In januari 2016 werd in de Melkweg Expo een eerbetoon gegeven aan de drie onafhankelijke punklabels die aan de wieg stonden van de Nederlandse punk- en postpunk-scene; Torso, Plurex en No Fun. De opening van deze expositie verliep zoals je kan verwachten: veel van de originele Nederlandse movers en shakers waren present, ze doolden onwennig rond, slurpend aan gratis supermarktwijn, starend naar de resultaten van wat ze veertig jaar eerder geproduceerd hadden. Oude vervaagde foto’s, ontwerpen van lp-hoezen, de allereerste editie van het onafhankelijk postpunk-tijdschrift Vinyl en zeldzame singles sierden de wanden. Zichtbaar bewijs van de DIY-kunstzinnigheid van de Nederlandse punkers.
Wat dit evenement toch merkwaardig maakte, was het optreden van Wally van Middendorp, de stichter van Plurex Records, zanger van de Nederlandse punkband Tits, en later de aanvoerder van de legendarische Factory-band Minny Pops. Wally had niks met dit evenement vol opgelegde gezelligheid en bezoekers van middelbare leeftijd. Er was hem gevraagd om een paar woorden te spreken, dus richtte hij zich tot de aanwezigen, gehuld in een koksmuts en een rode clownsneus. Hij leek sprekend op de Zweedse kok uit de Muppet Show. Onsamenhangend en met een raar stemmetje sprekend, pakte hij de originele geluidsband van Tits’ eerste (en enige) single, Daddy Is My Pusher / We’re So Glad Elvis Is Dead. Plurex-medeoprichter/Tits-bassist Sam Tjioe voegt zich toe en samen verbrandden ze de geluidsband in een wok op de stoep van de Melkweg Expo. Het verbranden van deze mastertapes was naast grotesk en heldhaftig ook een enorm onbenullige actie. Wally’s optreden haalde niet het nationale of regionale nieuws en niemand zag het als de vernieling van ons nationaal bezit. Op een paar verdwaalde youtubeclips na sprak niemand een woord over deze stunt. Want wie had die oude tapes überhaupt nog nodig?
Videos by VICE
Door Wally’s stunt rijst ook de vraag op: gaat het nalatenschap van Nederlandse punk eigenlijk wel over muziek? Met uitzondering van de paar fans die van de platen houden, kent niemand in Nederland echt het geluid dat de Nederlandse punkers ooit creëerden. De meeste Nederlandse muziekliefhebbers kunnen een paar noten van God Save The Queen en Blitzkrieg Bop mee neuriën, maar kan iemand zich Helmettes’ klassieker Half Twee herinneren? Ik denk het niet. Je zou kunnen zeggen dat club-dj Eddy de Clercq net zo essentieel is voor de beeldvorming van Nederlandse punk als de muziek van de punkbands. Hetzelfde kan gezegd worden van personen uit de kunst- en poëziewereld, zoals Peter Klashorst, Hugo Kaagman en Diana Ozon, of de punkers en krakers van de straat zoals Bert Broodje en Menno Grootveld.
Nederlandse punkmuziek viel weg door de sociale ontwikkelingen die speelden binnen de Nederlandse maatschappij. Auteur Martijn Haas, die uitvoerig over het punktijdperk heeft geschreven, vertelde me eens dat hij de periode van 1977 tot 1983 als “de tweede golf van Nederlandse straatrevolutie” ziet (de eerste was Provo). En de Nederlandse punkbeweging – die zich bezighield met graffiti, streetfashion, kraken, en rellen met de mobiele eenheid – was een onmiskenbaar element in de massale antinucleaire demonstraties in steden als Amsterdam of Nijmegen. Vergeet niet de politieke rebellie die ontstond door provocateur Mike von Bibikov in 1982. Ook is er de literatuur, zoals Peter Pontiacs cartoons, of A.F.Th. van der Heijdens Tandeloze Tijd-romancyclus.
Een korte zoektocht op het internet brengt je daarnaast bij de documentaire over de krakersrellen, kroningsoproer en de Stopera-ontwikkeling in 1980, of de ontruiming van het Lucky Luijk-kraakpand in 1982. Ook vind je er genoeg over de graffiti van Dr. Rat en serieuze doemdenk-televisiedebatten van die tijd, zoals No Future, uit de Tijdverschijnselen-serie van de VPRO in 1982.
Bij terugblikken op de punkperiode neemt niet het muzikale maar het visuele aspect de overhand, met het opmerkelijke werk van Martin de Jong of de foto’s die Max Natkiel van de Paradiso nam. De grote overzichtstentoonstelling van Nederlandse punk, in het Centraal Museum in Utrecht in het voorjaar van 2012, is vernoemd naar het Sex Pistols-nummer, God Save The Queen. Deze tentoonstelling gaf voorrang aan de Nederlandse kunst van de Rondos, de piraten-tv van PKP en Rabotnik, of het werk van Dr. Rat, Diana Ozon en de kraakbeweging. Er was nauwelijks aandacht voor de Nederlandse punkmuziek. Tot voor kort was de enige publicatie die uitsluitend gefocust was op de wezenlijke muziek van de Nederlandse punk het uitstekende boek van Jerry Goossens en Jeroen Vedder, Het gejuich was massaal: punk in Nederland 1976-1982. Dit boek werd uitgegeven in 1996 en is allang niet meer verkrijgbaar.
Maar waarom wordt nu juist de muziek over het hoofd gezien? Als we kijken naar Nederlandse punkmuziek als onderdeel van populaire muziek dienen zich twee mogelijke verklaringen aan. Ten eerste: niet één Nederlandse platenmaatschappij was geïnteresseerd om geld te investeren in punkers van eigen bodem, zeker omdat het aanbod van populaire, glamoureuze en meer gevestigde internationale acts veel makkelijker aan de man te brengen was. De keer dat labels aan de haal gingen met Nederlandse bands zoals Ivy Green en Flyin’ Spiderz was een commerciële ramp. De bijnaam voor Nederlandse punk-singles (dubbeltje) illustreert dit ook. Sommige van deze singles brengen nu een klein fortuin op, maar destijds kocht bijna niemand deze platen.
Ten tweede: veel van de gevestigde poppodia stonden niet te springen om Nederlandse punkbands te pushen. Ze gunden de acts hooguit een plekje in het voorprogramma. De alternatieve fanzines en tijdschriften van die tijd deden regelmatig verslag van punkbands die klaagden dat locaties in de scene niet bereid waren om shows voor ze te organiseren. De Showkees-avonden in de Paradiso waren geheel gewijd aan de Nederlandse punkscene en ook zeer succesvol. Punk-acts uit de Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk konden daar op volle zalen rekenen doordat ze ondersteund werden door de gevestigde industrie. Nederlandse punkbands verkregen er in het beste geval een cultstatus. Het grootste deel van de bevolking kon enkel in aanraking komen met Nederlandse punkbands door rebelse tv-programma’s zoals het kortlopende Neon – VPRO te kijken. Zij programmeerden naast internationale acts als Joy Division ook lokale bands als The Brommers. In de nacht kon je terecht bij piratenzenders als PKP.
Gezien het feit dat niet één punkband op de steun van zowel de Nederlandse muziekindustrie als de media kon rekenen, zochten ze naar andere middelen. De toen zeer populaire strijdkreet “Do-It-Yourself” werd door de Nederlandse punks bijzonder letterlijk genomen. De kraakpanden, veelvuldig aanwezig in de grote steden, boden een goedkope plek om te repeteren, opnames te maken en op te treden. Deze onafhankelijke positie leidde tot een houding van superioriteit en verzet. Als punkband betekende het maken en verspreiden van je eigen platen dat je je volledig afsnijdt van het mainstream poppubliek, iets wat veel punks volledig omarmden. Enkele dorpjes – zoals Wormer – ontwikkelden mini-punkbunkers. Het lijkt erop dat het bondgenootschap tussen de kraakbeweging en de punkers er uiteindelijk toe heeft geleid dat veel punkers zich op andere dingen richtten dan alleen hun muzikale doelen. Nederlandse punkbands speelden eindeloos benefietconcerten in deze periode – een teken van een sociale cirkel die geen andere keuze had dan zichzelf te financieren met deze middelen. De consequenties van het kraken werden daarbij steeds serieuzer. Er was een besef dat zodra de kraakpanden massaal werden leeggeruimd, zij nergens anders heen konden en dat deze non-conformistische ondergrondse manier van werken dan zou verdwijnen. Confrontaties met de politie werden steeds gewelddadiger, met name in Amsterdam. Er was een gemeenteraad die vastbesloten was om de controle over de vastgoedvoorraad te heroveren. Het algemene beeld dat heerste van Nederlandse punkers – rellen tegen de autoriteiten, een kleurrijk uiterlijk en assertieve aanwezigheid op massademonstraties – kwam deels voort uit een behoefte om hun verworvenheden te beschermen.
Maar gek genoeg, veertig jaar na dato, is de muziek een nieuwe kans gegund om te schitteren. Dit komt doordat er een aantal ontwikkelingen zijn ontstaan aan het begin van dit decennium. Helaas hadden veel van deze initiatieven wederom weinig te maken met het muzikale vlak. Nieuwe boeken – uitgebracht door Amsterdams uitgeverij Lebowski – houden zich bezig met punk als sociale erfenis (Leonor Jonkers No Future Nu), de graffiti-rage (Dr. Rat, Stad Kunst Guerrilla), punks politieke performer (Mike von Bibikov) en egodocumenten van invloedrijke figuren (Mecano Dirk Polak en The Young Lions’ Harold Schellinx). Lebowski’s timing was uitgekiend: profiteren van de nationale aandacht gegenereerd door de grote overzichtsexpositie van het Nederlandse punktijdperk in het Centraal Museum Utrecht.
Wat de muziek betreft, doken oude namen weer op in de discussie. Jonge, hedendaagse bands zoals Rats on Rafts wezen naar “verloren” Nederlandse punk- of postpunk-acts als Plus Instruments en De Kift. Een aantal goed vormgegeven en geremasterde heruitgaven verschenen, zoals de oeuvre-catalogus van de Rondos. De cultische postpunk-act Minny Pops kwam weer bij elkaar voor een Brits tournee en een afscheidsconcert in de Melkweg in het voorjaar van 2012. Deze activiteiten betekenden dat Nederlandse punk- en postpunk-muziek online begon te circuleren. Het Nederlandse label Smikkelbaard (waarvan de auteur medeoprichter is, red.) bracht de Plurex-singles digitaal opnieuw uit.
Momenteel is er een nieuwe hunkering om de verloren jeugd te herwinnen en is er een nieuwsgierigheid naar het oude wereldje ontstaan. Pseudonym Records bracht onlangs een prachtige box-set van lp’s uit waarbij de Nederlandse punkscène uitgebreid aan bod kwam. Bands als Mecano spelen nog regelmatig. En de grootste en meest ingenieuze van alle Nederlandse punk-acts, The Ex, zijn nu een internationaal gerespecteerde band wiens punkethos nog steeds drijft op hun progressieve, alomvattende muziek.
De revival van de muziek is ook te danken aan het ontbreken van tastbare herinneringen aan het verloren tijdperk. In Nederland is het zichtbare bewijs van de sociale invloed van de Nederlandse punkbeweging volkomen weggevaagd. Overal. Tegenwoordig, met uitzondering van internetspeurtochten, moet je lang zoeken om bewijs te vinden dat laat zien dat de punkbeweging binnen Nederland aanzienlijke invloed had in de hedendaagse geschiedenis. Neem alleen al Amsterdam. Punks erfgoed is verdwenen uit het straatbeeld. Slechts twee kleine restjes van Dr. Rats graffiti, die ooit in het centrum meters aan muren bedekten, zijn nog in de stad te vinden. In de Paradiso werden alle punksporen lang geleden (1987) witgekalkt. De kraakpanden in de Spuistraat, Vondelstraat, Herensteeg en Sarphatistraat zijn allang verdwenen, en het NRC-gebouw aan de Paleisstraat wordt momenteel verschoond en zal ongetwijfeld worden omgezet in een nieuwe ambachtelijke bierbrouwerij. De Minds-pub en de Vrankrijk zijn alles wat op krakersgebied nog rest. Wat overblijft wordt getoond in exposities of privécollecties.
Er zijn nog maar weinig sociaal-culturele vrijplaatsen in de Randstad die DIY-cultuur stimuleren. De bestaande plekken zijn vaak afhankelijk van de goedgeefsheid van de gemeenteraden. Je kan Roodkapje en WORM in Rotterdam, OCCII en Vrankrijk in Amsterdam, Vrijplaats in Leiden, of ACU in Utrecht aanwijzen. Buiten de Randstad zijn er verrassende locaties, zoals De Gym in Groningen (binnenkort gesloten), en Extrapool en De Onderbroek in Nijmegen. Zij houden allen de doe-het-zelf-mentaliteit in leven. Maar wie weet: misschien dat de relatief recente protesten aan de Universiteit van Amsterdam de eerste tekenen zijn van een groeiende ontevredenheid dat de Randstad verandert in een glimmende, nieuwe versie van de “Grote Matheid” uit de jaren zeventig, waar de geur van pizza en zoete wafels voor de toeristen overheerst. Wellicht laait er een nieuwe strijd op voor de Nederlandse punk. Het opeisen van openbare ruimtes voor creatief gebruik en woonmogelijkheden binnen de steden worden in steeds grotere mate afhankelijk van de hoogte van je salaris, het stadsimago, of de eentonige consumentenmode. De tijd zal het leren. Voor nu, zoek eens een dagje op YouTube, en ontwikkel uzelf.
Lees hier onze andere stukken over punk in Nederland.
Coverbeeld door Martijn de Jonge.