FYI.

This story is over 5 years old.

nieuws

Ik was bij een nogal pijnlijk persevenement van Mitt Romney

Ik had niet geslapen, het was uit met mijn meisje en het enige wat ik wilde was een bed en een sigaret. In plaats daarvan stond dit dikke racistische zwijn tegenover me te grijnzen.

09.05 uur

Louisville, Kentucky

Ik heb 24 uur in een bus gezeten. Gister zat ik nog in een prettig appartement in New Orleans met een leuk meisje, maar het werkte niet en de bodem van mijn bankrekening was in zicht. Met mijn laatste geld ben ik naar mijn ouderlijk huis in Cincinnati gereden, waar ik terug zou komen als een volwassen man met als enige huis de woning waarin hij was opgegroeid. Ik was terug bij af, berooid en wel. Vanwege een gebrek aan betere opties nam ik een aanbod van VICE aan om verslag te doen van de presidentsverkiezingscampagne in Ohio, Virginia en North Carolina. De zogenaamde swing states die belangrijk zijn voor de komende verkiezingsuitslagen. Ik kon meteen aan de slag, dus stapte ik de bus weer in. Op weg naar een Romney-evenement op een klein vliegveld buiten Dayton, Ohio.

Advertentie

Ik was te laat. Drie rechercheurs van het politiebureau van Louisville, met twee Duitse Herders aan de lijn, hielden de bus tegen en sommeerden ons uit te stappen. Twee van de rechercheurs hadden onze tassen uit de bagageruimte getrokken en snuffelden samen met een van hun honden door onze tassen. De derde bemoeide zich met ons: “Hé, wil iemand mijn hond aaien? Hij doet niets.” De hond was aan het snuiven. Ik had wat pillen bij me. Op recept, en ze waren niet voor mij, maar toch. Ik wist niet zeker of drugshonden getraind waren om pillen te zoeken, dus probeerde ik snel in mijn tas te kijken. De hond kwam naar me toe en stak zijn neus in mijn kruis. Ik keek de detective strak aan en vroeg of hij zijn hond weg wilde halen. Hij deed net alsof hij me niet hoorde en vroeg waar ik naartoe ging. Ik vertelde dat ik verslag deed van de presidentsverkiezingen, maar hij keek me ongelovig aan en stuurde de hond naar mijn tas.

Geïrriteerd keek ik toe. En toen snapte ik het. Hier komt onvrede vandaan. Mensen zijn ontevreden omdat ze geschoffeerd worden in naam van de overheid. Het hoogste doel van iedere presidentskandidaat zou het wegnemen van dit soort bullshit moeten zijn. Opeens leek het niet meer dan redelijk om te vragen om een land waarin mensen het gevoel hebben goed behandeld te worden. De hond liep verder en we gingen de bus weer in.


14.30 uur

Vandalia, Ohio

Ik kwam een half uur te laat voor het evenement bij Dayton International Airport. Deze presidentsverkiezingen draaien om de algehele onvrede onder de bevolking. Maar de problemen die aangekaart worden door de kandidaten zijn bijna altijd bijzaken. Je kunt het maar beter niet over de echte problemen hebben. Dit werd bijna meteen (gedeeltelijk) bevestigd. Aan de rand van het veld waar het evenement ging plaatsvinden stond een kleine dikke man in een windjack die stickers verkocht voor vijf dollar per stuk. Ik vroeg wat er opstond. Hij gaf me er een. Er stond: “Don’t Re-Nig in 2012” (“Don’t re-elect a nigger”). Precies wat ik had verwacht. Dit was de eerste persoon die ik tegenkwam in mijn functie als politiek verslaggever. Ik had niet geslapen, het was uit met mijn meisje en het enige wat ik wilde was een bed en een sigaret. In plaats daarvan stond dit dikke racistische zwijn tegenover me te grijnzen.

Ik deed alsof ik hem wilde slaan. Hij deinsde achteruit, maar niet zo ver dat ik er plezier aan kon beleven. Ik had gehoopt dat hij achterover zou vallen. Ik zei dat ik hem walgelijk vond en dat hij een schande was voor dit land, voor de republikeinen, voor het witte ras, etc, etc. “Pas op, jochie,” zei hij en hij wees naar een agent iets verderop. Ik vertelde hem dat hij er de volgende keer van langs zou krijgen, maar hij leek niet onder de indruk. Toen ik wegliep grijnsde hij me na.

Alles was grijs en het regende. Ohio is altijd druilerig en grijs, ook als de zon schijnt. Het gebeuren vond plaats op de landingsbaan, waardoor Romney’s vliegtuig letterlijk het evenement in zou komen vliegen. Ik hoorde Mike Dewine, de procureur-generaal van Ohio, zeggen: “Onze stemming blijft stralen, ook al is het misschien een beetje nat.”
Twee identieke blondines deelden de perskaarten uit. Gehuld in fleece zagen ze eruit alsof ze nog nooit ergens anders waren geweest dan in Dayton. Ze wilden me eerst niet binnenlaten omdat ik niet de juiste papieren bij me had. De blondjes gingen even iemand halen en ik moest wachten. Toen ze uit het zicht waren kroop ik snel naar binnen. De kandidaten waren te laat, dus ik had niets gemist.

In de menigte zag ik Byron York, de aartsconservatieve schrijver die zo nu en dan aanschuift bij Fox News, en die een soort allround vertegenwoordiger is van de paar elitaire conservatieven die er nog in Amerika rondlopen. Naast York stond een rokende man met een Australische outbackhoed op. Dat was Robert Emmett Tyrell, oprichter en hoofdredacteur van The American Spectator, een blad dat in een deerniswekkende staat verkeert en exemplarisch is voor de uitgerangeerde toestand van de Yorkiaanse conservatieven. Ik liep naar hem toe en vroeg of ik een sigaretje mocht kopen. Vol walging keek York de andere kant op. Geamuseerd stelde Tyrell zich voor. Hij zei dat hij mijn geld niet nodig had. Toen ik me voor wilde stellen aan York weigerde hij me de hand te schudden.

Ik had geen tijd om beledigd te zijn, want senator Rob Portman nam het woord. The Washington Post had op 8 augustus een voorspelling van Byron York op haar website geplaatst: “Romney kiest waarschijnlijk Portman als zijn Vice President.” Portman woonde vroeger in de straat waar mijn oma woonde. Hij lijkt in zijn doen en laten zo erg op Mitt Romney dat hij een voor de hand liggende keuze zou zijn geweest. Net als Romney heeft hij zijn carrière gemaakt door op het juiste moment de juiste dingen te zeggen, maar niet te luid. En net als Romney lijkt hij een prima kerel die, omdat het eventjes zo uitkomt, monsterlijke leugens kan vertellen alsof het niets is. Mijn moeder heeft een keer op hem gestemd toen hij in de running was voor het congres. Ze vertrouwde hem omdat ze hem kende en omdat hij zich destijds hard maakte voor overheidsgesubsidieerde afkickklinieken. Iets dat mijn moeder erg belangrijk vindt. Nadat bekend werd gemaakt dat Paul Ryan de Vice President werd en niet hij, stemde hij in om de Romney-campagne in Ohio te leiden. York scheef later een stuk voor Washington Examiner: “Overgeslagen Portman straalt in campagne Ohio.” Terwijl York iets verderop had plaatsgenomen noteerde Tyrell mijn naam. Hij zou me wel even Googelen. Schrijvers die geen fulltime politiek verslaggever zijn, houden zich meer bezig met de gang van zaken van zo’n evenement dan met de boodschap van de kandidaten. Journalisten die over journalisten schrijven. Iedereen doet het. Van Hunter S. Thompson tot David Foster Wallace. En ik heb het altijd een beetje oneerlijk gevonden. Schrijf gewoon over de gebeurtenis, in plaats van over elkaar. Dacht ik. Maar nu snap ik het. Er is op zo’n evenement gewoon niets om over te schrijven. Een toespraak verzekert media-aandacht voor de kandidaat in kwestie. Dat is de enige functie. Hij wordt zichtbaar. Hij speelt een rol. Niet omdat hij een paar honderd man in Dayton toespreekt, maar omdat zijn naam in iedere krant staat. Het publiek fungeert eigenlijk alleen als opvulling. De enige reden waarom er mensen aanwezig moeten zijn is omdat als er niemand komt opdagen, het een mislukt evenement zou zijn. En dat zou dan weer slechte publiciteit zijn. Een groot deel van de avond bestaat uit entertainment, zodat de mensen een beetje in de stemming blijven. Maar het moet ook weer niet te leuk zijn, want anders praat achteraf niemand meer over de kandidaat. Het vereist een aanzienlijk politiek talent om mensen op te geilen zonder daadwerkelijk iets te zeggen. Dewine en Portman, die de introducerende toespraken moesten verzorgen, zijn geen politieke talenten. Ze spraken over werkloosheidscijfers. Maar het publiek bestond grotendeels uit pensionado’s: werkloosheid kon ze helemaal niets schelen. De journalisten, die zonder uitzondering slecht gekleed waren, keken ongeïnteresseerd naar het bijeengeraapte publiek. Toen eindelijk het Romney-vliegtuig landde ontstond er een toestand van blijmoedige beroering in het pershok. Eindelijk iets te doen! Schriftjes, notebooks en camera’s werden tevoorschijn getoverd. Uit het vliegtuig kwam eerst Rand Paul, opvallend knap met zijn gebronsde gelaat en roze polo. Achter hem verscheen Romney in zijn NASCAR-windjack. Niemand stond te juichen. Het publiek was wat je van een Romney-publiek in een verlept industrieel stadje zou verwachten: oude mannen met vrouwen die zo slim waren geweest regenponcho’s mee te nemen. Een paar jonge meisjes die achter het pershok stonden riepen in koor: “Mitt, Mitt, Mitt!” Maar dit is Miami Valley. Niet gediend van dit lawaai staarden de oude, in gekleurde poncho’s gehulde vrouwen de meisjes kwaadaardig aan. Paul, Portman, Vice President Ryan en Romney verzamelden zich op het podium. Portman stond iets achter de andere drie. Rand Paul sprak, maar zei niets dat Romney’s of Ryans speech zou doen verbleken. Daarna was Ryan aan de beurt. Ik was vergeten dat hij hier in de buurt naar school ging. Hij bespeelde het publiek als volgt: Ryan: “O-H…”
Publiek: “I-O!”
Ryan: “O-H…”
Publiek: “I-O!”
Ryan: “Ha! Works every time.” Hij haalde een kastanje uit zijn zak. “Dit is mijn lievelingskastanje,” zei hij. “Mijn maatje Rob Portman heeft hem aan me gegeven. Rob is een goeie vent.” Hij praatte over Rob alsof hij er niet bij was, maar Rob stond drie meter achter hem. Toen kwam Romney. De vrouw achter ons begon te roepen: “Rom-ney, Rom-ney.” En dit keer deed iedereen mee. De presidentskandidaat maande zijn fans tot stilte: “Wacht!”, riep hij, “Romney-Ryan, Romney-Ryan!” Hij deed het een paar keer voor, maar het sloeg niet echt aan. Een paar uur later hoorde ik dit megapijnlijke moment terug op de radio. Romney, de man die zelfs bij zijn fans slecht uit de verf komt. Hij zag er moe uit; zijn haar hing in zijn gezicht en het leek alsof hij het koud had. De journalisten penden alles neer. Hij emmerde door over werkgelegenheid en China. Hij vertelde een anekdote over zijn ontmoeting met Lech Walesa in Polen. Romney: “Er stond maar één stoel in de kamer. Hij zei: ‘Ga zitten en luister, ik sta wel terwijl ik vertel.’ Die man is een held, dus ik zei oké.” Weer een pijnlijke stilte, en hij sprak ‘Walesa’ minstens drie keer verkeerd uit. De pennen kwamen weer tevoorschijn. Er was een kortstondige opleving toen de presidentskandidaat “God bless America!” riep, maar het moment van vreugde duurde niet lang en iedereen verliet het terrein enigszins teleurgesteld. Romney stapte het vliegtuig in; hij zwaaide nog even naar het publiek en weg was hij. Romney’s adviseur, Kevin Madden, haastte zich naar het pershok om het mediaspektakel met een positieve noot af te sluiten. Maar de journalisten letten meer op de hapjes dan op hem. Ik trok hem aan zijn mouw: “Sorry,” zei ik, “James Pogue, VICE magazine.” Hij keek verward. Ik kon geen goede vraag verzinnen dus ik zei, “Laat maar.” Het was genoeg geweest. Ik liep over het kale veld naar de bus. De man met de stickers was weg. Toch nog een kleine overwinning.