Het idyllische beeld van een boer die ‘s ochtends vroeg opstaat, zijn koeien met de hand melkt en vervolgens met een grasspriet in zijn mondhoek staat te kijken hoe de zon opkomt boven de akker, is niet meer van deze tijd. De landbouw in Nederland is steeds intensiever geworden – op minder ruimte wordt steeds meer geproduceerd, en dat voor steeds lagere prijzen.
Terwijl de omzet van de agrarische sector groeit, kampen individuele boeren vaak met financiële problemen. Schulden en lage productprijzen zorgen ervoor dat het voor veel boeren steeds lastiger wordt hun hoofd boven water te houden. En dan is er ook nog de stikstofproblematiek, klimaatverandering en de in rap tempo afnemende biodiversiteit in Nederland.
Videos by VICE
Gemiddeld zijn er in dan ook per dag zo’n drie Nederlandse boerenbedrijven die er de brui aan geven. Telde ons land twintig jaar geleden nog 97.000 boerenbedrijven, vorig jaar waren het er maar 53.000, aldus het CBS. Ter vergelijking: in 1950 waren het er 410.000. En ondanks subsidies vanuit de EU om de zogenaamde ‘generatiewissel’ te stimuleren, kunnen boeren vaak geen opvolger vinden voor hun bedrijf.
Toch is er een jonge generatie die wel kiest voor het boerenvak – maar dan wel op hun eigen manier. Wij spraken met vier jonge boeren over de toekomst van de landbouw in Nederland. Als het aan hen ligt, zijn de boerenbedrijven van de toekomst circulair, kleinschalig, lokaal en duurzaam. Zelf zijn ze alvast begonnen.
Siebe van der Crommert (26), melkveehouderij en kaasmakerij in Erp, Brabant
“Ik ben geboren en getogen op de boerderij, met mijn ouders en drie broers. Rond mijn dertigste ga ik het bedrijf overnemen. Op dit moment zijn we bezig met omschakelen naar natuurinclusieve landbouw, bijvoorbeeld door het creëren van kruidenrijke graslanden. We stimuleren de natuur en hebben tegelijkertijd voer voor onze koeien. Eigenlijk kijken we hoe we een soort natuurgebied kunnen maken waar we ook nog geld mee kunnen verdienen. Dat gaat behoorlijk goed.
De grond die ik straks erf moet ik zo goed mogelijk onderhouden, zodat ik die door kan geven aan mijn kinderen. Het is mijn nederige taak om in de vijftig jaar dat ik boer ben, de grond op zo’n manier te verzorgen dat die in even goede staat of zelf beter over gedragen kan worden aan de volgende generatie. Die taak neem ik uiterst serieus.
Toen ik jong was heerste het idee dat groei het allerbelangrijkste is. Dat is altijd het politieke beleid geweest. Iedereen zegt nu wel dat het anders moet, maar je moet best wel sterk in je schoenen staan om te doen wat ik doe. Het voelt alsof ik tegen de stroom inga, maar het is hartstikke leuk. Als het een beetje lukt geeft het enorm veel voldoening. Op dit moment ben ik er helemaal van overtuigd dat we de juiste richting zijn ingeslagen.”
Kasper Hoex (30), produceert verspakketten bij Landgoed Rorik, vlakbij Beverwijk
“Ik ben opgegroeid in de stad, in Arnhem, en heb Future Planet Studies gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. Daarna heb ik een campagnebureau opgericht met een focus op ecologische en maatschappelijke thema’s. Zo’n drie jaar geleden had ik de behoefte om ecologie meer in de praktijk te brengen en besloot ik een landbouwopleiding te doen.
Nu maak ik verspakketten met groente, eieren, zuivel en vlees en lever die bij mensen in de regio. We produceren alles op ons eigen landgoed. We hebben kippen, geiten, koeien, varkens, akkerbouw, tuinderij en een grote boomgaard. Er zijn nu tachtig huishoudens bij ons aangesloten en ik streef naar 300 in de aankomende vijf jaar.
Het idee achter community supported agriculture (CSA) is dat je als consument een directe relatie aangaat met de boer. Omdat de boer zo weinig betaald krijgt moet hij steeds meer produceren, daarvoor moet hij intensiever gaan landbouwen en meer bestrijdingsmiddelen gebruiken. Dat komt doordat de supermarkten de boer heel weinig betalen. Als je de tussenstap – de winkel – eruit haalt, krijgt de boer een eerlijke prijs voor zijn product en krijgt de consument eerlijke producten.
Ik denk dat we op grote schaal kleinschalige landbouw nodig hebben. Wat mij betreft is CSA de landbouwvorm van de toekomst.”
Marije Elderink (23), biologische melkveehouderij in Lutte, Overijssel
“Ik heb dier- en veehouderij gestudeerd aan de hogeschool in Dronten. Mijn jongere broertje van 20, die nu in Dronten studeert, gaat het bedrijf van mijn ouders overnemen. Ik ga in de nabije toekomst kaas maken van onze melk.
Naast het feit dat we biologisch zijn, werken we zonder antibiotica. Zo proberen we de melkveehouderij gezonder te maken. Daarnaast we hebben een hooischuur waar we gras drogen als voer voor onze koeien, die proberen we zo veel mogelijk natuurlijk voer te geven. Wij zeggen thuis altijd: ‘Je moet niet alleen boeren in de natuur, maar ook met de natuur’. We vinden het belangrijk om de natuur zo veel mogelijk haar gang te laten gaan en zo min mogelijk te belasten. Daarom stimuleren we de biodiversiteit en gebruiken we geen chemische middelen.
Negen van de tien mensen in Nederland weet niet wat ze eten of wat er allemaal voor nodig is om het te produceren. Als ik kaas maak vindt het hele maakproces – van bodem tot product – plaats op hetzelfde bedrijf. Ik ben van plan om ook rondleidingen te geven om mensen hier bewuster van te maken. Maar ik moet eerst de kaasmakerij voor elkaar hebben. Over een jaar hoop ik de eerste kaas in mijn handen te hebben.”
Jorrit Kiewik (28), melkveehouderij en zorgboerderij in Lonneker, Overijssel
“Ik ben opgegroeid op een kleinschalige melkveehouderij. Op de agrarische hogeschool in Dronten zag ik dat mensen heel hard werkten voor een boerderij en aan het einde van de maand toch in het rood stonden. Ik dacht, dat wil ik niet. Ik ben me gaan inzetten voor de verduurzaming van de landbouw, onder andere als directeur voor het Slow Food Youth Network.
Op het bedrijf van mijn ouders werken mijn familie en ik toe naar minder koeien en meer plantaardige eiwitten. We hebben 40 hectare grond, volgens mij is het logischer om daar geen voer te verbouwen voor koeien maar dingen die mensen zelf kunnen eten. De volgende stap is toewerken naar circulaire landbouw. De bedoeling is dat je veel meer op je bedrijf produceert en zo veel minder afhankelijk bent van externe omstandigheden.
Ik denk dat we er vijf tot zeven jaar voor nodig hebben om het in te richten zoals we het willen, met een ecosysteem dat in balans is. Dat gaat zwaar zijn maar ook heel leuk: we bouwen aan een droomboerderij. Ik werk al jaren in de duurzame landbouw, en om het nu ook echt thuis te kunnen uitvoeren is wel een kroontje op het werk wat ik doe.
Ik geloof dat we op een punt van transitie zitten in de landbouw. Je kunt de natuur niet negeren. Je kunt niet negeren dat de biodiversiteit in Nederland steeds lager wordt of dat fosfaat en stikstof een probleem zijn. Dus dan moet je daarnaar handelen. Het is voor een aantal boeren behoorlijk vervelend dat er veel moet veranderen, maar tegelijkertijd ligt er ook een heel mooie uitdaging.”