Jeugdzorg
Afbeelding via Broadly's 'The Gender Spectrum Collection'
Jeugdzorg

Is het alarmerend dat 1 op de 8 jongeren in de jeugdzorg terechtkomt?

Professor Tom van Yperen, expert in jeugdzorg, vindt dat de cijfers van het CBS laten zien dat er dringend iets moet veranderen.

Sinds 2015 stijgt het aantal jongeren dat in contact komt met jeugdzorg jaarlijks. Dat maakte het Centraal Bureau voor de Statistiek deze week bekend. Vorig jaar kwam een op de acht jongeren in Nederland, oftewel 411.000 jongeren, in contact met jeugdzorg. Is het slecht nieuws, dat er zoveel jongeren zijn die in contact komen met jeugdzorg? Of is het juist goed nieuws, omdat meer jongeren dan ooit de hulp krijgen die ze nodig hebben?

Advertentie

Om te beginnen is jeugdzorg een breed begrip. Je hebt jeugdhulp, waarbij jongeren en hun ouders geholpen worden bij psychische, psychosociale en gedragsproblemen. Dan heb je nog jeugdbescherming, waarbij de rechter tegen de wil van de ouders in een maatregel oplegt, en tot slot is er jeugdreclassering, voor jongeren die in contact zijn gekomen met de politie.

Volgens Bas Vermond, woordvoerder van Jeugdzorg Nederland, zijn de cijfers lastig te duiden en kun je niet direct zeggen of dit goed of slecht nieuws is. Volgens hem zie je vooral een stijging in de ambulante zorg, waarbij een kind voor een korte periode van ongeveer anderhalf uur naar de zorg gaat voor een gesprek en daarna weer naar huis gaat. Er is, schrijft hij aan VICE in een e-mail, geen stijging in de ‘jeugdzorg met verblijf’, waarbij jongeren voor langere tijd opgenomen worden. En er is een lichte stijging in ‘ondertoezichtstelling’, waarbij een rechter moet ingrijpen en – vaak tegen de zin in van de ouders – verplichte hulp oplegt.

Professor Tom van Yperen, hoogleraar Monitoring en innovatie zorg voor jeugd op de Rijksuniversiteit Groningen en expert in jeugdzorg, vindt dat de cijfers van het CBS juist laten zien dat er dringend iets moet veranderen. “Je ziet in een periode van twintig jaar dat het jeugdzorggebruik gestegen is van een op de zevenentwintig kinderen naar nu een op de acht. Dat is echt veel,” vertelt hij aan de telefoon.

Advertentie

Volgens Van Yperen is deze stijging te wijten aan drie hoofdfactoren: “Eerst en vooral zie je dat het aantal problemen niet per se toeneemt bij jongeren, maar wel dat er ander soort problemen ontstaat, zoals prestatiedruk op school, de verwarring die kan ontstaan als je ouders scheiden en natuurlijk alle factoren die horen bij het fervent social mediagebruik bij jongeren,” vertelt hij. Tegelijkertijd wordt er volgens Van Yperen een hogere geluksnorm gesteld. Voor problemen die we vroeger vooral zagen als alledaagse kwesties, wordt er nu veel sneller hulp ingeroepen. Als een kind druk is, zal het tegenwoordig sneller het label ‘ADHD’ krijgen en jongeren met sombere gedachten zullen sneller gestimuleerd worden om met een psycholoog te praten. Hetzelfde geldt voor kinderen met gedragsproblemen en angsten. “Zodra er dan GGZ-hulp wordt ingeschakeld, wordt dit gerekend onder ‘jeugdzorg’,” vertelt Van Yperen.

Maar betekent dat niet dat jongeren ook daadwerkelijk ongelukkiger zijn? Ze groeien nu immers op in een wereld waar je al van kinds af aan de hele tijd leuke selfies moet posten en ontiegelijk veel hobbies moet hebben. Volgens Van Yperen is dit een complex vraagstuk om op te lossen. “Volgens onderzoek dat hiernaar gedaan is, zie je niet echt dat jongeren ook daadwerkelijk meer problemen hebben,” legt hij uit. “Maar het is alsnog erg belangrijk om hierover in debat te gaan. Wat is er nu aan de hand met jongeren? Welke effecten hebben social media op langere termijn? Moeten we niet vooral voorkomen dat jongeren daar hulp voor nodig hebben?” Volgens Van Yperen komen we op die manier ook bij de tweede reden waarom de cijfers zo hoog zijn: een gebrek aan preventie. Volgens de hoogleraar zou het bijvoorbeeld helpen om per wijk een aangepast preventieprogramma op te stellen, afhankelijk van de problemen die daar het meest aanwezig zijn.

Advertentie

Sinds 2015 is de jeugdzorg gedecentraliseerd en zijn gemeenten verantwoordelijk voor de lokale jeugdzorg, in plaats van de landelijke overheid. Het plan was toentertijd om jeugdzorg laagdrempeliger te maken en ook meer aan preventie te doen. Volgens Van Yperen is jeugdzorg daadwerkelijk ook veel toegankelijker geworden, maar is er nog steeds geen sprake van voldoende preventie. “Je zet de poort naar de zorg wagenwijd open, maar je zorgt er niet voor dat jongeren die zorg überhaupt minder nodig hebben,” zegt hij.

Volgens de woordvoerder van Jeugdzorg Nederland is “meer preventie een van de speerpunten binnen onze transformatie. Aanbieders en professionals zijn daar nu volop mee bezig, waardoor er al mooie initiatieven ontstaan.” Toch is het volgens hem ook niet vanzelfsprekend, aangezien het veel tijd, geld en administratieve lasten kost om dit op poten te zetten.

Dat er meer jongeren om hulp durven vragen, lijkt ergens ook een positieve ontwikkeling. Maar volgens Van Yperen is de manier hoe we daar nu mee omgaan niet altijd de beste. “Jeugdzorg lijkt niet altijd te leiden tot een afname van de problemen die een jongere had,” zegt hij. “We testen de tevredenheid van jongeren en kijken of ze nog vaak weer hulp nodig hebben en of de problemen ook daadwerkelijk afnemen. Je ziet wel vaker dat die problemen bij jongeren weer de kop op kunnen steken,” legt hij uit. “Dat maakt het des te belangrijker om de koppen bij elkaar te steken en na te denken wat dit allemaal betekent. We moeten investeren in preventie, want zo kan je eerder die gevoelens van somberheid bij jongeren draaglijk maken en compenseren,” vertelt hij. “Uit onderzoek weten we ook dat het niet altijd gunstig is om een kind uit huis te plaatsen. Als je hele intensieve zorg in een gezin thuis biedt, lijkt dat ook te werken.”

Volgens Van Yperen verklaart dit ook een verschil in de cijfers waar de woordvoerder van Jeugdzorg Nederland VICE over mailde. “Er is bijna geen stijging in de jeugdzorg waarbij kinderen ergens moeten verblijven, omdat de voorbije jaren een actief beleid is gevormd om die dure vormen van zorg zo min mogelijk in te zetten. Het is dus logisch dat die cijfers hetzelfde blijven.” De vorige jaren was er flink wat heisa vanwege lange wachtlijsten voor zwaardere jeugdzorg, enerzijds door de besparingen, waardoor er een beperkte capaciteit is, en anderzijds omdat de poorten naar dergelijke zorg niet wagenwijd open worden gezet, omdat het niet de meest efficiënte zorg zou zijn – wat zich weerspiegelt in de cijfers.

Het is dus erg moeilijk om simpelweg op de cijfers gebaseerd in te schatten of het nu goed of slecht nieuws is dat meer jongeren gebruik maken van jeugdzorg. De cijfers weerspiegelen namelijk niet de gemoedstoestand van de jongeren, maar vooral de manier hoe jeugdzorg omgaat met jongeren. Enerzijds wordt er sneller zorg ingeschakeld, wat je meteen terugziet in de cijfers. Anderzijds kan je stellen dat het alsnog problematisch is dat een op de acht jongeren behoefte heeft aan zorg en het zou dus niet onhandig zijn om met z’n allen na te denken over hoe we ervoor kunnen zorgen dat jongeren die hulp überhaupt niet nodig hebben.