Tom Bainathsah loopt ietwat onrustig door de kantine van amateurclub Faja Lobi. De voorzitter baalt een beetje. “De dj zou al om 11 uur operationeel zijn”, zegt hij. Het is half 12 en er is geen dj te bekennen bij de voetbalclub uit de Utrechtse wijk Kanaleneiland. Faja Lobi ligt bovenop het dak van de parkeergarage van een Ikea. Ik ben hier vandaag om het Humphrey Mijnals-toernooi mee te maken.
Humphrey “Minna” Mijnals was op 3 april 1960 de eerste Nederlandse Surinamer die in Oranje speelde. Elk jaar wordt hij hier, bij Faja Lobi, geëerd met zijn eigen seniorentoernooi. Mijnals is inmiddels 87 jaar, maar komt altijd opdagen om de aftrap te doen en aan het einde van de dag de prijzen uit te reiken. Iets over half twaalf komt hij de voetbalclub binnen lopen met zijn vrouw Marianne. Meteen wordt hij in de armen gevallen door een vrouw die uit de keuken komt lopen. “Mijnheer Mijnals! Welkom!”, zegt ze, waarna hij drie kussen krijgt.
Videos by VICE
Voorzitter Bainathsah omhelst Mijnals ook stevig en wijst dan naar mij. “Dit is de journalist waar ik u eerder over vertelde. Hij is speciaal voor u hierheen is gekomen en zal u vandaag volgen.” Mijnals glimlacht en stelt zich aan mij voor. “Goed dat je er bent,” zegt hij. “Ga je me echt de hele dag volgen? Ik moet eerst even hallo zeggen tegen mijn mensen, hoor. Dit is mijn dag.” Dan loopt hij de kantine in, om de ene na de andere bekende te begroeten.
Helaas blijken nog niet alle bezoekers van het toernooi op de hoogte van de status van Mijnals. Buiten zit een groepje voetballers in de zon te wachten tot het toernooi gaat beginnen. Mijnals spreekt ze aan, maar de spelers herkennen hem niet. Ietwat verbaasd legt Mijnals uit dat dit zijn toernooi is. De mannen geven hem een hand, maar lijken niet echt onder de indruk. “Die kennen mij niet. Dat zijn Antillianen,” legt Mijnals me uit. We lopen een stukje door en praten over zijn tijd als profvoetballer.
Mijnals groeide op in Marowijne, een district in het noordoosten van Suriname. Begin jaren vijftig speelde hij als verdedigend talent bij het Surinaamse Robin Hood en América FC in Brazilië, voordat de Utrechtse club Elinkwijk hem naar Nederland wilde halen. “Eerst wilde ik helemaal niet naar het koude Nederland. Mij niet gezien.” Maar onder meer het tekengeld van 15.000 gulden, veel voor die tijd, haalde hem over. “Ik werd beroepsvoetballer,” zegt hij trots. Mijnals vertrok met de boot naar Nederland. “De tocht duurde zestien dagen, waarvan ik er zestien ziek ben geweest.”
Mijnals maakte snel indruk bij Elinkwijk en werd uitgenodigd voor het Nederlands elftal. Op 3 april 1960 maakte hij zijn debuut voor Oranje in een interland tegen Bulgarije. Nadat een doelpoging van Bulgarije op de lat belandde, viel de bal terug het spel in. Mijnals ruimde de bal op met een omhaal. Dat was een sensatie, zoiets had men in Nederland nog nooit gezien. “Maar voor mij was het normaal,” zegt Mijnals. Als ik hem vertel dat ik ook heb gehoord dat hij in die tijd erg populair was bij de Nederlandse vrouwen, begint Mijnals te lachen. “Daar weet ik niets van, maar het zal dan wel.”
Na drie interlands in Oranje stapte Mijnals van Oranje over naar het Surinaams elftal. Volgens verschillende bronnen kwam dat door een ruzie met de KNVB, maar daar is volgens Mijnals niks van waar. “Ik heb bij Oranje gewoon een leuke tijd gehad, maar daarna werd ik door Suriname uitgenodigd.” Uiteindelijk speelde hij 45 keer voor het Surinaams elftal. Na zijn carrière als voetballer ging Mijnals in Utrecht bij de Detam werken. “Toen was ik geen beroepsvoetballer meer.” Bij de Detam leerde hij zijn huidige vrouw Marianne kennen, waarvoor hij zijn eerste vrouw verliet.
Dat ging overigens in goede orde, want zijn eerste vrouw is ook aanwezig op het toernooi van haar ex-man. Zij is een van de velen die voor hem naar Faja Lobi zijn gekomen. Verre familieleden, oude vrienden, bestuurders van Elinkwijk of voetballers die een balletje komen trappen, spreken hem allemaal aan. Als Mijnals hen groet, wijst hij telkens meteen naar mij. “Deze journalist is vandaag speciaal voor mij hierheen gekomen”, zegt hij dan trots.
In de kantine is de dj inmiddels gearriveerd. Ik loop door naar de ruimte waar de scheidsrechters een glaasje drinken en voorzitter Bainathsah omroept op welke velden de teams hun wedstrijden gaan spelen. De ruimte is een soort commandokamer. Het toernooi zou eigenlijk om 12 uur beginnen, maar de klok geeft inmiddels half 1 aan. “Ik hield al rekening met een half uur of drie kwartier uitloop,” legt Bainathsah lachend uit. “Want al die teams zijn te laat of vergeten spullen.”
Dan knijpt Mijnals me opeens in mijn schouders. “Ik ga zo de aftrap van de eerste wedstrijd doen,” zegt hij. “En jij gaat mee om foto’s te maken.” De aftrap is zo gepiept. Marianne Mijnals krijgt een bosje bloemen van Bainathsah, waarna haar man de bal een tikkie geeft. “Ik doe die aftrap snel, want dan ben ik er vanaf”, zegt hij als we het veld af lopen. Dan verdwijnt hij in de menigte, waar mensen hem weer om de haverklap omhelzen en kusjes geven. Van voorzitter Bainathsah krijg ik een stapel bonnen in mijn handen gedrukt om eten en drinken van te halen.
Met een broodje kippenlever en een Parbo biertje in de hand loop ik een rondje langs de velden. Bij een van de teams zie ik politicus Farid Azarkan meespelen. Ik spreek hem aan als hij langs de kant uit staat te rusten. Ik vraag of hij in het veld wel eens wat naar zijn hoofd geslingerd krijgt door zijn politieke werk. “Hier niet, maar soms wel,” zegt hij. “Dan vragen ze hoe het met Geert gaat, of dreigen ze een motie in te dienen, haha.” Daarna begint hij over ongelijkheid in de salarissen bij Ajax tussen Daley Blind en Hakim Ziyech. “Klassenjustitie”, meent hij.
Dan moet Azarkan ervandoor, want het volgende potje wacht. Langs de kant van het veld word ik aangesproken door een Surinaamse dame. “Waarom maak jij foto’s?”, vraagt ze. Ik leg uit voor welke site ik werk en waar de foto’s terecht gaan komen. “Waarom maak je geen foto’s van mij? Ik ben toch speciaal?”, zegt ze. Ik ben het daar mee eens en ga in de houding staan om een foto te schieten. De dame maakt er een shoot van en neemt verschillende poses aan. “Dankjewel he, lekker ding,” zegt ze als de shoot klaar is. Ik voel me gevleid en zwaai haar gedag.
Op het terras kom ik Mijnals tegen. “Waar was je?”, zegt hij. “Je hebt wat gemist! Er waren bekenden.” Ergens moet Mijnals vergeten zijn dat ik vandaag een reportage kom maken en niet zijn persoonlijk fotograaf ben, maar ik vind het wel mooi zo. Ik verontschuldig me en zet Mijnals op de foto met een nieuwe lading oude vrienden. Dan neemt hij naast zijn vrouw plaats op een kruk op het terras, waar het inmiddels flink druk is geworden. De kantine van Faja Lobi staat ook vol en bij de catering vliegen de broodjes pom, bara’s en porties nasi over de toonbank.
In de commandokamer is men druk in de weer met het indelen van de finales. Een Turkse scheidsrechter in een oranje tenue is trots als hij een finale toegewezen krijgt. “Noem mij voortaan maar Gözübüyük!”, zegt hij. Naast hem staat een vrouw te lachen. Ze heet Ria en werkt eigenlijk bij een andere amateurclub, maar vandaag helpt ze Faja Lobi een handje met het toernooi. Ze kent Mijnals al van jongs af aan. Ria vertelt dat ze met voorzitter Bainathsah heeft gewed dat het toernooi niet op schema om half 6 af zal zijn gelopen. “Dat gaat hij niet redden.”
In de kantine is inmiddels een optreden van de Sweet Masters begonnen. De Surinaamse band heeft de boel in no-time flink aan het swingen gekregen. Mensen van alle leeftijden gaan los op de dansvloer. Stelletjes van dik in de zeventig of tachtig dansen lief met elkaar, een stuk soepeler dan ik ooit zal kunnen. Mijnals is inmiddels een beetje moe en zit op een hoge kruk aan de kant van de dansvloer. Als een koning kijkt hij uit over het geheel, met zijn vrouw Marianne naast zich.
Iets verderop, in de commandokamer, heeft Ria haar gelijk gekregen. De laatste wedstrijd is ongeveer een uur later dan gepland klaar. “Ik zei het toch!”, zegt ze lachend tegen Bainathsah. Samen tillen ze vervolgens de bekers voor de winnaars van het toernooi naar de kantine. Bovenop de enorme wisselbokaal voor de winnaars van het toernooi staat een poppetje die een omhaal doet, zoals Mijnals tijdens zijn debuut voor Oranje. De Sweet Masters leggen hun optreden stil en de winnaars worden een voor een naar voren gehaald.
“Nu ben ik een beetje moe,” zegt Mijnals als hij alle prijzen uit heeft gereikt. Het is tijd om naar huis te gaan. Ik krijg van de organisatie nog een enorme bak bami mee naar huis, daarna pak ik samen met Mijnals en zijn vrouw de lift naar beneden. “Bedankt he. Kom je volgend jaar weer?”, zegt hij beneden. Ik beloof er volgend jaar weer te zijn. “Dat is mooi,” zegt Mijnals. “Dit is mijn dag.”
Hieronder meer foto’s van het Humphrey Mijnals-toernooi: