Environnement

Waarom ik geen klimaatactivist meer ben

illustratie

In 2013 woedde typhoon Haiyan door Zuidoost-Azië, waardoor alleen al in de Filipijnen 6.300 mensen stierven. Een golf ter grootte van drie verdiepingen spoelde over delen van Tacloban, de hoofdstad van de provincie Leyte op het gelijknamige eiland. De buurt waar mijn familie woonde werd het hardst getroffen. De scholen die als noodopvang dienst deden werden graven voor diegenen die er hun toevlucht zochten tegen het stijgende water. Mijn tante kon – zoals veel vrouwen op de Filipijnen, een land dat uit 7.000 eilanden bestaat – niet zwemmen. Zij, mijn oom en hun kind raakten vermist.

Pas na drie dagen van rouw kwamen we erachter dat ze het hadden overleefd. We hoorden het van een familielid dat zich samen met het leger een weg had gebaand door de verwoeste provincie. Hun huis en de viskwekerij waarvan ze afhankelijk zijn waren weggevaagd. Ze zijn de klap nog steeds niet volledig te boven gekomen.

Videos by VICE

Als klimaatactivist in Berlijn voelde ik me verplicht om de ervaringen van mijn Filipijnse familie tijdens toespraken en bijeenkomsten te vertellen. Deze vorm van ‘verhalen vertellen’ was namelijk het enige wat het overwegend witte Europese publiek enigszins emotioneel kon maken over de klimaatcrisis. Maar het was uitputtend om het verhaal continu te vertellen, vooral omdat elk nieuwsbericht over orkanen me een paniekaanval geeft.

Ik kreeg te horen dat ik een “geweldige speech” had gegeven, of dat “het zo emotioneel was als mijn stem oversloeg.”

Na een tijdje besefte ik echter dat ik alleen werd opgetrommeld als klimaatorganisaties een inspirerend verhaal, een ‘divers’ geluid of mijn contacten voor een campagne nodig hadden. Ook heb ik weleens te horen gekregen dat ik “voor de lol” mee mocht doen met een workshop, terwijl de rest van het (volledig witte) project betaald zou krijgen.

Elke keer als ik de witheid van alles aankaartte en hoe hun strategieën geen rekening hielden met mensen van kleur, werd het ongemakkelijk stil. De laatste keer, in april, tijdens een landelijke workshop over hoe je een beweging van de grond moet krijgen, kreeg ik als antwoord: “Nou, waarom ben jij dan hier?”

Ik besloot om er niet meer aan mee te doen. Ik had vier jaar geholpen met het organiseren van directe acties, toespraken, workshops en had ontelbaar vaak videogesprekken gevoerd, maar nu begon ik me te verstoppen en verzoeken af te wijzen. Ik was volledig opgebrand.

1581690682248-1581002514535-20190211_074425
Karin Louise Hermes in Sibiltan op het eiland Palawan van de Filipijnen. Foto met dank aan de auteur

Ik voelde me schuldig, alsof ik mijn volk in de steek liet. Maar ik voelde me ook in de steek gelaten door het gebrek aan steun dat ik kreeg toen ik alles had gegeven. Ik praatte niet meer tegen mensen die zich niet in mijn situatie konden inleven, waaronder vrienden die tegen me zeiden dat ik met hen mee moest, toen de demonstraties populairder werden. Ik lag vaak ziek in bed. Ik bleef thuis als er demonstraties waren, gebruikte het excuus dat ik mijn knie had bezeerd. Ik bleef in mijn eentje thuis en moest mezelf opladen, want ik had al mijn energie in de beweging gestoken.

Maar zelfs als wel aanwezig bent, betekent dat niet altijd dat je gezien of gehoord wordt. Vorige maand was de Oegandese activist Vanessa Nakate het enige Afrikaanse lid van een jeugdpanel op het World Economic Forum in Davos, maar ze ontdekte dat ze uit de groepsfoto’s was gecropt. Ze zei dat die actie precies laat zien “wat onze waarde is.”

Veel andere klimaatactivisten van kleur hebben vergelijkbare ervaringen meegemaakt. Kera Sherwood-O’Regan is Maori en campagnevoerder voor mensen met een beperking. Ze ontdekte dat de organisatoren van VN-klimaatorganisaties aan de ene kant deden alsof ze haar steunden en “de microfoon aan haar gaven”, omdat ze een inheems persoon is.” Maar aan de andere kant namen diezelfde mensen tegelijkertijd alle ruimte in bij klimaatonderhandelingen en mediaoptredens.

Omdat ik Filipijns-Duits ben en er etnisch gezien ambigu uitzie, vind ik het als Filipijnse moeilijk om de urgentie of het gevaar van klimaatactivisme uit te spreken – ik ben immers ook Duits. Mijn aanwezigheid is – om het in vergelijkbare woorden als die van de Colombiaans-Amerikaanse klimaatactivist Jamie Margolin te zeggen – “een dunne lijn tussen inclusiviteit en exclusiviteit.”

Toen ik mijn ergernis op Twitter uitte, antwoordde de 21-jarige activist Jefferson Estela van

Youth Strike 4 Climate Philippines: “Mensen verwachten dat wij zoveel dingen doen, maar als we om steun vragen, hoort niemand ons. Witte activisten kunnen wanneer ze maar willen protesteren, omdat ze huizen, banen en een gigantische hoeveelheid vrijheid van meningsuiting hebben. GELOOF ME, WE WILLEN GROTE DINGEN DOEN, maar wat houdt ons tegen? Een toekomst en een leven dat gevaar loopt.”

Klimaatactivisme is in Duitsland gemeengoed, dankzij de populariteit en het lange bestaan van De Groene Partij, die in 1980 werd opgericht. Maar over het algemeen is de Duitse klimaatbeweging een witte aangelegenheid, waarin er weinig bewustzijn is over de wereldwijde ongelijkheid in de klimaatcrisis.

Soms zijn het kleine dingen die klimaatactivisten ondernemen, zoals de ‘die-ins’, het nadoen van lynchpartijen of dansen op straat om het openbaar vervoer te verstoren.

Soms gaat het erom dat je keer op keer wordt gevraagd wat witheid, kapitalisme en ongelijkheid met klimaatverandering hebben te maken.

Andere keren is het heftiger, bijvoorbeeld als klimaatactivisten zeggen dat veganist worden de beste manier is om je CO2-voetafdruk te verkleinen, maar negeren dat mensen vermoord worden als ze demonstreren tegen de winning van plantaardig voedsel, zoals palmolie, op het land van inheemse volken.

Dat de klimaatbeweging er niet in slaagt om deze ongelijkheden aan te pakken, was voor mij uiteindelijk de reden om ‘m de rug toe te keren.

In de afgelopen jaren zijn er op de Filipijnen het grootste aantal milieuverdedigers vermoord. Arrestaties en verdwijningen worden toegeschreven aan de bestrijding van “de communistische opstand”. De groepen die gevaar lopen zijn onder andere de Filipijnse ngo waarvoor ik vrijwilliger ben geweest op de VN-klimaatconferentie in Bonn, en het Filipijnse vrouwencollectief Gabriela, waarmee ik in Berlijn samen heb gewerkt, voordat ik een stap terug deed.

Antiracisme en antikapitalisme moeten onderdeel worden van de beweging. Als het ‘groene’ beleid geen rekening houdt met antiracisme en migrantenrechten, hoe moet een persoon van kleur zich dan wel niet voelen? Moet diegene daarvoor stemmen of er dingen voor organiseren?

Gelukkig is er nu het BIPOC Environmental & Climate Justice Collective in Berlijn, dat steeds meer leden krijgt. We delen onze ervaringen hoe we tot zwijgen worden gebracht of als excuusallochtoon mogen opdraven, en werken samen om antiracisme en ongelijkheid aan klimaatrechtvaardigheid te koppelen.

Sherwood-O’Regan zegt het als volgt: “Nu we met steeds meer mensen zijn en de klimaatverandering een hardere realiteit wordt, moeten bevoorrechte activisten leren om zichzelf niet langer als middelpunt te zijn. Zij moeten zich zinvol inzetten voor inheemse volken, mensen met beperkingen, queer personen, het zuidelijk halfrond, mensen van kleur en andere gemarginaliseerde groepen die aan de frontlinie van de klimaatverandering staan.”

We moeten ons gerespecteerd en gewaardeerd voelen in ons klimaatactivisme. Tot de rest van de beweging begrijpt dat onze verhalen ook tot oplossingen kunnen leiden, blijf ik activist op mijn eigen voorwaarden.

Karin Louise Hermes heeft in Indonesië en op Papoea-Nieuw-Guinea, Hawaï en de Filipijnen gewoond. Ze is op dit moment een promovendus in American Studies en woont in Berlijn. Volg haar op Twitter. Dit verhaal verscheen oorspronkelijk bij VICE Canada

Heb jij ook een verhaal voor Tipping Point ? E-mail TippingPoint@vice.com