidelijke rand van het schiereiland, loopt de kustlijn. Er zijn daar geen echte wegen, maar dat betekent niet dat er geen route is. Ik besloot te gaan lopen, 5,7 kilometer naar het centrum van Breezy Point—geen kleine wandeling. Het was twee uur ‘s middags, het was zonnig, ik had ongeveer vier uur voordat het donker werd.

Het strand was verwoest. Links van mij lag de oceaan; enorme golven sloegen tegen de kust. Aan mijn rechterkant werden zandduinen bedekt met nat kreupelhout. Het stukje strand had tijdens de storm overduidelijk onder water gelegen; ik liet diepe voetstappen achter in de modder. Ik wist dat Sandy inmiddels West-Virginia gepasseerd was, maar toch kwam de gedachte even in me op dat ik zou verdrinken als er daadwerkelijk een golf over de duinen zou slaan.

De route die ik liep was ooit een boulevard, vernietigd door de stormen en orkanen door de jaren heen. Af en toe liep ik langs enorme platen van gescheurd beton. Het hele schiereiland is onbeschermd tegen de zee. Als er een storm de Atlantische Oceaan uit komt razen is Breezy Point altijd de eerste verkeersdrempel die de storm moet vertragen.

De meest recente ramp dateert van twee maanden geleden, toen een tornado een resort aan het strand beschadigde. Mijn wandelroute bracht me bij een ander resort: de Silver Gull Beach Club, beschadigd door Sandy. Het zag eruit als een spookstad. Elk raam was gebroken, de meeste van de gebouwen leunden zwaar op een klein gedeelte van de fundering en andere panden waren volledig ingestort. Er waren twee zwembaden: beide gevuld met puin en regenwater. 

Uiteindelijk zag ik in de verte de torens van rook en de rode gloed van ambulances. Ik klom in een duin en onder mij lag Breezy Point. De eerste bungalows zagen er niet eens zo slecht uit: voortuinen waren moerassen geworden, klimrekken stonden half onder water. De politie liet sommige journalisten toe op een parkeerplaats in de buurt, maar alleen de bewoners mochten komen waar ik nu stond: de binnenstad.

Een groepje vermoeide mensen liep langs de oceaan. Ze gaapten naar hun eigen verwoeste huizen en sjouwden met hun doorweekte bezittingen. Ik ontmoette een vrouw die met een olieverfschilderij door de wrakstukken sjouwde. Ze zou deze ophangen in het huis van haar zus in Brooklyn, maar door de storm moest ze in Breezy Point blijven. 

“Waarom is dat het enige wat je bij je hebt?”, vroeg ik.

“Het is het enige dat niet kapot is,” zei ze.

“Wie is de schilder?”

“Ik weet het niet,” zei ze, “ik vind het gewoon mooi.”

Ik liep verder naar beneden. Na de brand vergeleek de burgemeester de situatie met die van de slagvelden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Toen ik dat op de radio hoorde dacht ik dat het een van de vele belachelijke hyperbolische uitspraken was die politici regelmatig maken. (Ik hoorde ook iemand op de radio zeggen dat Sandy een grotere indruk had gemaakt dan de aanslagen van 11 september). Toch was het een nauwkeurige omschrijving van de burgemeester. Elk huis was tot de grond toe afgebrand, alleen een paar schoorstenen stonden nog rechtop. Muren waren teruggebracht tot bergen as. De geur van gesmolten plastic en weet ik veel wat nog meer, deed me kokhalzen. 

Aan de voorzijde van een van de verkoolde huizen stonden een postbus en een veranda, die de brand op magische wijze hadden overleefd. Ik ontmoette een mollige, bebaarde oude man. “Wie had gedacht dat die verdomde veranda er nog zou staan?”, zei hij terwijl hij op de veerkrachtige constructie klopte. Hij legde uit dat hij de stad had verlaten om bij zijn familie te kunnen zijn. “We zijn gewend aan stormen, maar niet aan stormen zoals deze.” Hij klopte weer op de veranda. “Jeetje, man. Kijk eens naar dit ding. Onverwoestbaar.”

Een brandweerman kwam naar ons toe. De brandweer hielp de bewoners met het redden van spullen en het vervoeren van mensen, van en naar de parkeerplaats. Dezelfde parkeerplaats als waar de journalisten zich hadden verzameld. Iedereen werd op ID gecontroleerd. Ik zag in de verte een nieuwsbusje staan.

“Hebben jullie hulp nodig?”, vroeg hij.

“Hulp nodig? Met wat?”, zei de bebaarde man tegen de brandweerman.

De brandweerman haalde zijn schouders op en liep verder.

Ik besloot dat het tijd was om te gaan.

Ik probeerde niet de aandacht van de agenten of brandweermannen te trekken toen ik de stad verliet. Ook probeerde ik niet te grijnzen om de belachelijke ironie van het rampgebied; ik liep langs een huis waarvan alleen de gevel nog overeind stond. Boven de deur hing een ongedeerd bordje: “It’s a wonderful life.”

Een man in een Yankees-jas zag dat ik een foto maakte. “Dat is mijn huis,” zei hij. “It’s a fucking wonderful life, right.”

Ik vervolgde de terugweg over het strand. Het werd donker. Ik volgde mijn eigen diepe voetafdrukken naar mijn auto.