Volgens de premier van Bhutan was zijn volk gelukkiger zonder democratie

Bhutan is wereldwijd beroemd om zijn gebruik van Bruto Nationaal Geluk in plaats van het BNP. Het is een klein en teruggetrokken koninkrijk, dat pas in 1999 televisie introduceerde na jarenlange mediarestricties. Het landje begint nu echter steeds meer de deuren te openen, zo zei premier Tshering Tobgay in gesprek met VICE News.

Hij zei dat Bhutan, dat in de jaren negentig nog haar etnisch-Nepalese populatie verjoeg, inmiddels een echte democratie is waar mensenrechten, vrijheid van meningsuiting en multiculturalisme volledige gewaarborgd zijn. In zestien jaar heeft het land een transitie doorgemaakt van de legalisering van televisie naar het actief omarmen van sociale media. Tobgay verwelkomt deze ontwikkeling: “Dankzij sociale media staan we veel dichter in contact met de wereld, maar ook met elkaar. Dat zijn allebei goede punten.”

Videos by VICE

Volgens de premier heeft de Bhutaanse democratie unieke eigenschappen. “Ten eerste hebben we er niet voor hoeven vechten, want het is aan ons gegeven door de koning. Ten tweede wilde het volk helemaal geen democratie, maar heeft het koningshuis ons moeten dwingen.” Het partijsysteem is ook drastisch anders dan dat we hier gewend zijn: “Het is niet gebruikelijk dat partijen grote onenigheden hebben,” aldus Tobgay. “Ze zijn er niet om een bepaald belang of ideologie erdoor te drukken. De koning zei ons dat we een werkende democratie moesten hebben, en dat daarvoor politieke partijen nodig waren. In ons systeem verschillen de partijen ideologisch niet heel veel van elkaar.”

De Bhutaanse bevolking was echter in de tijden zonder democratie gelukkiger. “De meeste mensen gingen ervan uit dat democratie een groter kwaad zou zijn dan de verlichte monarchie die we eerst hadden,” zei de premier.

In de grondwet is vastgelegd dat het land altijd haar befaamde Bruto Nationaal Geluk moet nastreven. “Dat hoeven we ook helemaal niet meer de hele tijd de benadrukken, omdat het compleet natuurlijk voor ons is,” aldus Tobgay. “Wel is het onze verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat onze hoge idealen en principes worden nageleefd.” Saillant detail: uit een onderzoek uit 2010 is gebleken dat slechts 41% van de Bhutanese bevolking ook daadwerkelijk ‘gelukkig’ is.

Toen we daarop doorvroegen, legde Tobgay uit dat geluk een ideaal is, dat niet ten koste van de economie zou moeten gaan. “Het idee van Bruto Nationaal Geluk gaat niet alleen om het uitdrukken van gelukkig zijn an sich. Het gaat ook het verschaffen van mogelijkheden, inclusiviteit, hoop en groei. Het is een holistische benadering van ontwikkeling; een balans tussen de materiële, spirituele, en algehele groei van mensen.”

“Kan een arm persoon rijk zijn?” ging hij verder. “Dat verschilt per persoon. Maar ik vraag me ernstig af of mensen vrijwillig arm zouden willen zijn, en dus maken we werk van het bestrijden van armoede. Ook al zegt een arme man dat hij gelukkig is, dan nog is het je plicht om armoede te bestrijden.” Hij voegde er verder aan toe dat geluk weliswaar belangrijk is, maar dat dat niet wil zeggen dat alles ervoor moet wijken: “Als je geen sterke economie hebt kan je nooit de andere dingen nastreven die je belangrijk vindt. Het behouden van onze natuur is belangrijk, het waarborgen van cultuur net zozeer, en zorgen dat iedereen gratis zorg en onderwijs krijgt al helemaal. Dat gaat ons allemaal niet lukken zonder een sterke economie.”

Sinds kort is aan het licht gekomen dat het probleem van mensenhandel zich steeds meer voordoet in Bhutan. De Amerikaanse overheid labelde Bhutan afgelopen jaar als een land dat kwetsbaar was voor menshandel, en suggereerde als een van de oorzaken het ontkengedrag van Bhutaanse ambtenaren. Afgelopen maandag publiceerde de Times of India een artikel waarin Bhutan, samen met Nepal, werd neergezet als ‘centrum voor mensenhandel.’

Premier Tobgay had het nieuwsbericht ook gelezen, maar kon de waarheid ervan niet verifiëren. Kennelijk was hij ook niet op de hoogte van de Amerikaanse aantijging. “Op dit moment kan ik er nog niks over zeggen, omdat ook ik er pas net in de krant over heb gelezen. Ik moet dus eerst onderzoeken of dit probleem onze aandacht waard is,” zei hij tegen VICE News. “De koppen zien er zeker zorgelijk uit, maar we moeten eerst kijken of het allemaal waar is en of het niet uit proportie is getrokken.”

Historisch gezien is Bhutan zeer streng als het aankomt op het toelaten van culturele invloeden uit het buitenland. Dat ging zelfs zo ver dat lokale klederdracht een tijd lang verplicht was voor de inwoners – iets dat mensenrechtenorganisaties uitlegden als een manier om etnische minderheden te onderdrukken. Ook Tobgay draagt tijdens ons gesprek een gho – een kleurrijk gewaad dat tot de knie reikt, met een knoop om de middel. Desalniettemin ziet hij de globalisering die met een opener Bhutan gepaard gaat niet als een bedreiging: “Cultuur is organisch, het moet evolueren. Dus ja, dingen zullen veranderen, dat moet ook. Bovendien: Engels werd in Bhutan geïntroduceerd als standaardtaal in het onderwijs nog voordat de eerste geasfalteerde weg werd gebouwd. Dat hebben we overleefd. Het is dus te rechtvaardigen dat mensen bezorgd te zijn, maar het moet niet worden overdreven. We hebben ervaring genoeg om dit tot een goed einde te brengen.”

Op de vraag of multinationals als Starbucks en McDonald’s zich in Bhutan mochten vestigen, antwoordde Tobgay dat dat afhankelijk was van de wil van het volk. “Persoonlijk zie ik niet in waarom je per se een Starbucks moet willen hebben, maar ze maken wel goede koffie. Starbucks gaat het succes van Bhutan niet bepalen – dat doet de bevolking. Als ik de kans krijg geniet ik trouwens wel van een goeie bak Italiaanse filterkoffie, maar Starbucks drink ik ook wel. Ik laat me door alles beïnvloeden wat goed is.”