Identiteit

Waarom een publiek debat met extreemrechts geen zin heeft

extrema dreapta discurs toxic, de ce nu e bine sa dezbati cu extrema dreapta

Moeten we een platform geven aan alle bestaande meningen – zelfs als die gebaseerd zijn op haat, leugens, of een irrationele analyse van sociale verschijnselen? Heeft een debat werkelijk zin als feitelijk gelijk hebben niets verandert aan de dialoog en het enige resultaat zal zijn dat men in het beste geval de deur heeft opengezet voor desinformatie, en in het slechtste geval voor een gevaarlijk discours dat aanzet tot terroristische aanslagen?

En hoe zit het met het debat in de privé-sfeer? Een politiek figuur van een extreemrechtse partij op televisie is niet te vergelijken met een anoniem persoon – of het nu gaat om een fervent activist of een vage sympathisant – die emotioneel reageert op bepaalde uitspraken die hier en daar worden gelezen of gehoord. Tenzij je deel uitmaakt van een bevoorrechte groep hoogopgeleide mensen, kennen we allemaal wel zo’n mensen – van dichtbij of veraf. Maar moeten we deze mensen één voor één overtuigen? Zou het niet doeltreffender zijn om de publieke arena rechtstreeks aan te spreken en het cordon sanitaire aan te scherpen door de media eraan te herinneren dat zij in dit moeras wel degelijk een belangrijke verantwoordelijkheid hebben?

Videos by VICE

Waar sommigen het idee van debat als democratische noodzaak naar voren schuiven, roepen andere stemmen dat publiekelijk debatteren met extreemrechts ook impliceert dat men hun ideeën aanvaard of het bespreken waard vindt – ook al zijn ze gevaarlijk, vooral voor de democratie.

Een aantal van die stemmen zijn bereid om zich over dit onderwerp uit te spreken: Léonie de Jonge, onderzoeker gespecialiseerd in extreemrechts; Guillaume Lohest, auteur en voorzitter van Équipes populaires; Judith, feministisch activist; Julien Dohet, historicus gespecialiseerd in extreemrechtse ideologieën en politiek secretaris; Nicolas Galita, antiracistisch activist; en Leyla Cabaux, queer activist & intersectioneel feminist.

Al deze mensen zijn afkomstig uit België of Frankrijk en delen hun mening over het debat in zowel de publieke als de privésfeer. Ze spreken zich ook uit over de rol en verantwoordelijkheid van de media en het beruchte Overton-venster.

Guillaume Lohest (38), voorzitter van Équipes populaires (een beweging voor permanent onderwijs in Wallonië en Brussel) en auteur van Entre démocratie et populisme

Alles hangt af van wat we precies bedoelen met extreemrechts. Als het gaat om een structuur (een partij, collectief, beweging of vereniging) die extreem-rechtse politieke doelstellingen heeft, dan zeg ik zonder enige dubbelzinnigheid dat er geen discussie mogelijk is. Sommigen denken misschien dat de vrijheid van meningsuiting voorrang heeft op al de rest en dat we moeten vertrouwen op overtuigingskracht, op de kracht van argumenten om extreemrechts tegen te spreken. Maar de ervaring leert dat de mechanismen van openbare meningsuiting aan andere wetten onderhevig zijn dan die van de democratische, rationele en vreedzame confrontatie van ideeën. Wat er in werkelijkheid plaatsvindt, is eerder een strijd om ruimte dan een rationeel debat. In deze strijd om ruimte bieden wij, telkens wanneer we ermee instemmen in debat te gaan met een vertegenwoordiger van een extreemrechtse partij, die persoon niet alleen spreektijd, maar ook legitimiteit en aanvaardbaarheid. Dit is het beroemde principe van het “Overton window”, dat weergeeft wat aanvaardbaar wordt geacht in het publieke debat. Door de opeenstapeling van toespraken is extreemrechts erin geslaagd om heel wat thema’s onder te brengen in dit venster en andere partijen voelen zich verplicht voelen om tussen te komen. Dit is de grote overwinning van extreemrechts: ze zijn erin geslaagd om hun thema’s op de agenda te plaatsen.

Er is een verschil tussen de structuren en activisten enerzijds, en de massa van potentiële kiezers met wie het van groot belang is om te discussiëren anderzijds. De electorale volatiliteit, ook al blijft die in België beperkt, heeft de neiging toe te nemen, wat betekent dat mensen steeds minder aan één partij gehecht zijn. Hun stem kan dus voortdurend veranderen en we moeten vooral niet vergeten dat mensen, afgezien van zeldzame uitzonderingen, geen politiek programma in hun hart of hersenen hebben zitten. Het gaat vaak om emoties, woede, diffuse gevoelens of gemengde, verwarde ideeën. Deze verwarring en woede is een godsgeschenk voor extreemrechts, omdat het een schijn van duidelijkheid en radicalisme biedt. Het is dus van essentieel belang dat verenigingen, met name in het populair onderwijs, voeling houden met deze woede en verwarring en dat ze een eerlijke dialoog voeren met iedereen die door extreem-rechts in verleiding wordt gebracht. Maar in geen geval mag die dialoog schuchter verlopen. We zullen onze meningsverschillen en overtuigingen niet verdedigen door erover te zwijgen. Meestal kunnen de oorzaken van deze maatschappelijke angsten namelijk collectief worden aangepakt, en hebben ze niets te maken met de manier waarop extreemrechts ze instrumentaliseert.

Zowel media als verenigingen moeten ophouden met denken dat extreemrechts “de juiste vragen stelt”. Het is precies het tegenovergestelde. Ze stellen de verkeerde vragen. Als we een doeltreffende strijd willen voeren, moeten we het initiatief nemen en andere vragen opwerpen in het openbaar debat. Om een eenvoudig voorbeeld te nemen: het belangrijkste vraagstuk voor de huidige samenleving is niet het vraagstuk van de hoofddoek, maar veeleer dat van de sociale en klimatologische catastrofe die zich momenteel voltrekt. De rol van de media bestaat er ook in om hun vragen beter te kiezen. Journalistiek werk betekent niet dat 50% van de spreektijd aan de ene mening en 50% aan de tegenovergestelde mening wordt besteed; het gaat er ook om de te behandelen onderwerpen te selecteren naargelang van hun belang, volgens ethische maatstaven en beschikbare informatie. Media maken voortdurend keuzes en er is veel verwarring over de begrippen neutraliteit en ethiek. Maar ik zeg niet dat het eenvoudig is, want er zijn ook veel verwachtingen, gewoonten en stereotypen, en bovendien zijn de media – zelfs de openbare – verstrikt in een winst-logica. Niettemin is er voor iedereen speelruimte om het beter te doen dan we het nu doen.

Léonie de Jonge (32), onderzoeker extreemrechts in Nederland, België en Luxemburg

Wat mij het meest motiveert in mijn onderzoekswerk, is begrijpen waarom mensen op uiterst-rechtse partijen stemmen, waarom mensen voor deze partijen werken en waarom zij zich met dit soort ideologieën associëren. Een groot deel van mijn werk is bestuderen wie deze mensen zijn. Ik denk dat het voor mij als onderzoeker belangrijk is om niet alleen over, maar ook met deze mensen te praten.

Ik denk dat het in sommige omstandigheden zinvol is om met aanhangers van extreemrechts in gesprek te gaan. Mijn onderzoek richt zich echter op de rol van de media: moeten zij een platform geven aan deze stemmen? In Wallonië zien we dat er een heel streng cordon sanitaire in stand wordt gehouden, een pact om deze ideeën geen platform te geven. Maar dit betekent niet dat deze ideeën het zwijgen wordt opgelegd, dat er niet naar hen wordt geluisterd of dat er niet over hen wordt gesproken. Het betekent alleen dat ze geen platform krijgen. Uit mijn onderzoek blijkt dat deze strategie effectief is. Figuren van extreemrechts gebruiken het debat als een podium om hun woorden en ideologie te verspreiden. Ze debatteren niet over de inhoud. Ze willen ook niet debatteren, ze willen hun denkbeelden verspreiden. Media-aandacht kan een partij ook legitimeren: in tegenstelling tot sociale media kunnen de traditionele media het ‘extremisme-stigma’ opheffen dat vaak aan uiterst-rechtse groeperingen kleeft. Zeker in de vroege levensfasen van een partij kunnen de media dus een belangrijke troef zijn. In Vlaanderen nodigen programma’s soms extreem-rechtse figuren uit vanuit het idee dat ze “gewoon hun mening mogen geven”, maar sommigen hebben daar achteraf spijt van. Dan is het natuurlijk te laat.

Het is volkomen democratisch om een extreem-rechts persoon niet als een gelijke van andere op een set uit te nodigen. De kwestie van vrijheid van meningsuiting is een ernstig misverstand. Vrijheid van meningsuiting betekent dat je het recht hebt om jezelf te uiten, niet dat je het recht hebt om gehoord te worden of om een platform te krijgen om je ideeën te uiten. De bedreigingen voor de democratie komen vaak van binnenuit. De vraag is: hoeveel tolerantie dienen de media te tonen voor alle intolerante opvattingen van uiterst rechts? Dit is een cruciale vraag. Van zodra wij aanvaarden om met extreemrechtse ideeën om te gaan, zullen zij het beginsel van de democratie an sich in twijfel trekken. De media spelen een belangrijke rol om de democratie hiertegen te beschermen.

Judith* (40), feministisch activist

Debatteren met extreemrechts heeft alleen zin voor henzelf. Niet voor democraten. Wij horen dikwijls dat bepaalde sociale vraagstukken niet aan uiterst rechts mogen worden overgelaten, en dat dat juist is.

Wij horen vaak op radio of televisie dat wij bepaalde sociale vraagstukken niet aan extreemrechts mogen overlaten en dat we om die reden de degens met hen moeten kruisen. Ik ben het daar niet mee eens. Natuurlijk moeten alle sociale kwesties aan de orde komen, we moeten het hebben over extreemrechts en over hun ideeën. Maar niet met hen. De bekendmaking van hun stellingen in de mainstream media dient vooral om ze te legitimeren, om het Overton-venster verder op een kier te zetten, om tot het uiterste gaan als het gaat om wat een samenleving op een bepaald moment gepast vindt om te zeggen. Sommigen zullen zeggen dat extreemrechts intussen alomtegenwoordig is op sociale netwerken, met middelen die andere ideologische families niet hebben. Mainstream sociale netwerken zijn waarschijnlijk een verloren terrein voor democraten. Twitter en Facebook zijn beerputten geworden waar alleen de meest meedogenloze schreeuwers te horen zijn, waar het de meest verrotte ideeën zijn die met de aandacht gaan lopen. Maar dit is geen reden om de dijken in de “respectabele” media door te breken. Dat het elders vuiler is, wil niet zeggen dat je je ogen moet sluiten voor de netheid van je eigen huis.

Debatteren met extreemrechts maakt hen hoorbaar. Geloofwaardig. Serieus. Terwijl het eigenlijk alleen maar vergezocht is. Deze mensen laten geloven dat ze gesprekspartners zijn. Het is niet ondemocratisch om hen de rode loper te ontzeggen: zij bezetten inmiddels overal een oneindige ru

imte en dringen hun obsessies op aan het publieke debat. Zo wordt er nu al enkele jaren voortdurend gesproken over de vermeende gevaren van het “wokisme”. Deze uitvinding van extreemrechts heeft z’n weg gevonden in bijna elke ideologische stroming en heeft een waanzinnige hoeveelheid ruimte in de media in beslag genomen. Evenals “islamo-links”, een concept dat alleen bestaat in de hoofden van zij die niet eens de moeite nemen om hun tegenstanders met waarheidsgetrouwheid in diskrediet te brengen.

Zowel in particuliere als in openbare debatten komen de debaters en hun sympathisanten versterkt uit hun posities te voorschijn, teruggetrokken in zichzelf. Wie heeft zich ooit laten overtuigen door een debater die a priori ver van zijn of haar mening afstaat? Wie heeft ooit tegen zichzelf gezegd: “Wow, zo zag ik het niet, nu ben ik klaar om mijn mening te herzien”? Niemand. Ik ben oprecht van mening dat debat een tijdrovend circus is, een oefening in showmanship, die niet bijdraagt tot de overdracht van ideeën. Wat nodig is, is dat men op de hoogte is. Het is het lezen van de ontvouwing van een gedachte die impact kan hebben, zonder dat deze wordt onderbroken door regels die bedoeld zijn om haar te kortsluiten. Burgers moeten geïnformeerd worden, niet “geopinieëerd”.

“Mensen die zeggen dat debatteren met extreemrechts hen in toom houdt, schijnen de luxe te hebben niet in hun vizier te zitten.”

Ik debatteer niet meer met extreemrechtse activisten of sympathisanten. Het kost te veel energie en levert niets op. In de zeldzame gevallen waarin ik in een privé-omgeving met een extreemrechtse sympathisant geconfronteerd word, vertrek ik of neem de passieve houding aan van een sfinx, of zelfs van een idioot die er niets van begrijpt. De persoon in kwestie denkt dat ie gescoord heeft, is gelukkig, en gaat vervolgens op zoek naar een ander slachtoffer. Natuurlijk, als wat gezegd wordt beledigend is voor iemand die het kan horen, dan zal ik indien mogelijk reageren. Maar als ik alleen ben, vlucht ik. Fysiek of in mijn hoofd. Ik wil mijn aandacht, mijn kennis en mijn eerlijkheid niet meer aan deze mensen geven. De historicus Pierre Vidal-Naquel zei ooit over samenzweringstheoretici (en men kan dit extrapoleren naar de meeste extreemrechtse activisten): Een dialoog tussen twee mensen, zelfs als zij tegenstanders zijn, veronderstelt een gemeenschappelijke basis, een gemeenschappelijk respect, in dit geval, voor de waarheid. Maar bij de “revisionisten” bestaat deze grond niet. Kan je je voorstellen dat een astrofysicus in debat gaat met een “onderzoeker” die beweert dat de maan gemaakt is van Roquefort-kaas?

Het is heel goed mogelijk om extreem-rechts in de gaten te houden door te kijken naar de constante stroom van haatdragende taal op sociale netwerken. Sinds ik door sommigen als feministisch activist geïdentificeerd word, is extreemrechts in mijn leven aanwezig, op elk moment. Ik ken het uit mijn hoofd. Ze vallen me constant lastig. Ik ken elke padawan, elke rekruut, elke stroming. Minderheden en gemarginaliseerde mensen zijn kanaries in de mijn: wij zien de ontploffingen aankomen. Mensen die zeggen dat debatteren met uiterst rechts hen in toom houdt, schijnen de luxe te hebben niet in hun vizier te zijn. Laten we een stem geven aan de minderheden en de gemarginaliseerden: zij zijn allen, noodgedwongen en met gevaar voor hun gezondheid, de grootste specialisten van extreem-rechts.

 Ik merk dat de mainstream media zich laten dicteren door een handvol trollen. Waarschijnlijk onbewust, ook al kan niet worden ontkend dat er een klein beetje commercieel cynisme (dat kan worden vertaald als “clickbait”) op de redacties aanwezig is. Ze hebben er dus belang bij om de voorwaarden van debatten te bepalen volgens de logica van extreem-rechts. De meer geëngageerde media daarentegen volgen dit voorbeeld door systematisch te reageren op de door extreemrechts opgelegde thema’s. Zoals tieners die denken dat zij zeer geëmancipeerd zijn van hun ouders omdat zij bevelen niet opvolgen: zij gedragen zich slechts naar hen. Zoals schrijver Amandine Gay zegt, hebben we “Meer creatie, minder reactie” nodig.

Nicolas Galita (32), anti-racistisch activist

Onder vier ogen debatteren met extreemrechtse mensen kan van cruciaal belang zijn. Pas op, je moet er niet te veel energie in steken. De regel is eenvoudig: hoe minder je weet over de extreem-rechtse persoon, hoe minder energie je moet steken in het debat. Debatteren met een vreemde zal hen waarschijnlijk niet van gedachten doen veranderen. Hoe dat komt? Omdat je niet om rationele redenen extreem-rechts wordt: het is in de eerste plaats een emotionele zoektocht naar identiteit, naar erbij horen. Dus als je ruzie maakt met iemand die je niet kent, zullen ze je in de “zij” categorie plaatsen. Tegenover wij. Anderzijds, als je echt dicht bij die persoon staat, is debatteren naar mijn mening een plicht. Je kunt dus niet weglopen voor je verantwoordelijkheid: als iedereen zich zou inzetten om zijn extreem-rechtse familieleden te deradicaliseren, zouden we niet staan waar we nu staan.

Aan de andere kant wordt alles wat ik net zei teniet gedaan als je publiek gaat. Als je geen woordvoerder van een politieke partij bent, moet je weigeren om publiekelijk met extreemrechts in debat te gaan. Tenminste, als je de middelen hebt om dat te doen. Je moet geen platform geven aan deze ideeën. Geloven dat je in staat zult zijn om hen te overtuigen, is zelfmoord. Het gaat voorbij aan een belangrijk marketingconcept: blootstelling aan een idee is genoeg om mensen te bekeren. Op die manier geef je die ideeën dus telkens opnieuw de kans om nieuwe mensen te bereiken. Om nog maar te zwijgen van het feit dat debatteren in het openbaar impliciet de boodschap uitzendt dat wat gezegd wordt in twijfel wordt getrokken. Dat beide antwoorden mogelijk zijn. Je debatteert bijvoorbeeld niet over de vraag of de aarde rond is. Alleen al het feit dat een onderwerp ter discussie wordt gesteld, schept het idee dat er over gedebatteerd kan worden. Een jaar geleden werd het concept van de Grote Vervanging niet besproken, het was een idee dat geïdentificeerd werd voor wat het is: een gevaarlijke fascistische thesis. Vandaag heeft het idee in Frankrijk, na een campagne om erover te debatteren, niet alleen ingang gevonden, maar wordt er nog steeds over gesproken. Dit soort concepten zijn als tandpasta: als je ‘t er eenmaal uithaalt, krijg je ‘t er niet gemakkelijk meer in. Niemand is verplicht om te debatteren. Er is een heiligmaking aan dit debat die schadelijk is.

“Zolang de media gefinancierd worden door reclame, zal er altijd een deel zijn dat toegeeft aan de verleiding om uiterst rechts een microfoon te geven om viraliteit te creëren.”

Wat de Angelsaksen “deplatforming” noemen, is het ontzeggen van de toegang tot het publiek. Dit is wat Twitter deed met Donald Trump. En, in tegenstelling tot wat we maar al te vaak horen: extreem-rechts komt er niet door in opstand, omdat ze zich geviseerd voelen. Sinds Trump niet meer op het platform zit, heeft hij natuurlijk ook minder invloed. Sinds Dieudonné uit de media is verbannen, heeft hij minder invloed. Trouwens, waarom stellen de mensen die zeggen dat het “censureren” van extreem-rechts een gunst is niet voor om de politieke partij die zij steunen te censureren?

Het klopt dat een verbanning de mensen die verbannen worden niet zal overtuigen. Het klopt ook dat het hen meer energie kan geven om te blijven vechten, maar het snijdt hun rekruteringskanaal wel af. Dat is wat we altijd in het achterhoofd moeten houden: de beste manier om extreem-rechts te bestrijden, is door te voorkomen ze nieuwe mensen rekruteren.

Het probleem is dat het erg verleidelijk is om hen een platform te geven: hetzij omdat het de lijn van de media is, hetzij omdat het een publiek en dus reclame-inkomsten oplevert. Kunnen we de media de schuld geven? Een deel van de kritiek vind ik in ieder geval hypocriet, in die zin dat wij, het publiek, niet bereid zijn om te betalen voor kwaliteitsinformatie. Zolang de media worden gefinancierd door reclame, zal er altijd een deel zijn dat zal toegeven aan de verleiding om extreem-rechts een microfoon te geven om zo viraliteit te creëren.

Een andere strategie is de herinvoering van een sociale prijs voor extreem-rechtse ideeën. Hoe meer je dit soort ideeën op een ongegeneerde manier kunt tonen, hoe meer deze ideeën vermenigvuldigen. We moeten het begrip ‘schaamte’ herintroduceren. Marine Le Pen heeft trouwens begrepen dat dit haar voornaamste obstakel is: nu zij toegang heeft tot de media en haar ideeën niet meer in vraag worden gesteld, zet zij volop in op de-demonisering, het tegenovergestelde van schaamte. Het is aan ons om ervoor te zorgen dat zij daar niet in slaagt.

Julien Dohet (47), historicus gespecialiseerd in extreemrechtse ideologie, lid van het Luikse Anti-Fascistische Front en politiek secretaris van de Luikse SETCa-FGTB

Ik analyseer al ongeveer twintig jaar teksten van extreemrechts voor een rubriek die ik schrijf in een tijdschrift, Aide-mémoire. In die column probeer ik een extreemrechts boek te decoderen, zodat men beseft wat er eigenlijk in gezegd wordt. Sinds ongeveer drie jaar maak ik ook deel uit van het Anti-Fascistisch Front van Luik, samen nemen we deel aan militante acties. Het analyseren van extreem-rechtse boeken is ook een militante daad, maar met het Anti-Fascistisch Front voeren we meer direct actie – wij proberen te voorkomen dat extreemrechts herboren wordt, dat het gestructureerd wordt, vooral wanneer het gaat over openbare bijeenkomsten.

Het heeft geen zin om in het kader van een openbaar debat te debatteren en te dialogeren met extreemrechtse persoonlijkheden. Het standpunt dat ik inneem – en dat wij innemen op het niveau van het Anti-Fascistisch Front van Luik – is dat wij debatteren over extreem-rechts, maar niet met extreem-rechts. Wij kunnen over extreemrechts debatteren met uiteenlopende meningen over analysepunten, verklaringen,… We moeten erover debatteren, over de geschiedenis bijvoorbeeld, maar we moeten erover praten met mensen die niet tot extreemrechts behoren. Om één belangrijke reden: debatteren met extreemrechts betekent dat wij hen in het politieke veld integreren, dat wij hen aanvaarden. Maar het uitgangspunt is dat extreemrechts geen politieke stroming is zoals alle andere en dat extreemrechtse partijen geen partijen zijn zoals alle andere. Ze moeten zeer duidelijk worden uitgesloten en buiten het politieke veld worden gehouden. Deelnemen aan een debat met deze mensen is hen bagatelliseren, hen legitimeren, erkennen dat zij zijn zoals ieder ander.

“Ik pleit duidelijk voor antifascistische mobilisatie en voor het verhinderen van de structurering van extreemrechts.”

In de privésfeer is het iets anders. Als ik aan tafel zit en iemand begint extreem-rechtse opmerkingen te maken, hangt het van de situatie af. Als ik alleen ben met een extreemrechtse activist, moet ik stoppen. Dan heeft het geen zin. Maar als er mensen in de buurt zijn die je argumenten kunnen horen, dan kan het nuttig zijn om te debatteren. Standpunt tegen standpunt. Als het iemand is die met twee of drie extreemrechtse zinnen komt, zou het interessant kunnen zijn om die te proberen ontmantelen en een dialoog te beginnen, als de persoon open staat voor deconstructie tenminste. Het probleem met het publieke debat is dat er een organisatie is, een heel kader dat een persoon legitimeert. Er hangt publiciteit omheen, een apparaat dat je op gelijke hoogte brengt. Het is toch een ander kader dan op café, bijvoorbeeld.

We zullen niet in staat zijn om extreemrechts uit te roeien. Je moet ervan uitgaan dat er altijd mensen zullen zijn die de extreemrechtse ideologie aanhangen, die denken dat de wereld georganiseerd is volgens de wet van de sterkste, de hiërarchie, op de naleving van zogenaamde “natuurlijke” regels… We moeten aanvaarden dat er mensen zijn die deze gedachten uitdragen en verspreiden. Maar als je ideeën niet kunt vernietigen, kun je ze nog altijd omcirkelen en blijven volhouden dat ze niet legitiem zijn en buiten het algemene politieke veld van het leven in de maatschappij vallen. Het is een werk van decoderen dat moet gebeuren, op het niveau van ideologie. Wat acties ten aanzien van extreemrechtse activisten en structuren betreft, is het weer een ander verhaal. Ik pleit duidelijk voor antifascistische mobilisatie en voor het verhinderen van de structurering van extreemrechts. Als er een lokaal is, moet het gesloten worden; als er een openbare vergadering wordt georganiseerd, moet alles in het werk worden gesteld om te voorkomen dat deze plaatsvindt. Extreemrechtse activisten moeten geïsoleerd worden door hen systematisch apart te zetten en hen niet toe te laten om zich te uiten, desnoods fysiek.

Leyla Cabaux (24), grafisch ontwerper en queer en intersectioneel feministisch activist

Ik denk dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen een openbaar en een privé debat. In een openbare gelegenheid een debat voeren met extreemrechts geeft hun een platform om hun ideologie uit te dragen. Extreemrechts mag onder geen beding een openbaar platform krijgen. In een privé-omgeving, staat mijn mening niet vast. Enerzijds lijkt het debat in een context van het type “racistische-fascistische-nonkel-op-familiefeest” mij niet van belang om een dialoog op gang te brengen, maar eerder om onze gedachten te confronteren met die van extreemrechts en hen de mond te snoeren. Maar je moet de politieke wapens hebben om dit soort mensen te confronteren. Anderzijds heeft het debatteren met extreemrechts een aanzienlijke mentale en emotionele kostprijs, vooral als je een betrokken persoon bent. Het kost bijvoorbeeld veel te veel tijd, ruimte en mentale energie om je bestaansrecht als persoon met een raciale achtergrond te verdedigen tegenover iemand die niet eens in staat is je als gelijke te zien. In dit geval is de weigering om te debatteren een legitieme optie en kan het bevel om te debatteren worden weerlegd.

Ik vind het zinvoller om te luisteren naar of te lezen hoe rechtse argumenten ontkracht worden door anderen die de tijd en de vaardigheden hebben om dat te doen. In de eerste plaats helpt het om te beseffen dat er een linkse/extreemlinkse microkosmos is waarin wij ons bevinden en dat er een opkomst is van extreem-rechts in Europa. Daarbij stelt het ons in staat om de aanhangers van extreem-rechts te identificeren en om hun ideologieën en argumenten, die worden gebruikt om haar te verspreiden, in hun meest verraderlijke vormen te leren herkennen zodat we ons ertegen kunnen wapenen.

De rol van de media moet erin bestaan te voorkomen dat extreemrechts gediaboliseerd wordt. Zij moeten verhinderen dat extreemrechts toegang krijgt tot het openbare debat, vooral tijdens prime time, om te voorkomen dat zij hun racistische, xenofobe, nationalistische thema’s, enz. kunnen opdringen. Daarom is het Belgische media cordon sanitaire ook zo zinvol.

Het debat met extreemrechts heeft risico’s en gevolgen. Een van de dingen die mij het meest verontrusten, is dat men erin slaagt om mensen die niet noodzakelijk gewapend zijn, ervan te overtuigen hoe gevaarlijk hun woorden zijn. Ik vind ook niet dat debat en dialoog met extreemrechts in een democratie aanvaard moeten worden, aangezien deze ideologie het eigenlijke beginsel van de democratie wil aantasten. Dit soort argumentatie is van dezelfde strekking als “onverdraagzaamheid moet getolereerd worden”. Nee, wij tolereren geen onverdraagzaamheid, wij voeren geen dialoog met extreemrechts en wij bieden hen geen spreektijd aan.

*Schuilnaam

Volg VICE België ook op Instagram.