FYI.

This story is over 5 years old.

Muziek

Met de miljoen euro subsidie aan De Staat is popmuziek eindelijk als kunstvorm erkend

Maar zelf ben ik er wel klaar mee.

Yuri Landman is muzikant en ontwerper van experimentele muziekinstrumenten. Hij reageerde online op het nieuws dat De Staat structurele subsidie krijgt van de staat en de ophef die daarop volgde. Op vraag van Noisey vertelt hij waarom het een goed idee is om De Staat een miljoen toe te kennen, maar waarom hij zelf geen aanvragen meer doet.

Naar aanleiding van het tumult rondom de subsidietoekenning van De Staat door het Fonds Podiumkunsten (FPK) ontstond er zoals te verwachten een discussiewervelwind op Facebook en in de media. De Nijmeegse band heeft voor de komende vier jaar 263 duizend euro per jaar toegekend gekregen. Dat is bij elkaar een miljoen euro. Best een hoop geld, en over dat bedrag vielen dan ook een hoop mensen. De eeuwige discussie of cultuur wel gesubsidieerd moet worden, kreeg opnieuw een flinke injectie.

Advertentie

Ik ben muzikant en ontwerper van experimentele muziekinstrumenten. De standaardvraag bij familie- en bedrijfsfeesten is of ik dan ook subsidie ontvang. Het antwoord is verbazingwekkend: nee. Ik zal uitleggen waarom en waarom ik subsidie voor cultuur toch een zeer goede zaak vind.
Ik begon als bouwer rond 2000 en beschouwde mezelf professioneel genoeg in 2006 om bands met mijn werk te benaderen. Dat verliep bijzonder vlekkeloos. Ik mailde Liars, bouwde de Moodswinger voor hen. Daarna mailde ik Sonic Youth en bouwde de Moonlander voor Lee Ranaldo. Wat sommige mensen mogelijk niet weten, is dat als je eenmaal Sonic Youth op je CV hebt staan, je een topreferentie hebt waar je veel mee kunt. Veel artiesten kijken naar hun op en willen zijn zoals zij. Gevolg: ik maakte instrumenten voor Mauro Pawloski (dEUS), Kaki King, de gitarist van Kate Nash, The Veils, Liam Finn, The Dodos, These Are Powers, Women (Vietcong/Preoccupations), Melt-Banana, en vele anderen. Mijn carrière was gestart.

Dit is Yuri Landman met zijn zelfgemaakte gitaren, foto door Tom Janssen

Een probleem waar ik al snel tegenaan liep, was dat het ontwikkelen van nieuwe instrumenten uiterst tijdrovend is. Ik ging op zoek naar fondsen die mij konden ondersteunen. Dat bleek knap lastig en zelfs onmogelijk te zijn. Het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds beheert een collectie van enkele duizenden instrumenten die het aan musici uitleent. Ik schrijf musici, omdat dat een gebruikelijke term is voor conservatoria-afgestudeerden. In popland noemen we dat gewoon muzikanten. Dit fonds heeft geen elektrische gitaren of exclusieve vintage synthesizers. Het is strikt voor ‘musici’, oftewel muzikanten die hun vak beheersen, want ze zijn afgestudeerd. Het fonds had ook in mijn werk geen interesse, aangezien ik experimentele, nieuwe instrumenten maak en daar bestaan nog geen ‘musici’ voor.

Advertentie

Ik belde het FPK, maar het FPK is er voor Podiumkunsten zoals de naam al aangeeft en er is geen apart potje voor de ontwikkeling van nieuwe instrumenten. Logisch, want ik ben de enige in Nederland die dit fulltime doet. Sterker: ik zit tien jaar in dit circuit en ken een slechts handjevol mensen die dit wereldwijd doen. De meeste bouwers bouwen het voor hun eigen muziekuitvoering, niet voor de verkoop.

Fondsen voor Beeldende kunst wimpelden me af, want een instrument is een gebruiksvoorwerp, geen kunstwerk (en de Rietveldstoel dan? Een verkeerde retorische vraag die het gesprek blokkeerde). Mondriaan Fonds doet educatie, geen productontwikkeling. Designfondsen zijn vaak vooral gericht op industrial design en architectuur en dan leg je het af tegen productontwikkelingsaanvragen van Philips of andere grote bedrijven. Mijn werk is qua omzet oninteressant voor zulke ‘creatieve industrie’-fondsen.

Kortom: ik werd van het kastje naar de muur gestuurd en er was geen fonds bereidwillig om een handjeklap op te zetten. Bijvoorbeeld FPK met het nationaalmuziekinstrumentenfonds, of Mondriaan nog een beetje erbij. Handjeklap bestaat niet in de wereld van de fondsen, alles moet formeel, want de publieke opinie is nu eenmaal uiterst kritisch en controleert en bekritiseert alles wat riekt naar vriendjespolitiek. Deels terecht, maar grotendeels ook vanuit een betreurenswaardig jaloerse, zure onderbuik.

Advertentie

Succes en failliet tegelijk

Ik gaf de moed op en besloot research en development zonder ondersteuning te doen. Ik ging failliet in 2008 (goh) en werkte een half jaar bij een reclamebureau om de rekening weer bij te spijkeren. Ik was radeloos. Enerzijds wilde zo ongeveer alle interessante noiserockacts wereldwijd met me werken, artikelen verschenen op Pitchfork, CNN, Guardian, Frankfurter Algemeine, El Pais, en alle Nederlandse kranten. Ik gaf een lezing op Primavera Sound Festival in Barcelona en betaalde zelf een ticket naar Atlanta voor een experimentele instrumentenbouwconferentie. Anderzijds was er totaal geen steun te vinden in ons zo rijke subsidieland. Een totale contradictie. In 2009 kwam er min of meer per ongeluk een oplossing. Een festivalorganisator in Belfast vroeg me of ik een DIY-workshop wilde ontwikkelen en dat werd mijn, wat ik altijd noem, ‘nummer één hit’. Ik kon mijn werk als freelance grafisch ontwerper stopzetten en fulltime workshops, lezingen en concerten doen in Europa op festivals, in kleine zalen, art spaces en later op de muziek- en kunstacademies. Ik ontdekte dat er potjes zijn zodra je je werk educatie noemt in plaats van kunst. Probleem opgelost.

In 2011 kroop het bloed waar het niet gaan kon en richtte ik de band Bismuth op. Ik kwam weer terecht in de niche van experimentele popmuziek. Keer op keer werd ik teleurgesteld met geboden gages van tussen de vijftig en honderdvijftig euro. Met name ook in gesubsidieerde zalen. Een vreemde paradox. Met mijn solowerk in het experimentele veld verdiende ik inmiddels een veelvoud in het buitenland. Zelfs kraakpanden in Nederland hadden meer gage bij de deur dan wat de gesubsidieerde podia boden. Hoe was dat mogelijk? Na onderzoek en vele discussies offline met het FPK en online op EHPO van Niels Aalberts bleek dat er een weeffout zat in hun subsidierichtlijnen die negatief uitpakte voor mijn band, maar feitelijk voor alle bands van pakweg Subbacultcha, Subroutine, Geertruida en Narrominded. Bands waar ik veel mee op dezelfde avonden speelde. De moeilijkere ‘indierock’, die net iets te radicaal is om bij DWDD te spelen. Ik had een gesprek bij het FPK waarbij ik ze een overzicht toonde van de groene Yuri Landman-cijfers en de rode Bismuth-cijfers, met de mededeling dat dit ook gold voor vijftig andere bands die ik wil bestempelen als ‘onderzoekende rockmuziek’.

Advertentie

Het probleem bij niche-popmuziek is dat het enerzijds niet verkoopt, maar anderzijds ook niet erkent wordt als ‘high art’ door fondsen. Het is immers pop. Mijn werk als bouwer valt wel in de categorie ‘high art’ en/of educatie en daarom zijn de budgetten ineens veel redelijker.

FPK was onder de indruk van de slechte situatie die ik schetste voor de bands. Er zou naar gekeken worden. Ik heb er nooit meer iets over gehoord en ook zie ik geen verandering in hun beleid. Constateren en actie ondernemen zijn twee verschillende dingen. Mogelijk gebeurt het in de toekomst. Bismuth heb ik op een minder actief peil gezet, maar we groeien in aandacht bij festivals en onze gages zijn inmiddels gezond groen. Wederom is dat probleem nu opgelost, gelukkig. We zouden vaker op kunnen treden, maar ach, Arnold heeft net een kind en ik ben druk genoeg.

De schatrijke Staat

Nu over naar De Staat. Het verbaast mensen weleens dat ik ondanks mijn stroeve ervaringen met het FPK en andere fondsen toch voorstander van subsidie ben. De reden is dat ik geloof in subsidies en accijnzen. Slechte dingen belast je met accijnzen, goede dingen stimuleer je met subsidie. Ons land bulkt ervan. Boeren krijgen landbouwsubsidie (of dat goed is richting niet-Europese landbouw is zeer discutabel), Philips en DSM krijgen energiekortingen, huizenbezitters genieten hypotheekrenteaftrek (waardoor huurhuizen die gekoppeld liggen aan huizenprijzen kunstmatig hoog zijn en de banken profiteren), et cetera. Dat is een links-rechts discussie. Het is een complex systeem met vele kanten.

Waar ik zelf op uitkom is dat het mijns inziens helder is dat cultuur een zogenoemde positieve externaliteit heeft. Dat geldt voor sport en ook voor kunst. Het maakt Nederland wat Nederland is en geeft ons land smoel. Imago is geld waard. Goed voor toerisme, de huizenmarkt in cultuurrijke plaatsen is bloeiender dan in cultuurarme regio’s, en ga zo maar door.

Advertentie

Vanuit een economisch perspectief zijn er dus veel argumenten te vinden die eerder pleiten voor cultuursubsidie dan tegen. Ik begrijp dat rechtse mensen denken dat het wel wat minder kan. Ik denk dat het beste is om te stellen dat het een balans naar redelijkheid moet zijn. Ik denk dat het wel wat ruimer kan dan wat het nu is. Duitsland heeft geloof ik een dubbel cultuurbudget (verrekend per inwoner), dus ik vind Zijlstra wat zuinig met zijn beslissing destijds.

Algemeen belang

Naast de positieve externaliteit wil ik het algemeen belang noemen. Mensen hebben de neiging om A zonde te vinden, omdat ze enkel van B genieten. Door mijn reizen zie ik veel hoe andere landen georganiseerd zijn en we hebben het prachtig voor elkaar hier. Dat weten Henk en Ingrid niet, maar ons land overtreft in het wegennetwerk, openbaar vervoer, speelplaatsen in elke wijk, zwembaden, parken, sportparken, en ja daar horen ook musea en theaters bij en wat geld voor marginale kunstzinnige beroepen ter bevordering van ons cultureel erfgoed. De jongens van De Staat krijgen geen hypotheek op basis van hun salaris, dus we hebben het hier niet over CEO-salarissen. Ik pleit ook voor vergoedingen voor sporters die internationaal actief zijn, geen idee of dat al bestaat. Waarom de kunstsector keer op keer tot in het uiterste zo kritisch bekeken wordt ontgaat me. Wat een gemierenneuk om bedragen die verbleken bij andere overheidsposten, terwijl de cultuursector een weliswaar klein, maar degelijk percentage van het BNP genereert. De opinie kan wat respectvoller.

Pop als volgroeide kunstvorm

Lang leve De Staat dat het ze gelukt is om de barrière van ‘high art’ door te breken en dat popmuziek vanaf nu ook als volgroeide kunstvorm gezien wordt. Maar we zijn er nog lang niet. In de beoordeling staat dat De Staat ‘niet virtuoos’ is. Pardon? Daaruit blijkt de onkunde van de jury. Ik hou persoonlijk niet zo van de liedjes van De Staat, maar Sweatshop en Witch Doctor blinken qua productie juist uit in virtuositeit. Ik wil wel even een quizje maken over effectpedalen of productietechnieken. Ik weet nu al vrij zeker dat geen ‘musicus’ het van Torre wint.

Maar waarom De Staat wel en Orkater niet? Geen idee. Ik verbaas me ook over het heftige zwart/wit in de lijst van het FPK. Van 600.000 naar nul in een aantal gevallen. Het FPK is dus kennelijk een onbetrouwbare financierder. Daar kun je als organisatie niet op varen. Onveilig zou je het kunnen noemen. Als een klant mij dit zou flikken, zou ik nooit meer zaken met hem willen doen. Het FPK bouwt op, maar breekt ook net zo hard af. Mijn idee zou zijn om zoiets trapsgewijs af te bouwen, maar ik ben ondernemer en ambtenaren voelen mogelijk minder goed aan wat dat met zich meebrengt in praktijk. Dat sterkt mijn mening dat subsidie an sich goed is, maar ik ben blij dat ik er ver vanaf sta.