Vrouwen van kleur vertellen over psychische pijn, taboes en vooroordelen

Oriane, Ayesha en Joy

To the bone. Shameless. 13 reasons why. Op de buis zien we vooral witte mensen worstelen met hun mentale gezondheid. En ook in Nederland hebben we er een handje van.

Op de publieke omroep zit in jongerenprogramma’s over depressie meestal hoogstens één gekleurde deelnemer. Zoals in De Depressie Kennistest, waarbij Bizzey de enige niet-witte persoon in het achtkoppige BN’er-panel was. In andere producties dit jaar was dat niet anders. Een snelle greep: Tweestrijd (0/3), #jesuisdepri (1/5), True Selfie (1/8). En dan hebben we het nog niet eens gehad over de beeldvorming rondom andere psychische aandoeningen, zoals autisme en dwangstoornissen.

Videos by VICE

Deze ondervertegenwoordiging en whitewashing is problematisch. Het kan de indruk wekken dat psychische problemen een ‘wittemensenkwaal’ zijn, die mensen van kleur niet overkomt. Volgens recent onderzoek kloppen studenten met een Caribische of niet-westerse achtergrond minder snel aan bij een ggz-behandelaar. In hoeverre dat in verband staat met de huidige onderrepresentatie, moet echter nog onderzocht worden.

Om de psychische pijn zichtbaarder te maken, spraken we drie Nederlandse vrouwen van kleur over hun ervaringen. Welke rol speelden cultuur, afkomst en vooroordelen bij hun diagnose en behandeling? Hoe groot is het taboe in hun omgeving? En waar lopen of liepen ze tegenaan in de ggz?

Oriane. Foto door Martine Kamara

Oriane (18)

Ik ben van Senegalees-Kaapverdiaanse afkomst, en heb sinds mijn dertiende te maken met diepe depressie en sociale angst. Iedereen heeft weleens een slechte dag, maar ik had elke dag een slechte dag. In de ochtend wilde ik niet uit bed komen en wenste ik dat ik dood was.

Ik had helemaal niemand om mee te praten en begon me heel erg af te zonderen. Door mijn sociale angst sprak ik nooit af met vrienden en kwam ik niet eens buiten. Via-via hoorde ik dat mijn vriendinnen, zowel wit als gekleurd, niet wisten wat er met me aan de hand was en dat ze ook geen zin hadden om zich ermee te bemoeien. Er was één vriendin die ik regelmatig sprak, maar dat waren nooit diepe gesprekken. Ik dacht dat zij ook zelf problemen had, en was bang dat ze mijn pijn te veel zou vinden.

“Een keer vertelde ik een familielid dat ik depressief was. Hij reageerde dat het allemaal in m’n hoofd zat en dat het wel voorbij zou gaan.”

Toen ik een op dag down aankwam op de middelbare school, nam een van de leraren me apart en zei dat hij me boos en agressief vond overkomen. Ik snapte niet hoe hij dat überhaupt tegen me kon zeggen, zonder te weten wat er met aan de hand is. Niet alleen had ik geen zin om het met hem te bespreken, omdat hij me misschien toch niet zou begrijpen, maar nu moest ik ook nog vechten tegen het angry black woman-stereotype.

Hoewel ik er nu makkelijk over vertel, ging ik toen door heel veel shit heen. Maar ik zag het nut er niet van in om erover te praten met anderen, omdat ik gewoon genegeerd werd wanneer ik dat probeerde. Het voelde alsof de hele wereld tegen me was. En ik heb jarenlang gedissocieerd geleefd, alsof ik op een wolkje zat en alles langs me heen ging.

Mijn moeder merkte dat het niet goed ging en stelde voor om naar de psycholoog te gaan. Dat is echt uitzonderlijk, want normaal wordt er in de Kaapverdiaanse cultuur niet zo gelet op mentale gezondheid. Kaapverdianen kunnen heel goed hun emoties uiten. Maar als het over psychische problemen gaat, wordt daar makkelijk overheen gepraat en moet je er snel weer overheen komen. Doorvechten staat centraal: je moet dankbaar zijn dat je ademt, tijd om depressief te zijn is er niet. Het is een haast ongezonde positiviteit, die ten koste kan gaan van je mentale gezondheid.

Een keer vertelde ik een familielid dat ik depressief was. Hij reageerde dat het allemaal in m’n hoofd zat en dat het wel voorbij zou gaan. Als ik down was en op bezoek bij familie, voelde ik me dan ook een beetje het zwarte schaap. Ik merkte dat dat niet was wat er binnen die cultuur van me verwacht werd. Het voelde alsof ik een last was – niet alleen voor m’n familie, maar ook op school en werk.

Hoewel ik het met mijn moeder eens was dat ik hulp moest zoeken, geloofde ik ergens ook dat ik het niet nodig had. Ik geloofde niet dat mij een depressie zou kunnen overkomen. En als ik heel eerlijk ben, geloofde ik ook niet dat zwarte mensen depressief zouden kunnen zijn. Ik dacht dat zwarte mensen dat beter trokken dan witte mensen. Hulp zoeken voelde dan ook heel erg dubbel.

Maar toen ik op een gegeven moment rock bottom raakte en me heel machteloos voelde, besloot ik toch met een professional te praten. Ik sprak drie witte psychologen en één Turkse psycholoog. Ik ben altijd met respect behandeld. En hoewel ik totaal geen moeite had om met de witte psychologen te praten en nooit het gevoel had dat zij me ‘anders’ zagen, vroeg ik me wel af of ze me écht zouden begrijpen als het zou gaan over racisme of discriminatie.

“Met de Turkse psycholoog was het anders, hij was heel goed. Zo vertelde hij me dat hij begrijpt hoe het is om gediscrimineerd te worden.”

Ik wist niet hoe de witte psychologen daarop zouden reageren en was daarom heel terughoudend. Hoewel ik wist dat ik er met ze over kon praten, koos ik ervoor om het niet te doen. Uit angst dat ze me niet zouden geloven. Of dat ze me er niet mee zouden kunnen helpen, omdat ze niet dezelfde ervaringen met racisme en discriminatie hebben gehad.

Met de Turkse psycholoog was dat anders, hij was heel goed. Zo vertelde hij me dat hij begrijpt hoe het is om gediscrimineerd te worden. En dat ik niet bang hoefde te zijn om die ervaringen met hem te delen. Daardoor voelde ik me bij hem veel vrijer om me te uiten. Ook motiveerde hij me om het beste uit mezelf te halen en leerde me omgaan met mijn depressie. Soms vielen er hele lange stiltes in onze gesprekken, omdat ik door mijn pijn niet wist wat ik moest zeggen. Maar hij pushte me nooit om iets te doen of over iets te vertellen. Hij kon heel goed aanvoelen wat me dwars zat, gaf nooit op, en nam echt de tijd om te begrijpen waar mijn problemen vandaan kwamen. Daar heb ik veel baat bij gehad.

Inmiddels voel ik me veel beter en ga ik niet meer naar een psycholoog. Ik heb heel hard aan mezelf gewerkt en daar ben ik trots op. Ook heb ik nu mensen waarbij ik mezelf durf open te stellen zonder bang te zijn dat ik ze daarmee tot last ben. Soms voel ik me nog steeds wel twee of drie dagen heel erg kut, maar dan laat ik dat gevoel er gewoon zijn. Ik heb leren accepteren dat ik geen punt achter mijn depressie hoef te zetten.

Ayesha. Foto door Martine Kamara

Ayesha (34)

Ik kamp met persoonlijkheidsstoornissen, een lichte vorm van borderline, trauma en nog een boel andere medische termen. Het begon allemaal op mijn achtste, toen ik ooggetuige was van de moord op mijn oudste broer. Mede daardoor werd ik bij mijn biologische moeder uit huis geplaatst en heb ik nooit meer een ‘vast nest’ gehad.

Ik verhuisde veel en belandde steeds in verschillende kindertehuizen. Uiteindelijk kwam ik rond mijn tiende terecht in een wit pleeggezin, waar ik vier jaar verbleef. Ik kwam in een heel andere omgeving terecht, waar ik altijd omringd was door witte mensen. En ik begon me met hen te identificeren: ik dacht dat ik wit was en sprak heel ‘verkaasd’. Maar als ik dan thuis in de spiegel keek, werd ik geconfronteerd met het feit dat ik een andere huidskleur heb dan de mensen die mij opvoedden. Ik was mijn identiteit verloren, en dat liet een litteken achter.

“Omdat ik als kind en tiener zo vaak heb moeten verhuizen, heb ik nooit echt geleerd hoe je problemen moet aanpakken of oplossen…”

Toen ik vijftien werd, mocht ik zelf beslissen of ik bij mijn pleegouders zou blijven wonen of terug zou gaan naar mijn biologische moeder. Ik wilde heel graag terug naar m’n moeder, dus daar hoefde ik geen moment over na te denken. Mijn pleegmoeder noemde me toen “ondankbaar”. Dat zit me nog steeds dwars.

Eenmaal terug in mijn geboortehuis en een omgeving waar mensen met dezelfde huidskleur waren, voelde ik me fijn, vrij en onder mijn ‘eigen’ volk. Snel vond ik mijn eigen identiteit weer terug. Maar toen ik daarna zelfstandig kwam te wonen, begon ik me eenzaam te voelen. Ik zag het even niet meer zitten en kreeg daardoor ook financiële problemen. Omdat ik als kind en tiener zo vaak heb moeten verhuizen, heb ik nooit echt geleerd hoe je problemen moet aanpakken of oplossen, of hoe je jezelf financieel kan redden. Waardoor ik toen ook niet wist waar te beginnen of hoe de draad weer op te pakken.

Op mijn achtentwintigste besloot ik hulp te zoeken voor mijn psychische problemen. Ik had mezelf geheel afgesloten van de buitenwereld, en was letterlijk een jaar lang niet buiten geweest. Dat voelde heel alleen. Maar tegelijkertijd wist ik dat de ggz-wachtlijsten niet voor niks zo ontiegelijk lang zijn, en ik niet de enige zou kunnen zijn die hiermee zit. Dus ik dacht: baat het niet, schaadt het niet.

Sindsdien heb ik psychologen en therapeuten in verschillende instituten gesproken. In dat wereldje zie je eigenlijk vooral witte mensen. Ik heb één donkere psycholoog gesproken, met haar had ik een hele goeie klik. Op een gegeven moment werd zij vervangen door een Marokkaanse psycholoog, dat ging op zich ook wel. Maar nu zit ik bij een Hollandse dame en met haar zit ik gewoon niet op één lijn.

“In de donkere gemeenschap wordt toch vaak gedacht dat alleen gekke en gestoorde mensen met een psycholoog of therapeut gaan praten.”

Ik kijk altijd naar hoe de psycholoog reageert op wat ik vertel. Soms zie ik dat witte psychologen me niet begrijpen – en dat maakt het lastiger om heel open en eerlijk te zijn. Hoewel ik me gelukkig altijd serieus genomen voel, denk ik wel dat een behandelaar met dezelfde huidskleur of afkomst mij beter zou begrijpen. Ik denk dat dat te maken heeft met het verschil tussen opgroeien in een gekleurd of wit huishouden. Binnen een gekleurd gezin gaat het er toch vaak anders aan toe; de regels zijn consequenter en strenger, en is er meer felheid.

Op Facebook zijn er van die ‘black groups’, waar donkere mensen over hun issues praten en ik me soms goed in herken. Maar los daarvan wordt er niet openlijk over gesproken, en ik weet niet waarom dat zo is. Misschien heeft het te maken met schaamte. In de donkere gemeenschap wordt toch vaak gedacht dat alleen gekke en gestoorde mensen met een psycholoog of therapeut gaan praten. Er rust nog best een taboe op.

Achteraf gezien is hulp zoeken het beste dat ik ooit heb gedaan. En ik ben trots op mezelf dat ik die stap heb durven nemen. Er scheelde namelijk wel degelijk wat met mij, maar nu kan ik daaraan werken. Ik ben er echter nog lang niet en ben benieuwd waar het mij heen gaat leiden.

Joy. Foto door Martine Kamara

Joy (33)

Ik ben ggz-agoog en werk in de maatschappelijke zorg als individueel begeleider met verslaafde dak- en thuislozen. Sinds drie jaar zit ik ook aan de andere kant; ik belandde in een burn-out en werd gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis en vroegkinderlijke PTSS. De paniekaanvallen en sociale isolatie werden erger. En ik stapte in verschillende rollercoasters: van verkeerde behandelingen en verkeerde medicatie tot zelfmedicatie met drugs en alcohol.

Ik groeide op met verslaafde ouders. Als ik me niet goed voelde, dacht ik dat het lag aan de thuissituatie. En dat ik sterker moest zijn dan hen om allerlei dingen op te kunnen vangen. Ik praatte er niet over. Vooral uit loyaliteit naar mijn ouders, en omdat ik niet uit huis wilde.

Mijn moeder is wit, mijn vader zwart. Mijn witte familie praat tegenwoordig een stuk makkelijker over psychische problemen. Bij hen hoef ik mijn happy face niet op te zetten. Maar in de zwarte gemeenschap dragen de vrouwen veel en mogen we vooral geen fouten maken.

“Sommige mensen zien me alleen maar als die sterke zwarte vrouw. Of als de ‘angry black bitch’ die niks pikt.”

Als je bijvoorbeeld ooit een breakdown hebt gehad, wordt daar in mijn familie op elk familiefeest wel even naar teruggegrepen. Mensen nemen je niet meer serieus omdat je ‘toch niet spoort’. Of ze zeggen: “Weet je wel hoeveel wij hebben meegemaakt? Wij lopen toch ook niet bij een psycholoog?” Over je psychische problemen praten is gewoon een no-go; je moet sterk ogen en dingen op een rij hebben. Vooral niet zwak zijn. Dus hield ik mijn mentale problemen achter gesloten deuren.

Dat deed ik ook uit angst om nooit de hulpverlening binnen te komen, doordat ik dan én m’n verleden én m’n kleur én het stempel van ‘gek’ zou hebben. Maar niets blijkt minder waar. En ik merk dat cliënten mij soms verkiezen boven een witte collega, juist vanwege mijn kleur en achtergrond.

Ik heb erg geworsteld om er bovenop te komen en er open over te zijn. Sommige mensen zien me alleen maar als die sterke zwarte vrouw. Of als de ‘angry black bitch’ die niks pikt. Of als extreem energiek, aanwezig en vervelend. Maar de momenten dat ik wekenlang kapot thuis zit, zien ze niet. Soms praat ik met witte mensen die ook een depressie of burn-out hebben gehad. Maar het voelt niet alsof ze me écht begrijpen. Ik kan het niet pinpointen, maar mijn ervaringen zijn vanuit zoveel opzichten anders. Zowel sociaal, als maatschappelijk, als vanuit de zwarte belevenis.

Daarnaast heb ik het gevoel dat er bij een wit kind eerder gedacht wordt aan depressie dan bij een zwart kind. Een zwart kind is eerder ‘te druk’, ‘te lui’ of ‘onhandelbaar’; het wordt als een karaktereigenschap gezien in plaats van een mentale aandoening. Mensen met een soortgelijke achtergrond als ik hebben dat vaak allemaal zelf moeten uitpluizen. En als je je dan in de tussentijd jarenlang vergrijpt aan feesten, drugs, alcohol of seks en relaties – en twijfelt of het aan je karakter ligt of toch een aandoening is – ben je, net als ik, dertig plus voordat je de juiste hulp vindt.

“Sinds ik ben gaan praten over waar ik mee struggle, ben ik veel gekleurde mensen met dezelfde achtergrond tegengekomen die zich ook naar mij toe hebben opengesteld.”

Op tv zie je bijna geen mensen van kleur als het gaat om mentale problemen. Dat vind ik afschuwelijk. Toen ik De Depressie Kennistest keek, dacht ik: oké, maar waar zijn mijn mensen? Ook vanuit de media en overheid is er minder oog voor ons; er is amper een platform of vroege, cultuurspecifieke voorlichting over mentale gezondheid voor en door zwarte personen.

De zwarte community is zo sterk. Maar hoewel we van elkaars mentale problemen afweten, praten we er nog te weinig over. Vanwege taboe, schaamte of angst. Sinds ik ben gaan praten over waar ik mee struggle, ben ik veel gekleurde mensen met dezelfde achtergrond tegengekomen die zich ook naar mij toe hebben opengesteld. Het is lastig vanwege verschillende stigma’s waar we mee te dealen hebben. Maar we moeten elkaar supporten en de schaamte weggooien. Erover praten maakt ons niet minder sterk.

Sinds een half jaar heb ik meer grip op mijn eigen psyche en sta ik gezonder in het leven. Afscheid nemen van schadelijke gewoontes en mensen, ook als dat familie is, bleek daarbij een must. Ook moest ik mijn balans vinden tussen de winticultuur, waarmee ik ben opgegroeid en waardoor ik tegen medicatie was, en de westerse cultuur, met name het besef dat ik medicatie nodig heb om momenteel mentaal stabiel te blijven.

De diagnose bipolaire stoornis heeft me rust gegeven, omdat ik eindelijk mijn vinger kan leggen op mijn extreem depressieve en extreem energieke periodes, die hebben geleid tot de burn-out. De PTSS zal ik met mij mee blijven dragen; dat heb ik kunnen accepteren en ben ik nu aan het verwerken. En nu, na drie hectische jaren, kan ik zeggen dat ik het weer helder zie.

Worstel jij met je mentale gezondheid en wil je liever praten met een behandelaar die gespecialiseerd is in interculturele problematiek? Je kunt landelijk terecht bij i-psy, of zoek hier een gespecialiseerde zorgverlener bij jou in de buurt. Daarvoor heb je wel een verwijzing van je huisarts nodig.

Denk je aan zelfdoding? Of ken je iemand die aan zelfdoding denkt? Neem contact op met 113 Zelfmoordpreventie of bel 0900-0113.