In Cloaca, een film van wijlen Willem van de Sande Bakhuyzen uit 2003, speelt Pierre Bokma een gedesillusioneerde ambtenaar die in de herfst van zijn leven nog altijd bij de gemeente werkt waar hij als jong ambitieus ventje een vakantiebaantje aannam. Toen ik na mijn afstudeerstage bij het saaiste bedrijf van Nederland (ik zal de naam niet noemen; laat ik volstaan met de vermelding dat ik dolblij was als ik in de lunchpauze even naar buiten kon om door het winkelcentrum te lopen en dat dit het winkelcentrum van Zoetermeer betrof) een baan aangeboden kreeg, dacht ik aan Pierre Bokma en bedankte ik voor de eer.
Nu wil ik Cloaca niet te veel eer aandoen. Vroeg of laat was ik er heus achter gekomen dat mijn toekomst niet lag in het schrijven van vuistdikke rapporten over de economische uitdagingen voor de kokkelvisserij na inwerkingtreding van EU-besluit 20.816-KZ3.7x. Na een dozijn onzinbaantjes kwam ik uiteindelijk, min of meer bewust, in de muziekjournalistiek terecht. Ik zou de mensen weleens even informeren over wat goede muziek was en wat niet, zoals ik mijzelf vroeger ook had laten informeren. Dan fietste ik met muziekkrant OOR vol weloverwogen omcirkelde albumrecensies naar platenzaak Foefur’s aan de Oude Kijk In ‘t Jatstraat in Groningen, waar ik al mijn met straatenquêtes verdiende geld (‘Wat vindt u van het aantal prullenbakken in de Groningse binnenstad?’) in ruil voor cd’s aan de eigenaar gaf.
Videos by VICE
Terwijl ik aarzelend een beetje geld begon te verdienen met het schrijven van recensies voor OOR, nam de effectieve waarde van die recensies zienderogen af. Dankzij internet kon iedereen vrijwel alle muziek (illegaal) downloaden. Dat kostte minder tijd dan naar de platenwinkel gaan, zodat je niet meer bewust hoefde te selecteren. Je downloadde gewoon alles wat uitkwam en deletete wat je stom vond. Sinds streaming is muziek luisteren nog duizend keer eenvoudiger geworden en nu Spotify een bizar accuraat algoritme heeft ontwikkeld, dat iedereen op basis van persoonlijke smaak wekelijks een lijst tips (Discover Weekly) voorschotelt, is de signalerende rol van de recensent zo goed als uitgespeeld.
Zelf lees ik nauwelijks meer recensies. Ik kijk wel wát er gerecenseerd wordt, maar in plaats van die dingen te lezen zoek ik de artiest op Spotify, luister een paar seconden en beslis ik of ik het opneem in mijn playlist. Best zonde van al die moeite die mijn collega’s in die stukken stoppen. Een tweet was voldoende geweest. Dus ik dacht: ik moest maar eens ophouden met die recensies. En toen mailde Trouw. Of ik ook voor hen wilde recenseren. Een paar maanden later kwam Nieuwe Revu met diezelfde vraag. Nu schrijf ik ruim honderdvijftig recensies per jaar. Ik heb het idee dat bijna niemand ze leest. Nooit zegt iemand: goede recensie. Dat zou aan mij kunnen liggen, maar dat is denk ik niet zo. Ik hoor wel: goed interview, of: leuke column. ‘Stomme column’ komt ook voor. Bij recensies blijft het stil. Op Facebook krijgen ze hooguit vier likes, waaronder eentje van mijn tante (die alles liket wat ik post), de hoofdredacteur en iemand van het platenlabel.
Veranderende omstandigheden hebben altijd invloed gehad op de journalistiek. Voorbeeld: met de intrede van de televisie konden sportwedstrijden uitgebreid in beeld verslagen worden. De kranten hoefden die rol niet meer op zich te nemen en hielden ruimte over voor analyses en achtergronden. Dat er nog anno 2017 nog steeds kranten zijn die de uitslagen van voetbalwedstrijden afdrukken, zegt vooral iets over de aanpassingsbereidheid van (oude) media.
Voor albumrecensies geldt denk ik hetzelfde. Vrijwel niemand zit er nog op te wachten, maar het duurt even voordat we ervan af zijn. Ik weet niet precies waarom ik er zelf niet mee stop. Misschien omdat het comfortabel is. Ik verdien er ongeveer een kwart van mijn jaarinkomen mee en je hoeft er de deur niet voor uit. Bovendien zijn ze part of the deal. Wil ik achtergrondstukken, columns en interviews blijven schrijven (wat ik wil), dan moet ik die recensies voor lief nemen.
Omdat er een kans bestaat dat ik ernaast zit, mailde ik een rondje langs artiesten, radiomakers, boekers, labelmanagers, platenzaakeigenaars en dat soort volk. Zij bevestigden in grote lijnen mijn vermoedens. Albumrecensies wegen lang niet meer zo zwaar als vroeger. Een programmeur zegt dat ze er in haar vakgebied zo goed als geen zak meer toe doen. Het gaat – naast de mening van de programmeur zelf natuurlijk – om populariteit. Views, streams en likes zijn belangrijker dan mijn mening. Ik kan haar geen ongelijk geven.
Een artiestenmanager denkt dat recensies er alleen nog toe doen in de ‘credible’ hoek. Een eigenaar van een platenlabel biedt enige hoop. Hij zegt dat zijn achterban, voor zover hij kan monitoren, nog steeds zit te wachten op langere en onderbouwde meningen. Volgens een medewerker van een platenzaak zijn recensies voor zijn klanten nog steeds belangrijk. De fysieke verkoop stelt niet veel meer voor, maar toch; het is iets.
Toch ben ik niet helemaal overtuigd.
In het kader van omdenken: je zou Discover Weekly goed nieuws kunnen noemen. De recensent is niet meer nodig om te signaleren en houdt dus tijd over om stukken te schrijven die er wel toe doen. Omdat ze je luisterervaring verdiepen, bijvoorbeeld. In plaats van op te merken dat een plaat vrolijk of sferisch is (‘laat de zomer/herfst/winter/lente maar beginnen’), kun je uitleggen waarom iets bijzonder is, of waarom niet. Het gaat dan niet zozeer om het oordeel, maar om de onderbouwing. Hoe kan het dat Hello op miljoenen mensen diepe indruk maakt als Adele het zingt, terwijl diezelfde mensen in hun leven ontelbaar vaak begroet moeten zijn zonder dat het ze noemenswaardig raakte? Die vraag is vele malen interessanter dan een stukkie biografische info met vier sterren eronder.
Is de recensie dus dood? Dat lijkt me een onnozel statement. Sowieso, onterecht doodverklaarde immateriële zaken, je zou ze de kost moeten geven. Laat ik zeggen dat de recensie in zijn huidige vorm tamelijk waardeloos is geworden. Dat zit hem vooral in de lengte. Doorgaans worden er hooguit tweehonderd woorden voor ingeruimd. Dat is te weinig om de diepte in te gaan en te veel voor een oneliner. Het blijft daardoor meestal bij oppervlakkig geleuter. Vrijwel elke recensie is als volgt zijn samen te vatten: artiest X heeft een nieuw album, ten opzichte van de vorige is hij harder/jazzy’er/radiovriendelijker en op 10 augustus is er een concert in de Ziggo Dome. “Consumentenvoorlichting”, noemde een collega het treffend.
Waar het waarschijnlijk naartoe gaat is dat je twee soorten recensies krijgt: eenregelige tips ter signalering en daarna, als een album het waard is, diepgaande achtergrondstukken waarin je werkelijk de ruimte hebt om iets zinnigs te zeggen. Zo gaat het eigenlijk overal in onze maatschappij. Het midden verdwijnt. Zie de politiek. Zie de V&D.
Tot het in de muziekwereld zover is, hoop ik het voor mezelf een beetje leuk te houden door in elke recensie een of twee aardige volzinnen of een grapje te stoppen. Dan heeft ten minste één persoon er enig plezier aan beleefd. Dat is belangrijk om in de gaten te houden. Aan het eind van Cloaca pleegt Pierre Bokma zelfmoord onder de douche.
Beeld door Rebecca Camphens