Muziek

Waarom ik elke dag blij ben dat Meindert Talma bestaat

Deze week staat bij Noisey (bijna) volledig in het teken van fans. We zoeken de strijders op die fanclubs al jaren in stand houden, we spreken de sterren over hun omgang met cultische aanhangers, en bekijken ook de minder fraaie kanten van idolen aanbidden.

Zou je honderd willekeurig gekozen Nederlanders de vraag voorleggen wie er beter kan zingen, Adele of Meindert Talma, dan zullen ze vermoedelijk alle honderd antwoorden: Adele. Of nee, ze zullen zeggen: Meindert Talma? Wie is dat nou weer? Dan laat je een van zijn meer dan honderdvijftig liedjes horen en dan zeggen ze: Adele.

Ik heb niet de illusie dat ik die honderd Nederlanders op andere gedachten kan brengen. De kans dat ze een artikel over Meindert Talma gaan lezen is toch al vrij klein. Misschien hebben ze trouwens wel gelijk met die Adele van ze. Het lastige van zingen is dat het geen speerwerpen is. Je kunt niet meten wie de beste is.

Videos by VICE

Van Meindert Talma wordt gezegd dat hij vals zingt. Je kunt dat met de juiste appratuur vaststellen, maar over die apparatuur beschik ik niet. Het doet er ook niet toe. Wat je als vals ervaart, is sterk afhankelijk van waar en wanneer je bent opgegroeid. In Ethiopië denken ze er anders over dan in Nederland en in de veertiende eeuw vonden ze wat wij zuiver noemen niet om aan te horen. Al was ook toen vast niet iedereen het met elkaar eens. Zuiver en mooi zijn geen synoniemen.

Ik ben de eerste om toe te geven dat de zang van Meindert Talma een beetje wringt. Dat vind ik er juist zo mooi aan. De zang van Adele vind ik saai en voorspelbaar. Ik kan genieten van haar techniek, maar op de manier zoals ik kan genieten van iemand die uit de losse pols een perfecte cirkel tekent. De cirkel zelf kan mij gestolen worden. Ik weet hoe een cirkel eruitziet. Elke perfecte cirkel is hetzelfde. Elke niet-perfecte cirkel is op zijn eigen manier uniek.

Ik hoorde Meindert Talma voor het eerst in de kamer van de Groningse faculteitsvereniging van ruimtelijke wetenschappen die genoemd was naar de Marokkaanse ontdekkingsreiziger Ibn Battuta, een naam die bij het organiseren van excursies nog weleens problemen opleverde, niet alleen omdat je het drie keer moest spellen voordat ze het begrepen, maar vooral omdat hoteleigenaren en busmaatschappijen niet meteen wilden geloven dat wij toch echt onschuldige blonde jongens en meisjes waren. De zogenaamde Ibn-kamer was de laatste plek op de universiteit waar gerookt mocht worden. De lucht die er hing was zo giftig dat niemand van buitenaf naar binnen durfde om te vertellen dat het rookverbod ook voor ons gold. Er stond een computer uit 1995 waarop iemand via Napster de enige twee liedjes van Meindert Talma die online te vinden waren had gedownload: Rummenigge en Er Komt Een Dag. Die tweede begint zo:

Ik sta het liefst bij de HEMA, daar komt veel volk langs / zo heb ik af en toe nog contact met de meisjes / ik had een vriendin die niet heel erg mooi was / maar ze praatte niet veel en dat vind ik al heel wat

https://open.spotify.com/embed/album/0DaN5EiBkBt91F4MKXrokG

In eerste instantie vond ik die liedjes alleen maar grappig. Mijn Drentse puberteit had ik doorgebracht met een stapel Thunderdome-cd’s en twee albums van Osdorp Posse. Verder kende ik niets. Toen ik in Groningen ging wonen vond ik alles wat ik hoorde geweldig. Het duurde even voor ik het onderscheid kon maken tussen werkelijk bijzonder en bedrieglijk effectbejag.

Ruim tien jaar later, in 2012, bracht Meindert Talma Eenmaal Oranje uit, een conceptalbum over voetballers die precies één keer in het Nederlands Elftal hebben gespeeld. Voor elk lied koos hij een andere insteek. Een enkele keer traditioneel biografisch, zoals bij de tragische levensloop van Marcel Peeper. Romeo Zondervan leidde tot een ode aan gezichtsbeharing, Oekie Hoekema tot een opsomming van prachtige voetbalnamen. Het viel mij toen pas op hoe vrij Meindert Talma omspringt met de ongeschreven regels van de popmuziek. Als een zin niet in het metrum past, propt hij hem er toch in, of hij breekt hem juist lomp af. Hij legt klemtonen verkeerd zodat woorden beter lijken te rijmen of handiger in de melodie passen. Refreinen en coupletten duren korter of juist langer dan je zou verwachten en gaan naadloos in elkaar over. Met terugwerkende kracht hoorde ik dat ook in zijn eerdere werk, dat ik intensief begon te beluisteren.

Ik kan doorgaan met het opsommen van technische kenmerken, maar dat is niet waar het om draait. Muziek gaat, denk ik, om emotie. Van sommige muziek word ik treurig of vrolijk of energiek. Van Talma’s muziek krijg ik een wagonlading tegenstrijdige gevoelens te verduren. Dat beeld van die man voor de HEMA, dat is niet alleen maar grappig. Dat is ook diep en diep verdrietig. Maar het is meer dan tragikomisch. Het roept nostalgie op én zin in de toekomst. Heimwee, tevredenheid, verbazing, verwondering, machteloosheid, kracht, eenzaamheid, dankbaarheid, hoop; en dat allemaal tegelijk, in elk nummer, in elke zin, in elk woord.

De vorige alinea vind ik de minst geslaagde van dit artikel. Bewondering laat zich onmogelijk in woorden vatten. Hoe meer tekst je eraan besteedt, hoe zwakker het resultaat. Ik zou dit stuk het liefst samenvatten in één woord, maar dat woord bestaat niet. Het dichtst in de buurt komt een klank, een uitroep die enthousiasme en verbazing combineert. Wuh’hè? Zoiets. Ik weet niet hoe je het schrijft.

Dit artikel bestaat omdat Noisey mij vroeg om iets te schrijven over een Nederlandse artiest van wie ik fan ben. Het is misschien moeilijk te geloven, maar volgens mij ben ik geen fan van Meindert Talma. In de eerste plaats omdat ik het niet echt in mij heb om fan te zijn. Mijn vriendjes waren Dennis Bergkamp en Romario met voetbal. Omdat ik ook iemand moest zijn bladerde ik door het Panini-album van het WK van 1990 en prikte de Roemeense aanvaller Marius Lăcătus. Pas later begreep ik dat het niet de bedoeling was om willekeurig iemand te kiezen. Degene die je was moest iemand zijn waar je tegen opkeek. Iemand die je zelf zou willen zijn.

https://open.spotify.com/embed/album/7zmB6RwwTcWGd0B53e4GiN

Ik kijk niet op tegen Meindert Talma. Ik zou hem zeker niet willen zijn. Ik ben blij dat hij bestaat, dat is alles. Toch was ik tamelijk enthousiast toen ik hem twee jaar geleden mocht interviewen voor Trouw. Hij had net een album uitgebracht over de damsport, met als pronkstuk een 22 minuten durend nummer over de Nederlandse oud-wereldkampioen Jannes van der Wal. Ik had verwacht dat het een geweldig interview zou worden. Iemand die zulke oorspronkelijke muziek maakt is in het echt vast heel gevat en boeiend. Maar het gesprek in zijn achtertuin in het Groningse dorpje Zuidhorn verliep stroef. Hij is net een schildpad, vond ik, die het liefst in zichzelf verdwijnt zodra hij maar een zweem van onraad vermoedt. Als snel begreep ik dat het eerder wijsheid dan angst was: voordat Meindert Talma eventueel iets zegt weegt hij het zorgvuldig, om vervolgens te concluderen dat het de moeite van het uitspreken niet waard is. Mijn insteek was ook verkeerd. Ik wilde erachter komen hoe het kan dat zijn muziek zo authentiek is, maar welke omweg ik ook nam, ik kwam geen steek verder. Misschien omdat hij het zelf ook niet weet, dacht ik. Of sterker: omdat hij het niet eens beseft. Dat is maar goed ook, anders zou hij het misschien kwijtraken.

Allemaal onzin. Hij weet dondersgoed wat hij doet. Hij weet ook dat hij het – godzijdank – niet anders kan. Eind vorig jaar verscheen Je Denkt Dat Het Komt, waarop het nummer Zanger staat. Hier zingt hij:

Ik zing op mijn gevoel van hoog naar laag / het is geen stem die alle oren behaagt / ook hebben sommigen moeite met mijn timing / mijn metrumgebruik en manier van rijmen

‘Sommigen’ is hier het sleutelwoord. Een understatement, maar de bescheidenheid blijft overeind. Het wekt meelij en bewondering, het is grappig en verdrietig, stoer en kwetsbaar. Dat is prachtig. Dat is Meindert Talma.

En jij? Ben jij sommigen? Een van de honderd? Dennis Bergkamp? Romario? Of ben jij Marius Lăcătus?

Wie ben jij?