Sport

We spraken Barry van Galen over kopstoten, Wout Weghorst en scouten

En dat bleek vaak genoeg, als hij weer eens geschorst was vanwege een stomp in de maag van een arbiter, of vanwege een doodschop of kopstoot naar een tegenstander. Barry groeide uit tot clubicoon, en prijkt groots op het AFAS Stadion. En nu, elf jaar na zijn afscheidswedstrijd in 2006, is hij nog altijd betrokken bij AZ.

Hij bezoekt wekelijks wedstrijden door heel Europa in zijn rol als scout van de club. Hij geniet vooral van jongens als Vincent Janssen, Wout Weghorst en Scandinaviërs die alles geven en verzuurd en kapot het veld af lopen na de wedstrijd. Die mentaliteit, waar hij zelf altijd om geprezen werd, mist hij tegenwoordig op de Nederlandse voetbalvelden. VICE Sports zocht Barry op bij AZ, om te praten over zijn scoutingswerk en vechtersmentaliteit.

Videos by VICE

VICE Sports: Ha Barry, als mensen over jou praten, gaat het vaak over overtredingen en kaarten. Wat vind jij daarvan?
Barry van Galen: Mijn vader zei altijd: “Zolang ze maar over je praten, of dat nou positief of negatief is.” Dan antwoordde ik vaak met: “Het zou wel leuk zijn als het een keertje positief is.” Maar hij had wel gelijk. Je moet geen anonieme speler zijn. Dat ben ik ook nooit geweest. Ik ben niet per se trots op die harde overtredingen, maar het is nou eenmaal gebeurd. Je kon mij in ieder geval niet saai noemen.

Word je nog vaak herkend op straat?
Nee, dat valt mee. Ik mis het ook niet, ben niet zo’n aandachtsgeil type. Als je stopt, is het tijd voor nieuwe helden. Heel af en toe is er nog weleens een oudje die een praatje met me komt maken, dan hebben we het even over vroegâh. Dat vind ik wel mooi, maar verder zit ik daar ook niet zo op te wachten joh.

Alle foto’s door Tim van Boxtel.

Hoe was het voor jou om te stoppen?
Het afscheid was best emotioneel, dat had ik niet verwacht. Maar toen ‘You’ll Never Walk Alone’ door het stadion schalde, greep het me opeens bij de keel. Dat definitieve, het voelde als het einde van een tijdperk. Dat was even klote, het is niet leuk om te stoppen. Maar ik heb er nooit spijt van gehad. Ik was 36, had alles uit mijn carrière gehaald en AZ ging ook nog eens weg uit De Hout (stadion Alkmaarderhout, red.). Het was het juiste moment.

En daarna? Volgde het zwarte gat?
Nee, ik ben gelijk door Toon Gerbrands benaderd. Hij zei: “Jou wil ik bij de club houden.” Ik kon jeugdtrainer worden of in de scouting aan de slag. Dat trainerschap zag ik niet zitten, dan ben je weer hele dagen weg van huis en ik wilde juist meer tijd met mijn dochters besteden. Dus koos ik voor de scouting en die rol heb ik nog steeds. Het is achteraf gezien heel goed geweest dat ik gelijk door ben gegaan, anders was ik wel in een zwart gat terechtgekomen.

Hoezo?
Ik denk dat ik echt depressief geworden was als ik een half jaar thuis had zitten niksen. Na je loopbaan val je in een gat. Je hebt het in je jaren als voetballer niet door, maar het is echt een luizenleventje. Je hebt helemaal niet het idee dat je aan het werk bent. Ik heb het altijd gezien als hobby, maar na je carrière moet je opeens echt aan het werk. Als ik geen mogelijkheden in de voetballerij had gezien, was ik dus misschien ook wel in de problemen gekomen.

Er zijn toch ook andere banen?
Ja, maar ik ben een buitenmens, absoluut niet gemaakt voor een kantoor. Ik ben altijd buiten geweest, ik moet bewegen. Dat kwam er bij de beroepskeuzetesten vroeger op school al uit. Toen was het resultaat metselaar, maar daar bleek ik geen talent voor te hebben. Ik heb uiteindelijk doorgeleerd voor drukker, omdat mijn vader dat ook deed, maar daar werd ik helemaal gek van. Ik zag mezelf niet tot mijn 65ste elke dag in een drukkerij in de weer en had er ook geen talent voor.

Ik ben ook nog schoonmaker geweest, maar kreeg toen mot met mijn baas. Uiteindelijk ben ik schilder geworden, want ik kende wat gasten die bij een schildersbedrijf werkten en kon daar aan de slag. Dat was mooi, de hele dag lol maken met die jongens. Ik ging echt fluitend naar mijn werk in die tijd. Dat had ik na mijn carrière ook weer op kunnen pakken. Lekker man, die vrijheid, geen baas die in je nek staat te hijgen.

Nu ben je alweer 11 jaar scout. Wat vind jij belangrijk bij een speler?
De mentaliteit en instelling, die staan absoluut op één. Ik heb liever jongens als Wout Weghorst, waar je tegen moet zeggen: doe nou eens even rustig, dan gasten die je elke dag moet motiveren om een stapje extra te zetten. Het zijn vaak de gasten die net onder de echte talenten hangen, die uiteindelijk uitgroeien tot de beste spelers. Die grote talenten zijn vaak een beetje gemakzuchtig geworden, hebben altijd complimenten gehad en alles ging bij hen vrijwel vanzelf. Maar aan een talent zonder instelling heb je niks. In Nederland zie je steeds minder van dat soort vechters, terwijl ze in het buitenland nog wel rondlopen. Als je kijkt naar zo’n Atlético Madrid, die gaan als de brandweer vanaf het eerste fluitsignaal en stoppen pas als de wedstrijd is afgelopen.

Hoe verklaar jij dat verschil?
Ik weet het niet, heb er vaak over nagedacht maar kan ook geen verklaring vinden. Buiten het veld wordt onze samenleving alleen maar asocialer, schelden ze elkaar allemaal verrot, maar binnen de lijnen wordt iedereen stiller en timide. Je ziet bijna niemand meer coachen of corrigeren. Nederlanders stralen gewoon geen winnaarsmentaliteit meer uit, terwijl we dat in de jaren tachtig nog wel hadden. Dat werd in mijn jaren al iets minder hoor, maar het was er nog wel. Tegenwoordig lijken spelers tegen hun verlies te kunnen, dat vind ik heel raar. Ze denken: volgende week weer een kans en stappen vervolgens lachend met hun tegenstanders van het veld af. Geef mij maar een jongen als Weghorst, die doodziek is na een nederlaag.

Het type Barry van Galen?
Nou, qua mentaliteit wel ja. Ik vind dat een speler toch minstens negentig minuten zijn best kan doen. Dan moet je echt werk leveren voor je centen. Dat is natuurlijk eigenlijk de hele week al zo, maar tijdens een wedstrijd word je beoordeeld door het grote publiek. Daarnaast wist ik ook dat we een relaxte trainingsweek zouden hebben als we wonnen, dan was de trainer namelijk ook wat rustiger.

Wat zijn belangrijke factoren die van jou zo’n vechtvoetballer hebben gemaakt?
Nou, wat mij wel heeft gevormd is het leven op straat. Ik groeide op in een Haarlems achterbuurtje. We waren daar altijd aan het voetballen en je moest wel goed gebekt zijn en voor jezelf opkomen, want bij het straatvoetbal wordt ook genoeg gebeukt en gesmakt. Nu zit de jeugd meer binnen, televisie te kijken. Mijn dochters zeggen ook weleens tegen me: “Pa, heb je die serie al gezien?” Dan zeg ik: “Nee, ik kijk geen series. Ga naar buiten, daar maak je dingen mee die je voor de rest van je leven bijblijven.” Ik kwam vroeger vaak niet eens thuis om te eten. We woonden op één hoog in een flatje, mijn moeder gooide dan een broodje uit het raam.

Zijn er bepaalde spelers die jij in de afgelopen elf jaar gescout hebt, waar je trots op bent?
Nou, laat ik voorop stellen dat we altijd met het hele team van AZ naar een speler kijken, dat doet niemand alleen. Maar op Vincent Janssen kunnen we wel trots zijn, vind ik. Zoiets maak je volgens mij maar één keer in je leven als scout mee, dat je iemand koopt voor tussen de vier en zeven ton, die in het eerste seizoen gelijk al zo rendeert en dan een jaar later vertrekt voor miljoenen (maximaal 22 miljoen euro, red.). Toen ik hem zag spelen bij Almere, wist ik wel: het is nooit zeker of iemand het redt na zo’n grote stap, maar deze jongen zal er wel alles aan doen om te slagen.

Baal je dan ook als hij vervolgens bij Tottenham Hotspur niet slaagt?
Dat vind ik wel jammer, ja. Je wilt toch dat een AZ’er het goed doet, zeker zo iemand als Vincent die echt leeft voor het voetbal. Ook al heb ik er verder geen belang meer bij. Misschien was dit niveau net te hoog voor hem, ik vind het een goede keus dat hij daar snel weg is gegaan.

Trap je zelf eigenlijk nog weleens een balletje?
Nee, haha. Dat heb ik na mijn carrière bijna nooit meer gedaan. Ik ben sindsdien ook 18 kilo aangekomen, elk jaar kwam er weer twee kilo bij. Na negen jaar was mijn gewicht stabiel. Ik heb ook geen tijd om lid te worden van een club vanwege mijn werk en het is niet slim om af en toe een potje mee te doen, dan loop je veel te snel blessures op. Ik heb nog weleens een partijtje gespeeld en zei dan voor de wedstrijd: “Geen diepe ballen geven, daar loop ik niet meer op.” Maar dan ging dat fluitje, gooide iemand de bal de diepte in en rende ik er toch weer op af. Dan schoot het na zo’n sprintje gelijk in mijn enkel en schold ik mezelf verrot, omdat ik toch weer op die bal was gelopen. Die mentaliteit blijft in mij zitten, alleen werkt het fysiek niet echt meer mee.

Mis je het nooit?
Nee, als ik wedstrijden kijk, denk ik: ik ben blij dat ik hoog en droog op de tribune zit. Het samenzijn met de ploeggenoten mis ik wel. Man, ik heb zo veel gelachen en meegemaakt met die gasten. Wat mogen wij blij zijn dat er toen nog geen telefoontjes waren, waarop alles vastgelegd kon worden.

Als je terugkijkt op je voetballende leven tot nu toe, is dan nog steeds je debuut als international je hoogtepunt?
Dat was wel heel mooi, ik stond daar met kippenvel en een harde lat in het veld. Ik snap er ook niks van dat gasten afzeggen voor het Nederlands elftal, dat is echt onbegrijpelijk. Al had ik vanaf Nieuw-Zeeland moeten komen, ik had er gestaan. Het is geweldig, de droom van elke jongen: uitkomen voor je land.

Mis niets! Like VICE Sports Nederland voor je dagelijkse dosis ijzersterke sportverhalen.