Eén van de beste vrienden van professor Jan-Willem van Prooijen is een complotdenker. Hij wijst de officiële lezing over 9/11 af, en denkt dat er rond Hillary Clinton zaken in de doofpot zijn gestopt. Daar gaan ze over in discussie. “Die discussies vind ik wel leuk en interessant. Hijzelf trouwens ook: veel mensen in zijn omgeving halen hun schouders op, maar ik geef hem tegenspraak.”
Het is indirect een soort veldwerk: Van Prooijen doet als sociaal psycholoog namelijk onderzoek naar complotdenkers. Over de discussies met zijn vriend vertelt hij aanvankelijk met een grijns. Maar dan plooit zijn gezicht in een ernstige trek. “In de eerste plaats ben ik wetenschapper, en de waarheid is niet onderhandelbaar. Het risico is dat kennis gaat ver democratiseren. Al gelooft op een gegeven moment meer dan de helft van de mensen dat vaccins schade berokkenen, dan is het nog niet de waarheid.”
Videos by VICE
Geen gekkies
Van Prooijens vriend is niet gek of dom, maar een doorsnee man. De meeste complotdenkers zijn geen verwilderde gekkies: zo gelooft mijn bovengemiddeld intelligente huisgenoot in duizelingwekkende theorieën als pizzagate (‘de Democratische Partij runt een pedonetwerk via pizzeria’s’) en liet mijn hoogopgeleide ex-schoonvader tijdens verjaardagen weleens achteloos iets over aliens of chemtrails vallen.
Desalniettemin suggereren diverse studies dat complotdenkers vaker laagopgeleid zijn. Zijn hoogopgeleide ‘gelovigen’ dan uitzonderingen op de regel? Nee, zegt Van Prooijen. “Het verband tussen complotdenken en een lage opleiding is vrij klein. Het bestaat, maar het is niet heel sterk. Er zijn dus genoeg hoogopgeleiden die ook in complotten geloven.”
Hoewel het verband tussen complotdenken en een lager opleidingsniveau klein is, is het toch interessant om er even stil bij te staan. In een recent onderzoek ging Van Prooijen namelijk op zoek naar verklaringen voor die connectie. Hij liet twee groepen op een schaal van 1 tot 7 aangeven hoe aannemelijk ze een theorie vonden: van “de media en de overheid spreken af wat in het nieuws komt” tot de buitensporige stellingen als “de Holocaust heeft nooit plaatsgevonden”.
De eerste groep van 4000 mensen waren lezers van het populairwetenschappelijke tijdschrift Quest, de tweede was een 1000 man tellende doorsnede van de Nederlandse bevolking. De Quest-lezers zullen de stellingen wel met hele zakken zoutkorrels hebben genomen, toch? Nou, nee. Van Prooijen: “Ik sloeg bij sommige resultaten steil achterover. Op de vraag over politiek en de media afspreken wat in het nieuws komt, gaf bijna 40 procent een 6 of een 7.”
Hij vond uiteindelijk twee zaken die lage opleiding en complotdenken aan elkaar verbinden: 1) gevoelens van machteloosheid en 2) denken in simpele oplossingen voor complexe problemen.
Eerst die machteloosheid. Hoe maakt dat iemand vatbaarder voor complotdenken? Vergelijk het met angst, zegt Van Prooijen. “Mensen die bang zijn, gaan meer letten op de dingen om hen heen, wat tot irreële gedachten kan leiden. Hetzelfde geldt voor een gevoel machteloosheid.” Mensen die zich machteloos voelen proberen controle te heroveren door verbanden te zien die niet bestaan.
Doorgeschoten scepsis
Factor twee, het denken in simpele oplossingen, hangt samen met analytisch denken. Hoogopgeleiden zijn meer geneigd om analytisch te denken: ze houden rekening met veel verschillende factoren, en denken minder snel aan een simpele verklaring, zoals een complottheorie, die neerkomt op het simpele: je kunt ‘ze’ niet vertrouwen.
Maar wacht, zijn complottheorieën vaak niet ook complex? Neem de theorie over 9/11 die inhoudt dat de temperatuur van de brand in de Twin Towers niet hoog genoeg kan zijn geweest om de stalen constructie te doen smelten (en er dus explosieven geplant moeten zijn). Is de verklaring ‘het waren terroristen met een vliegtuig’ dan niet simpeler? Dat zou je denken, zegt Van Prooijen, maar: “we hebben de neiging om achter een groot gevolg een grote oorzaak te zoeken. Stel: president Trump gaat nu dood aan een griepvirus. Dat kan gewoon, maar mensen gaan dat niet slikken; zoiets groots, daar moet meer achter zitten.”
Voor die reflex zijn alle mensen gevoelig, van hoog- tot laagopgeleid. En dat is niet altijd erg: corruptie, slechtheid en machtsmisbruik bestaan gewoon en niet alle complottheorieën zijn bullshit: neem het Watergateschandaal. Degenen die geloofden dat president Nixon daarbij betrokken was, de ‘complotdenkers’, kregen achteraf gelijk.
De vraag is: waar trek je de lijn tussen verstandige scepsis en neurotisch complotdenken? Er zijn een paar ijkpunten om altijd in het achterhoofd te houden, zegt Van Prooijen. “Bijvoorbeeld: hoe meer betrokkenen hun mond moeten houden, hoe kleiner de kans dat het waar is. Mensen houden hun mond niet: het is bijvoorbeeld al heel lang niet gelukt om de Troonrede tot Prinsjesdag geheim te houden.”
Maatschappelijk betrokken
Een onverwacht kenmerk van complotdenkers dat uit onderzoek blijkt, is dat ze relatief geëngageerd zijn: ze maken zich oprecht zorgen dat de wereld naar de shit gaat door de Rothschilds of de Illuminati.
In het verlengde daarvan ligt de ontdekking Van Prooijen dat mensen met extreme politieke ideeën – wat in principe een soort doorgeschoten engagement is – vatbaarder zijn voor complottheorieën. “In Nederland zijn zowel extreemlinks als extreemrechts meer geneigd om complotten te geloven. Die laatste categorie overigens meer dan de eerste: bij PVV-stemmers is het sterker dan bij SP-stemmers.”
Complotdenken en politiek activisme kunnen een giftige cocktail vormen. Neem het voorbeeld van de man die naar aanleiding van pizzagate schietend een pizzeria binnenliep. Of, op een onmetelijk veel grotere schaal, hoe de Holocaust werd gevoed door het geloof in een wereldwijde Joodse samenzwering. We moeten met complotdenkers in gesprek blijven, zegt Van Prooijen. “Een kenmerk van radicalisering is dat mensen alleen informatie uit hun ingroup krijgen. Als je niet met ze praat, horen ze nooit een ander perspectief.”
En dat andere perspectief kan essentieel zijn. Neem de eerdergenoemde 9/11-theorie dat het staal niet kon smelten. De hele waarheid is dat het staal dusdanig kon verbuigen dat het gebouw wel degelijk kon instorten.
Soms is het al te laat: dan heeft een complot zich permanent in iemands brein genesteld en is het resistent voor nuance geworden. Bewijs dat er niet mee strookt, wordt genegeerd, “en misschien niet eens bewust”, zegt Van Prooijen. “Experts die een complottheorie weerleggen worden voor hen onderdeel van het complot. Complottheorieën zijn niet falsifieerbaar, want elk tegenbewijs is alleen maar méér bewijs dat er een complot is.”
We willen simpelweg in complotten geloven. Het is niet rationeel, maar emotioneel. En die emoties zijn weer evolutionair verklaarbaar. “Als jagers en verzamelaars leerden we om andere groepen niet te vertrouwen. Als je elke groep zomaar vertrouwde leefde je niet lang. Complotdenken is eigenlijk een manier om het zekere voor het onzekere te nemen.”
Evolutionair verklaarbaar
De vraag is dan of mensen wel écht in complottheorieën geloven. Misschien is het bijgeloof, vergelijkbaar met horoscopen of afkloppen op hout. We geloven er niet écht in, maar baat het niet, dan schaadt het niet.
Zelf wil ik tijdens een voetbalwedstrijd nog weleens naar de tv roepen dat scheids beïnvloed is. Manifesteert zich daar mijn evolutionaire aanleg tot complotdenken? Van Prooijen grinnikt. “We zijn er allemaal vatbaar voor. Ik heb het momenteel met Trump en de Russen: dat vertrouw ik ook niet. Maar er is geen bewijs, het is dus een complottheorie.”
Complotdenken is van alle tijden. Een onderzoek wijst uit dat er de laatste 120 jaar stabiel in complotten wordt geloofd. Maar: sinds het internet verspreiden ze zich makkelijker dan vroeger, zegt Van Prooijen. We moeten dus waakzaam zijn. “Als 40 procent van de mensen gelooft in een farmaceutisch complot, of dat de overheid bepaalt wat in het nieuws komt, kun je het fenomeen ‘complotdenken’ niet meer afdoen als iets van een paar gekken.”
Je zou bijna denken dat het een complot is.