Marc de Maar (34) beleefde de afgelopen twee jaar vreemde avonturen als wielrenner in Azië. Na jarenlang in de Europese top te hebben gereden voor onder meer Rabobank, Quick-Step en Roompot, was hij op zoek gegaan naar nieuwe ervaringen, en die vond hij bij ploegen in China en Japan.
Geen rondes van België of Denemarken dus meer voor hem, maar wedstrijden als de levensgevaarlijke Ronde van Kumano. In Utrecht, waar Marc nu woont, vertelt hij over de slechte riolering, knokkende Chinezen en een ruzie met een Japanse Formule 1-coureur.
Videos by VICE
“Een ploeg vinden in Azië bleek zo makkelijk nog niet. Ze kijken daar heel erg naar wat je op hun continent hebt gepresteerd; het Europese wielrennen weten ze niet zo goed op waarde te schatten. Toen ik mijn cv opstuurde, waarop de wattages staan die ik trap, mijn prestaties en wat informatie over mijn carrière, kreeg ik terug dat ze een klassementsrijder zochten. Terwijl ik best hard een berg op kan rijden en vooraan was geëindigd in onder meer Noorwegen, maar dat zei hen dus niet zo veel.
Uiteindelijk heb ik na lang lobbyen bij een Chinese ploeg een kans gekregen, op een soort freelancebasis. Ik kreeg betaald per wedstrijd die ik reed. De bedragen liggen niet zo hoog als in Europa, en je rijdt in Azië ook minder wedstrijden. Maar het is een supermooi avontuur geworden, precies waar ik naar op zoek was. In het begin was de taalbarrière wel lastig: ik was daar de enige buitenlander en communiceerde met mijn teamgenoten via een vertaalapp. Dan lag ik samen met een jongen op een hotelkamer en voerden we gesprekken via de telefoon.”
“Ook het eten was wennen. Ze hebben daar een andere keuken dan wij gewend zijn. Ik heb weleens een stuk kattenvlees voorbij zien komen, sowieso heel veel vlees- en vissoorten die ik niet kende. Als renner wil je toch op safe spelen tijdens een ronde, dus in het begin dacht ik puur: wat heb ik nodig om te overleven? Na een tijdje bestelden teamgenoten voor mij, die wisten dat voor mij alles goed doorbakken moest zijn en ik geen risico’s wilde nemen.
Ik merkte dat de jongens in mijn ploeg tegen me opkeken: ze droegen bijvoorbeeld mijn koffers en pakten mijn fiets in na een wedstrijd. Ik snapte niet waarom ze dat deden. Misschien omdat ik een Europeaan ben en er al een carrière in het wielrennen op had zitten. Mijn kamergenoot in die Chinese ploeg was echt een viespeuk. Die piste de hele boel onder. Als ik ’s nachts moest plassen, stapte ik zo in zijn urine. Na heel lang hameren heb ik dat eruit gekregen, door gewoon te wijzen naar waar zijn plas in moest.”
“Tijdens de wedstrijden waren de Chinezen dan weer ontzettend agressief. Ze gedroegen zich af en toe echt als gekken. Mijn ploeggenoten vielen wel mee, die intimideerden soms de tegenstanders, maar daar bleef het bij. Ik heb anderen gezien die echt zijn gestopt om te gaan knokken. Eén voorval vergeet ik nooit meer, dat was in de Ronde van Hainan in 2017. Een Chinees maakte een gekke manoeuvre en kwam daardoor bijna in botsing met een ploegleiderswagen. Hij smeet zijn bidon tegen die auto aan, daarmee leek de kous af. Tot hij na de finish nog even verhaal ging halen en die ploegleiders wat klappen gaf. Vervolgens liep hij naar een auto, pakte daar een fietspomp uit als wapen en wilde er weer op los rammen. In dat soort wedstrijden kwam wel vaker geweld voor. Zelf keek ik altijd wel uit, want ik wist dat ze gestoord genoeg waren om me van mijn fiets te trappen als ik in de weg reed.
Mijn Chinese ploeggenoten namen me echt op in de groep. Als ik op het vliegveld aankwam, stopten ze me gelijk wat te eten toe, en ze namen me altijd mee als ze samen iets gingen doen. Ze wilden me graag van alles laten zien, of het nu een of ander monument was of een bijzonder gebouw. Ik voelde me daardoor op een gegeven moment één van hen. Het was al met al een geweldig avontuur. Alle ervaringen, zowel positief als negatief, waren precies waar ik naar op zoek was. Maar uiteindelijk heb ik na een jaar China besloten om weer op zoek te gaan naar iets nieuws.”
“Doordat ik wat aardige resultaten had gereden in China, lagen de ploegen ineens aan mijn voeten. Ik wilde naar een nieuw land en koos voor Japan, een land dat me altijd gefascineerd heeft. Ik kwam bij de ploeg Ukyo terecht, waar ook een Australiër, Spanjaard en de Nederlander Raymond Kreder reden. Waar in China mijn contract maar twee pagina’s besloeg, waren dat er in Japan vijftien. Wat regels betreft gedroeg die ploeg zich als een Europees topteam.
De Chinezen maakten zich echt niet druk over wat ik in Europa droeg als ik daar een wedstrijd reed, zolang ik in Azië maar in hun tenue en op hun fiets reed. Maar de Japanners wilden alles in de hand hebben. Japan is een heel autoritair land, daar kon ik slecht tegen. Ik kwam voor het avontuur, niet voor al die huisregels. Ik kreeg al vroeg onenigheid met de ploegleiding. Vanwege mijn werk in Nederland had ik aangegeven dat ik de planning op tijd moest hebben, en vervolgens kwamen ze een week van tevoren met het idee om een ploegenpresentatie te houden. Daar ging het eigenlijk al fout.”
“De ploegleider was Ukyo Katayama, een voormalig Formule 1-coureur die vaker in de grindbak dan op de weg zat. Hij dacht dat-ie het wiel had uitgevonden, en stond totaal niet open voor een dialoog. Zo wilde hij dat mijn ploeggenoten tijdens een ronde mee zouden zitten in een vroege vlucht, terwijl zij amper een wedstrijd konden uitrijden. Het leek wel alsof hij zich waande in een potje Cycling Manager. Ik was niet van plan op mijn leeftijd nog alle bevelen blind op te volgen en heb dan ook flink wat discussies met de ploegleiding gehad. Als ik dat deed zag ik mijn Japanse teamgenoten in elkaar kruipen, want die waren dat helemaal niet gewend. Ik had het idee dat ze me af en toe wel wat respectloos vonden.
In Japan geldt het recht van de oudste, die beslist. Dat merkte ik pas na een paar maanden, toen die ploeggenoten ons – de buitenlanders – voor het eerst uitnodigden voor iets buiten het fietsen. We gingen de Tokiotoren bezichtigen. Toen een jonge ploeggenoot daar voorstelde om ons op een ijsje te trakteren, kreeg hij opeens flinke ruzie met de oudste. Die vond dat hij niet had mogen beslissen. Ze stonden flink te schreeuwen tegen elkaar. Wij buitenlanders hadden geen idee wat er gebeurde, daarom vroeg ik het aan een andere ploeggenoot. Toen die het recht van de oudste uitlegde, vielen er aardig wat puzzelstukjes in elkaar.”
“Mijn sportieve hoogtepunt was de Ronde van Kumano, afgelopen juni. Het is een van de grootste koersen in Japan, waar alle profs uit Azië aan meedoen. De eerste etappe was levensgevaarlijk, en een ramp. We moesten over een circuit waarin gaten van een meter diep zaten en hekken halverwege de weg stonden, en we reden door hele lange tunnels zonder verlichting. Ik zag die Japanners doodsbang op hun fiets zitten, maar aangezien zij hun mond niet open durfden te trekken, gebeurde er niks. Het leek me het veiligst om helemaal vooraan te rijden. Anders zou ik in die tunnel alsnog op mijn kloten gaan als mensen voor me zouden vallen.
Tijdens het tweede rondje hoorde ik in die tunnel opeens geklater en geschreeuw. Bleek dat het halve peloton was gevallen. De koers werd stilgelegd, waarna de jury ons waarschuwde dat we het wat rustiger aan moesten doen. Toen ontplofte ik. Ik stond flink te schreeuwen en zei tegen de andere renners: ‘Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar ik wil niet met een gipsvlucht naar huis.’ Ik kreeg bijval en de etappe van die dag werd afgelast.
De dag daarna ben ik maar gelijk weggereden uit het peloton, uit angst voor weer zo’n chaos. Ik heb de hele dag in de kopgroep gereden, daardoor alle punten meegepakt en ben uiteindelijk tweede geworden. Die plek behield ik tot de laatste etappe. De ploegleiding werd ondertussen heel nerveus, omdat we zo dicht op de winst zaten. Toen waren ze opeens wél bereid om naar mijn ervaring te luisteren. Ik heb onze Japanners direct op kop gezet als een soort brandhout, zij zouden al snel moeten lossen. Vervolgens hebben mijn Spaanse en Australische ploeggenoot goed werk verricht. De leider werd gelost op een klimmetje, en ik won de race.”
“Mijn ploeggenoten waren superblij met de winst, maar ze toonden nooit emotie. Ik kreeg een koud handje, en ben na afloop een biertje gaan drinken met die Spanjaard, Australiër en één Japanner. De tweeduizend euro winstpremie en gele trui liggen nog in Japan trouwens, daar moet ik nog eens achteraan.
Uiteindelijk is mijn tijd in Azië een heel mooi avontuur geworden. Aan het gros van mijn carrière heb ik weinig herinneringen, maar de wedstrijden in China en Japan ga ik nooit meer vergeten. Na twee jaar werd het tijd om mijn wielerpensioen in te gaan. Ik ben inmiddels manager van renners en mountainbikers en freelance journalist. Ik richt me nu wat meer op het mountainbiken en wil komend jaar misschien naar Afrika. Maar dan losse wedstrijden als vrijbuiter, niet meer voor een ploeg. En alleen rondes waar de kans groot is dat ik levend terugkeer.”
–
Dit is een verhaal uit de serie VICE Sports Avonturiers, over Nederlandse sporters die naar het verre buitenland vertrekken. Zie hier alle verhalen uit deze serie.