Als je op de hoogte wil blijven van onze beste stukken zonder je suf te scrollen, schrijf je dan in voor onze wekelijkse nieuwsbrief.
Veel mensen denken in beperkingen, vooral als het om de toekomst van lifestyle gaat. Minder CO2 uitstoten, minder vliegen, minder vlees eten, minder plastic gebruiken, minder spullen kopen. Het lijkt daardoor alsof je maar twee kanten op kunt: jezelf en anderen allerlei dingen ontzeggen, of verbeten je verworvenheden verdedigen. Ik vind dat erg vermoeiend. Elke verandering, dus ook klimaatverandering, is een kans. Ik ben totaal niet van plan om mezelf een glamoureuze toekomst vol ongebreideld hedonisme te ontzeggen, maar ik reis bijvoorbeeld liever per jetpack op zonne-energie dan in oncomfortabele, onhygiënische én planeetslopende vliegtuigen. Ik vertrouw erop dat er we als mensheid wel weer nieuwe dingen gaan uitvinden waardoor we in de toekomst niet op een houtje hoeven te bijten. Ik ging op zoek naar zulke uitvindingen op de Dutch Design Week in Eindhoven, waar elk jaar de crème de la crème van ontwerpers bij elkaar komt om hun visie op de toekomst te laten zien. “If not now then when?” is het thema. Kom maar door met dat toekomstbestendige spektakel!
Videos by VICE
Ik begin mijn zoektocht naar vooruitstrevende glamour op Strijp-S, de ‘culturele hotspot’ van Eindhoven en de centrale locatie van de Dutch Design Week. ‘Sustainability’ en ‘circularity’ zijn al een tijdje trends in designland. Als je een van deze toverwoorden noemt in je projectomschrijving, gaat de subsidiekraan een stuk gemakkelijker open en willen allerlei bedrijven investeren om hun imago groener te maken. Prachtig natuurlijk, want zo wordt de mensheid toekomstklaar gemaakt. Helaas leidt het ook tot luiheid op het esthetische vlak: duurzaamheid kan er soms erg armoedig uitzien. Op Strijp-S stuit ik meteen op een kolossaal voorbeeld daarvan: een rond bouwsel in onbestemde bruintinten. Dit Growing Pavilion is een van de blikvangers van de Design Week, en het is gemaakt van schimmels (in jargon heet dat ‘biobased’). Ik wil best geloven dat deze constructietechniek minder uitstoot veroorzaakt, en dat er mensen zijn die het terug-naar-de-natuurgevoel dat het paviljoen uitstraalt kunnen waarderen. Persoonlijk zou ik het liefst het hele ding wegpoetsen met agressieve badkamerspray.
Het nabijgelegen Klokgebouw is omgedoopt tot The Optimistic Landscape. Hier vind je veel toekomstbestendige gadgets die er, als je ervan houdt, juist erg verleidelijk uitzien. Groepen lichtelijk nerdy mensen staan te kwijlen rondom elektrische motoren. In dit gebouw vind je ook de concept-carshowroom van Renault, hoofdsponsor van de Design Week. Hun creatief directeur Laurens van den Acker houdt er een praatje over ‘the new mobility’ . Hoewel ik het toch wat burgerlijke middenklassemerk Renault niet echt associeer met futuristische visioenen, zijn hun plannen best innovatief: ze willen een systeem van gedeelde, elektrische, zelfrijdende auto’s gaan invoeren in grote steden.
Van den Acker vraagt zich wel af hoe je dat cool houdt. “Hoe zorg je ervoor dat een auto geen wasmachine wordt?” Renaults zijn dan misschien geen Tesla-testosteronmachines, maar het blijft moeilijk om het idee op te geven dat een auto een verlengstuk is van degene die erin rijdt. Van den Acker wil dat oplossen door de deelauto’s Franse allure te geven. “Zoals met de Thalys, dat is ook niet zomaar een trein.”
Er komt naast de gewone zelfrijdende Renault-taxi ook een premium-variant die je kunt gebruiken als je wil patsen tijdens een date of voor als je een bruiloft hebt. Een voorbeeld van hoe zoiets eruit kan zien is in de showroom te bewonderen, en natuurlijk wil ik er even in zitten. Deze concept car is gebaseerd op klassieke Parijse appartementen, met comfortabele groene lederen stoelen, glas-in-lood-achtige ramen en gemoderniseerde art-decolampjes. Dit is glamour die iedereen al zeker een eeuw begrijpt. Van den Acker verkoopt het idee van elektrische robottaxi’s op dezelfde manier als waarop de eerste fossiele auto’s werden verkocht aan mensen die niet zo van verandering houden. “Het is eigenlijk hetzelfde idee als een koets.”
Dat grote auto-bedrijven als Renault nu ook op de innovatie-TGV zijn gesprongen is geruststellend, maar ik vind het naar mijn eigen smaak een beetje veilig eruitzien. Ik ga naar de Graduation Show van de Design Academy. Ik verwacht dat de jonge, pas afgestudeerde ontwerpers net als ik ook vol hedonistische veranderingsdrang naar de toekomst kijken. Dat valt tegen. Er wordt geworsteld met de uitdagingen die de huidige tijd de designer biedt. Er zijn al zoveel spullen, dus je moet wel echt met iets urgents komen waar de wereld wat aan heeft. De resultaten stemmen me melancholisch.
Federico Rosa maakte een stoel, een salontafel een een spiegel waarvan de poten in goud gedipt zijn. Zijn project Acqua Alta ziet er très chic uit, maar wordt verontrustend als je bedenkt dat de ornamentatie een verwijzing is naar het stijgende water in Venetië. De vorm van de het verguldsel is gebaseerd op de zeepokken, algen en mosselen die zich tegen de stoelpoten zouden afzetten als er continu een laagje zeewater in de kamer zou staan. Dit project is een grimmige waarschuwing voor het verval van een van de meest glorieuze steden van Europa, en het verval van de wereld in het algemeen. Rosa biedt geen oplossingen, maar zijn meubels zijn wel erg glamoureus. Schoonheid in het licht van de dood is altijd de spannendste schoonheid.
Jelle van Twillert daarentegen heeft vrolijke geel-oranje glitterkussens gemaakt. Zijn project heet The Sweet Retreat. “Veel designprojecten zijn de laatste tijd zo zwaar, en gaan over allerlei wereldproblemen. Maar het is ook belangrijk om plezier te hebben,” zegt hij. Door af en toe te vluchten in zoete kleuren houd je het leuk en krijg je weer energie om door te gaan. “Het is niet zo dat ik tegen duurzaamheid ben, de vulling van mijn kussens is bijvoorbeeld gemaakt van oude banken.” Jelle ziet de zoete kussens onder andere voor zich in kantooromgevingen. Ik twijfel of er in plek voor is in mijn toekomstige glamourleven, al zijn de glitters mooi.
Paula Schulenburg vond überhaupt geen plezier meer in design in de traditionele zin van het woord. Ze bouwt in plaats daarvan een stapel van oude matrassen. Ver boven haar macht tilt ze een matras twee meter de lucht in maar dan dondert het hele bouwwerk weer in elkaar. Onvermoeibaar begint ze steeds opnieuw. Het is een metafoor voor de absurditeit van onze omgang met de zooi die we produceren, de absurdheid van design, en de absurdheid van het menselijke bestaan. “Altijd proberen we ons maar af te zetten tegen de natuur – ik probeer wat meer te accepteren wat er gebeurt.” Schulenburg wil geen nieuwe spullen toevoegen aan de wereld, maar poëzie en reflectie. Ze wijst naar een ander uitgestald project, dat bestaat uit elegante sculpturen van plaatstaal. “Ik zou echt niet de verantwoordelijkheid willen dragen om bijvoorbeeld zoiets als dat de wereld in te helpen. Dat klinkt misschien egoïstisch van me, maar ik vind het belangrijk dat ontwerpen speels blijft. En een spel kun je steeds weer opnieuw spelen.” Dit is anti-design, en Paula weet me er bijna van te overtuigen dat spullen alleen maar een last zijn.
Maar dan zie ik het werk van Boris Brucher. Hij vond een elegante tussenoplossing tussen anti-design en gewoon vrolijk meer spullen de wereld in helpen: witte lakens met prints van designklassiekers erop. Hij gooit ze over andere, waarschijnlijk lelijkere meubels heen. Zijn werk Homeset gaat over de beeldcultuur die in tijden van Instagram zo sterk is dat een foto bijna belangrijker is dan het ding of mens dat op de foto staat. Waarom zou je nog al die moeite doen om een stoel in je huis te zetten als het er uiteindelijk toch alleen maar om gaat dat je op social media laat zien dat je smaak hebt. Het idee van Brucher is niet alleen een goed idee, het ziet er ook gewoon erg highbrow uit. Alsof je huiskamer de set is van een avant-gardistisch theaterstuk.
Die uitstapjes naar andere kunstdisciplines smaken naar meer, en ik ga terug naar Strijp-S voor de expo The Object is Absent . Ook hier kijken ze wat er van design overblijft als je geen concrete producten meer maakt. Zoals de titel al een klein beetje weggeeft, staan er amper objecten in de witte ruimtes. Er lopen wel veel performers en designers rond, die de bezoekers op een niet-materialistische manier naar design laten kijken. De werken op deze expo zouden als conceptuele kunst of theater een beetje uitgekauwd zijn, maar in design-context werken ze juist goed. Van ontwerpers wordt nog altijd verwacht dat ze spullen maken, en als ze dat juist niet doen, is dat dapper.
Achter een balie staan regisseurs die je helpen om designklassiekers zelf uit te beelden, zodat je ze niet hoeft te kopen. De iconische sinaasappelpers van Philippe Starck heb je helemaal niet nodig als je ook sinaasappels kunt uitpersen op je eigen vuist terwijl je denkt aan de iconische sinaasappelpers van Philippe Starck. Plakkerig sap dat langs je arm loopt voelde nog nooit zo chic. Er is op de expo ook een keuken (door Elise ‘t Hart & Nils Davidse) die bestaat uit tientallen luidsprekertjes waaruit de vertrouwde keukengeluiden (een druppende kraan, een afzuigkap) komen, zonder dat je er verder in hoeft te koken. Niet hoeven te koken is sowieso luxe, en dat marmeren aanrechtblad en die ijsblokjesmachine kun je er zelf wel bij bedenken.
Er is ook een performancegroep die ‘Body Architecture’ uitvoert, een werk van Lucas Maassen & Vivien Tauchmann. Dat betekent dat de spelers meubels en andere objecten uitbeelden met zichzelf en leden van het publiek als bouwstenen. Ik heb het geluk dat ze voor mij een troon vormen. Waarom zitten we eigenlijk op stoelen als je ook op mensen kan zitten, mijmer ik terwijl ik de nekken van de performers onder me een beetje door voel buigen onder mijn gewicht.
Soms lijkt alsof er maar één manier is waarop de duurzame toekomst vorm kan krijgen. Alsof we straks allemaal Rob Jetten in een TU-zonne-auto moeten zijn. Sommige mensen vinden dat eng. Maar zo gauw een bepaalde techniek eenmaal ontwikkeld is, gaan bedrijven en ontwerpers daar vanzelf allerlei mooie én lelijke dingen mee doen. En dan kun je gewoon nog steeds kiezen hoe je zelf wilt dat je leven eruitziet. Ik vond het leuk om te ontdekken dat bij Renault nationale trots en innovatie prima hand in hand kunnen gaan, en ik zou bij nader inzien toch ook best wel in een huis van schimmels kunnen wonen. Een leuk behangetje doet wonderen.
Maar het liefst wil ik dat we in de toekomst theaterspelers in lege decors worden. Terwijl ik ontspannen in een troon van mensen hang, ontvouwt zich voor mijn geestesoog een prachtig glamour-interieur in de ruimte rondom me, dat zich niks aantrekt van mijn krappe portemonnee of van klimaatverandering. Zolang je je fantasie maar hebt kan er eigenlijk helemaal niet zoveel misgaan.