Waarom zou je “psst meisje” naar iemand roepen als dit vrijwel nooit tot seks leidt?

sissen

In Amsterdam is al een tijdje een verbod tegen straatintimidatie van kracht, dat het verboden maakt om aanstootgevende taal, gebaren of geluiden te gebruiken, of iemand lastig te vallen. Het komt volgens Stichting Stop Straatintimidatie namelijk steeds vaker voor dat hetero cisvrouwen en lhbt’ers worden nageroepen, uitgescholden en benaderd met teksten als “Hi schatje, waar ga je naartoe?” De achterliggende gedachtegang is waarschijnlijk het ontfutselen van een snelle wip, maar heeft er werkelijk ooit iemand seks gehad nadat hij een meisje aansprak met “psst, lekker wijf”? Dat betwijfel ik ten zeerste.

Overigens vallen sissen en nafluiten niet onder het verbod (er bestaan alleen boetes voor bijvoorbeeld spugen, iemand tegenhouden, handtastelijkheden, of naroepen en aanspreken met denigrerende opmerkingen). Desalniettemin, als iemand naroepen vrijwel nooit leidt tot een partijtje van bil gaan, van waar komt dan de vastberadenheid om op straat willekeurige vrouwen lastig te vallen? Ik wilde graag een sluitend antwoord, dus belde ik een aantal deskundigen om te vragen waarom mannen dit in hemelsnaam doen.

Videos by VICE

De eerste deskundige die ik spreek is Eve Aronson, wetenschapper in vrouwen- en genderstudies en oprichter van stichting Hollaback Nederland, een organisatie die zich bezighoudt met het tegengaan van straatintimidatie. Ze vertelt dat het vooral voortkomt uit onderliggende sociale machtsstructuren. Mannen gebruiken de sis voornamelijk als troef om hun status te verhogen bij hun vrienden.

Laatst publiceerde de internationale organisatie voor gendergelijkheid Promundo een onderzoek over genderrelaties in het Midden-Oosten, waaruit blijkt dat 90 procent van de mannen vrouwen “gewoon voor de lol” nasissen. Aronson voegt hieraan toe dat de data die verzameld is uitwijst dat deze resultaten zeer vergelijkbaar zijn met het motief van mannen in het Westen. “Als je het bekijkt vanuit dit perspectief, dan blijkt dat mannen er helemaal niet over nadenken. Het gaat er niet om of ze wel of niet met deze vrouw in bed belanden – voor hen is het gewoon een leuk grapje. Ze denken niet na over de consequenties,” zegt ze. Maar af en toe escaleert het, en blijft het niet bij een simpele ‘hallo’, maar worden vrouwen bijvoorbeeld bij hun kruis gegrepen.

1499937439346-Ben-van-Brummelen-Straatintimidatie-3

Als ik Sarah Bracke, professor gender en seksualiteit aan de Universiteit van Amsterdam vraag waarom mannen hun grofste sisser op vrouwen botvieren als het toch nooit uitloopt op seks, voegt ze eraan toe dat er inderdaad waarschijnlijk geen vrouw op deze aardbol zich na zo’n opmerking ooit omdraait en zegt: ‘Ha, wat leuk! Zin in!’ Veel mannen zouden zich dan zelfs een hoedje schrikken, volgens haar. In eerste instantie zijn ze dus helemaal niet in de veronderstelling dat ze reactie krijgen, en de intentie is meestal ook niet om te wippen.

Volgens Bracke heeft het naroepen van vrouwen door mannen alles te maken met het uitdragen van gender. In dit geval is het dus het uitdragen van mannelijkheid, en dat komt meer voor in groepsverband dan individueel. Dat heeft te maken met, zoals Aronson ook al betoogde, statusverhoging binnen zo’n mannelijke groep. En dat staat weer in verband met een bewijsdrang van hun eigen mannelijkheid: “Ze hebben het gevoel dat ze iets moeten bewijzen in zo’n groep.” Ze benadrukt dat gender gaat om machtsrelaties, en hoewel een man misschien niet letterlijk denkt: ‘Ik heb het recht om jou op deze manier aan te spreken’, is het wel een onderliggende gedachte. ‘Male entitlement’, noemt ze dat, de overtuiging dat mannen het recht hebben op seks, omdat ze nou eenmaal van het mannelijke geslacht zijn.

Ik vraag me af waarom deze toespelingen zo vaak seksueel getint zijn, en waarom er niet gewoon macht kan worden getoond door een vrouw op straat te vertellen over de flinke bonus die hij onlangs nog in ontvangst heeft genomen, terwijl er nederig geklapt werd door al zijn collega’s die voor hem werken.

“Het lichaam en de seksualiteit van de vrouw wordt op zo’n moment centraal gesteld, en dat komt door de heteronormativiteit in onze samenleving,” zegt Bracke. Het zit namelijk zo: wat wij begrijpen als mannelijk en vrouwelijk, daarin zit heteroseksualiteit verweven, de gedachte dat mannen en vrouwen seksueel tot elkaar aangetrokken zijn. “Er wordt verwacht van mannen dat ze vrouwen versieren, en er wordt verwacht van vrouwen dat ze mannen pleasen. Dat laatste is onlosmakelijk verbonden met de heteronormatieve betekenis van vrouwelijkheid, op seksueel vlak,” zegt Bracke. “Je bent mannelijker als je je seksueel aangetrokken voelt tot vrouwen, en dat bewijs je door dat publiekelijk te tonen” voegt ze eraan toe. Aronson zegt dat het trouwens niet altijd seksueel hoeft te zijn, soms komt het voor dat intimidatie van man op vrouw gebaseerd is op racisme, bijvoorbeeld.

Volgens Aronson is de vraag waarom mannen naroepen bovendien te verklaren vanuit de notie dat het genormaliseerd is in onze samenleving. “Jongens zien andere jongens het doen, en er wordt hen niet geleerd wat gezond gedrag met betrekking tot gender is. Het gebeurt, en het wordt vaak geaccepteerd onder het mom van ‘boys will be boys’. We zouden meer aandacht moeten besteden aan het onderwijzen van jongens, en hoe ze zich zouden moeten gedragen.”

1499937456122-Ben-van-Brummelen-Straatintimidatie-1

Ik vraag haar hoe het kan dat dit gedrag is genormaliseerd in de samenleving, waarop ze antwoordt: “Kijk, als mannen alleen lopen, en ze spreken een vrouw aan met een denigrerende of seksistische opmerking, dan komen ze niet in de problemen, en dat is nou juist het probleem. Vaak weten mannen dat het onfatsoenlijk gedrag is, maar doen ze het toch, omdat niemand hen erop wijst. Ze hebben het gevoel dat ze het toch wel mogen doen.”

Maar ook vrouwen zelf spelen hier een rol in, vervolgt Aronson. “Vrouwen bagatelliseren het, en zeggen dan: “Ach, het gebeurt zo vaak.” En dat werkt het normaliseren van dit gedrag ook in de hand: “Mannen krijgen dan sneller het idee dat er niks aan de hand is, en dat ze niet verantwoordelijk worden gehouden voor hun gedrag,” zegt Aronson.

Ze benadrukt dat het absoluut niet de taak is van alleen vrouwen om mannen te vertellen dat dit gedrag abnormaal is. Bracke is het hiermee eens, en vertelt dat de algemene acceptatie van straatintimidatie door zowel mannen als vrouwen bijdraagt aan de normalisering ervan: “Mensen denken vaak dat het gewoon is wat mannen doen, en dat je je er niet zoveel van aan moet trekken.”

Vervolgens vraag ik Gaya Branderhorst, oprichter van Stichting Stop Straatintimidatie, waarom sommige mannen vrouwen zo graag willen laten zien dat ze bestaan, bijvoorbeeld door ze te pas en te onpas te begroeten met ‘goeiemorgen, schat’. “Laten we een ding voorop stellen,” zegt ze, “Straatintimidatie betekent voor mij niet een simpele ‘goeiemorgen’. Een vrouw moet zich onveilig voelen, bijvoorbeeld wanneer een man haar benadert, uitscheldt of doet alsof hij masturbeert.” Het is een vorm van toxic masculinity, legt ze uit, “dat betekent dat mannen een bepaalde onnatuurlijke standaard van mannelijkheid niet kunnen evenaren, waardoor ze dit gedrag moeten compenseren. Bij die onnatuurlijke definitie van mannelijkheid hoort een minachting voor alles dat afwijkt van die ‘mannelijke’ norm, zoals homomannen, transgender personen en vrouwen. En dat is heel schadelijk.”

En zijn er ook culturele of sociale klassenverschillen, als het gaat om intimidatie? Aronson benadrukt dat dit een gevoelig punt is, want “we moeten voorzichtig zijn met hoe we mensen als daders identificeren. Als dat op een verkeerde manier gebeurt, dan zou dat heel destructief kunnen zijn voor jonge jongens die bijvoorbeeld uit een lagere klasse komen, of niet wit zijn. Hen wordt dan geleerd dat het hoort bij hun cultuur of sociale klasse dat ze daders zijn. Ze waarschuwden me zelfs voor de Bijlmer, maar uit mijn data blijkt dat er echt óveral, en door mannen van verschillende soorten en maten, geïntimideerd wordt. Het is vrij gestereotypeerd, en we moeten hard werken om dat uit de wereld te helpen.”

Ik vraag Aronson ten slotte wat er moet gebeuren om straatintimidatie te beperken. Ze legt uit dat onderwijs daar een grote rol in speelt, en niet alleen door het ophangen van een poster op scholen, maar juist door iedereen erbij te betrekken. “Jonge mannen moeten jonge jongens onderwijzen over hoe ze zich beter zouden kunnen gedragen in de publieke ruimte – dat zou een groot deel van het probleem oplossen.” Maar volgens Branderhorst is educatie alleen niet genoeg: “Het idee dat straatintimidatie stopt door daders te vertellen dat mensen daar aanstoot aan nemen is onrealistisch. Criminalisering is echt nodig om dat punt extra duidelijk te maken.”

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met de Gemeente Amsterdam.

1500371616829-hologo