Het is vrijwel onmogelijk Joost van Bellen niet te kennen. Deze sympathiek schurk weet precies hoe hij van het nachtleven een feest moet maken, en gelukkig voor ons doet hij dit al dertig jaar lang met garage-punk, house, electro-clash of een ander subgenre binnen de elektronische muziek. Zaterdag viert hij zijn dertigjarige bestaan met een hele lange set in Radion, en THUMP sprak met dit Amsterdamse icoon over zijn reis door de verschillende genres.
THUMP: Ik wil bij het begin beginnen: punk.
Joost van Bellen: Ik ben met punk begonnen inderdaad. Muziek uit de jaren zestig, bandjes die speelden in de garages van hun ouders. Tieners die vaak onder invloed van psychedelische middelen korte tracks maakten van maximaal drie minuten. Met teksten als ‘Boil the kettle mother/harder, harder, harder’, over een moeder die een ketel op het vuur heeft staan en doorslaat.
Videos by VICE
We gingen in die tijd zes dagen per week uit en raakten verveeld omdat we niet naar school gingen. We starten onze eigen avond in een gekraakt café in de Rozenstraat in Amsterdam. Daar begonnen we met één avond in de week, later werden dat er drie, totdat op een gegeven moment de buren de deur gingen inslaan met een hakbijl. Er lag een Perzisch tapijt op de grond en er waren vloeistof-projecties – het was een psychedelisch hol. Het koste één gulden entree, en een rijksdaalder voor een jaar lidmaatschap. Ik was toen 23.
In 1986 werd ik uitgenodigd voor een gesprek met Eddy de Clercq: de RoXY moest nog openen en ik zou de woensdagavond gaan doen, samen met Lotje IJzermans en Peter van Brummelen.
Ik dacht dat je al een doorgewinterde dj was toen je bij de RoXY begon.
Nee, ik was nog jong. Ik heb zelfs nog meegeholpen met verbouwen. Er werd bijna 24 uur per dag gewerkt en mensen vielen op de raarste plekken in slaap. Ik heb nog met grote industriële stofzuigers de zolder staan schoonmaken. In 1987 ging het open en ik deed de avond die nog een beetje rock-georiënteerd was, maar ik draaide er al wel van alles doorheen: kitsch-dingen, maar ook death metal en de eerste houseplaten.
Hoe kwam je van die avond uiteindelijk bij housemuziek terecht?
Ik was al fan van Kraftwerk, en in de platenzaken waar ik kwam hadden ze steeds vaker obscure platen die we toen zagen als futuristische muziek. In het begin draaide ik het er doorheen, en dat werd steeds meer en meer. Eddy de Clercq was voor revolutie en ik voor evolutie. Ik werd een beetje zijn tovenaarsleerling en we trokken ten strijde tegen de rest om house de wereld in te helpen. Personeel ging in staking, bezoekers gooiden bier naar onze kop – toen nog glas natuurlijk – en gingen zelfs zitten op de dansvloer.
Hoe ben je op een gegeven moment weer los gekomen van de RoXY?
Vlak voor de tent in vlammen opging wilde ik met Peter van der Meulen speed garage draaien op de zaterdagavond. We vonden dat er weer iets nieuws moest gebeuren – het publiek dat echt op de frontlinie van kunst, cultuur en muziek zat kwam die avond niet meer. We vonden dat het daar een plek voor moest zijn, maar de directie had de zaterdag nodig als cashcow. Dus weken we uit naar het Westergasterrein. Ik was toen al gestopt als artistiek leider in de ROXY, het werd me teveel: te lange vergaderingen, te veel gedoe. Ze wilden zelfs dat ik stopte met draaien en helemaal zou gaan voor artistiek leiderschap, maar ik wilde het precies andersom.
Speedfreax was meteen een groot succes. Er was veel geld in die tijd, decadentie op een rock ‘n roll manier. We zijn de avond toen in Rotterdam gaan geven, in de Now & Wow die net open was. De eerste keer was nog rustig, maar na een paar maanden was de vlam in de pan en na een jaar stond de Maastunnel vast met mensen die erheen wilden. De burgemeester kwam kijken in de dj-booth wat er in godsnaam aan de hand was.
Heb je het draaien altijd gecombineerd met feesten organiseren?
Ja. De meeste dj’s draaien omdat ze muziekfanaat zijn; ik hou enorm van muziek, maar mijn motor is om iets neer te zetten waar mensen bij elkaar komen en waar iets ontstaat. Of dat nu het microniveau is waar mensen elkaar ontmoeten en samen in bed belanden en verliefd op elkaar worden, of dat je een hele nieuwe stroming neerzet.
Je ging van garage punk naar house naar 2-step naar electro. Wat heb je nog meer voor genres gedraaid?
Ik heb ook nog hardcore gedraaid toen dat er net was, en new beat, acid-house en zelfs ambient.
Ambient?
Ja, eens in de maand op woensdag – iedereen lag op de dansvloer met brainmachines op en er werd veel wierook gebrand. Heel space was het, we gingen van Brian Eno en walvisgeluiden naar ambient-house naar soulful-house, en eindigden zelfs met techno.
En hoe kwam je dan bij electro terecht?
Ik had op zondagavond een nacht waarop ik alles door elkaar draaide, zo bleef ik open voor andere stijlen. Het kwartje viel pas echt toen Erol Alkan kwam draaien. Hij kwam binnen en zag er wat suffig uit, wollen muts op en verlegen, maar hij ging achter de booth staan en het explodeerde: vies en met een scherp randje. Toen zijn we naar Miami gegaan, naar de Winter Music Conference, en belande we op een legendarische avond met Larry Tee in een soort motel. We kwamen daar aan, zaten op stoeltjes te wachten en er waren allemaal belangrijke mensen om ons heen.
Op een gegeven moment ging de deur open en daar was Larry. Hij hield een hele speech over dat het genoeg was geweest met die house: fuck house, fuck de dance-industrie. Toen begon de muziek en trad Avenue D op met Do I Look Like a Slut. Dat was heel indrukwekkend allemaal, maar ‘s avonds was er ook nog een optreden van Felix Da Housecat die net zijn album met Miss Kitten had uitgebracht. De dansvloer vloog leeg, maar de veertig man die wel bleven waren juist allemaal leuke mensen. Wij waren enthousiast.
Was dat het begin van RAUW?
Ja. Toen we terugkwamen begonnen we in Club 11 met het Amsterdamse antwoord op Trash in Londen, Culture Club in Gent en Larry Tee’s Electroclash Festival in New York. Aan het begin van het millennium kwam bandjesmuziek en elektronische muziek weer bij elkaar. Om half twee ‘s nachts hadden we live-optredens van twintig minuten, vaak heel trashy. We boekten Crookers, Justice, en Boys Noize voordat ze bekend waren. In Club 11 pasten maar 700 man, dus toen de rijen te lang werden weken we uit naar de Melkweg, en daarna naar Trouw. Nu zijn de feesten in Tivoli in Utrecht, en zaterdag dus voor het eerst in Radion.
Veel plezier morgen en gefeliciteerd met je jubileum
“Fuck you, I won’t do what you tell me”