Klimaat_1
Illustratie: Dymphie Huijssen
Motherboard

Dit is wat er gebeurt met Nederland als de zee meer dan 2 meter stijgt

Net als de eilandstaatjes in de Stille Oceaan, is het voortbestaan van Nederland volledig afhankelijk van internationaal klimaatbeleid.

Als Nederland overstapt op schone energie, dan wordt de opwarming van de aarde beperkt met 0,00007 graden – dat is het argument waarmee klimaatontkenners een effectief klimaatbeleid in Nederland blijven blokkeren. Een vernuftig argument misschien, maar toch vergissen deze mensen zich over de positie waarin Nederland zich bevindt.

Net als de kleine eilandjes in de Stille Oceaan die verzwolgen dreigen te worden door de stijgende zee, is ook het voortbestaan van Nederland volkomen afhankelijk van het slagen van internationaal klimaatbeleid. Lukt het ons niet om klimaatverandering te beperken, dan komt de zee letterlijk van onder de dijken, de duinen en de grasvelden in West-Nederland naar boven borrelen. En volgens nieuw onderzoek dat deze week verscheen kan de zeespiegel deze eeuw nog 2 meter stijgen. Dit complexe scenario willen we inzichtelijk maken in drie delen:

Advertentie

Als de zeespiegel meer dan 2 meter stijgt, heeft Nederland een groot probleem (deel 1).

Als we dat willen voorkomen, moeten de grote ijskappen op hun plek blijven. De beste manier om daarvoor te zorgen is de opwarming beperken tot max 1,5 graad (deel 2).

Het probleem is dat we momenteel afstevenen we op 4 graden. Dus vragen we ons af: wat kan Nederland doen om de rest van de wereld aan te jagen om daadwerkelijk onder de 1,5 graad te blijven? Nou, een hoop dus (deel 3).

Een ding is duidelijk: met alleen binnenlands klimaatbeleid gaan we het niet redden. Tijd dus om als klein land groot te gaan denken – en out of the box. We beginnen het verhaal bij Tuvalu: koraalriffen, rondslingerende webdomeinen, piepklein en ontzettend kwetsbaar voor de gevolgen van zeespiegelstijging. Het landje steekt namelijk niet meer dan vijf meter boven de Stille Oceaan uit.

Dat realiseerden de 10.000 inwoners zich al jaren geleden, waardoor ze zich samen met alle andere kleine eilandstaten hebben verenigd tot de Alliance Of Small Island States (AOSIS). Die alliantie heeft ervoor gezorgd dat er in het Klimaatakkoord iets cruciaals staat: dat we met z’n allen de wereldwijde temperatuurstijging tot 1,5 graden moeten beperken, in plaats van de oorspronkelijke 2 graden.

De gedachte is eenvoudig: 2 graden temperatuurstijging kan leiden tot onomkeerbare afsmelting van grote ijskappen en vele meters extra zeespiegelstijging. Het overleven van deze kwetsbare eilandstaten hangt letterlijk van die 1,5 graden af. Hoe die onbeduidende eilandjes dat voor elkaar hebben gekregen? Door er jarenlang voor te blijven lobbyen. Voor de schermen, achter de schermen, en met steeds meer bondgenoten. Tot ze tijdens de klimaattop in Parijs uiteindelijk unanieme steun kregen van alle deelnemende landen, waaronder dus ook Nederland. Onze steun staat netjes vermeld op de Engelse versie van onze nationale website. Voor de mini-atolletjes, die in principe geen enkele politieke macht hebben, was het jarenlang werken en volhouden. Het is ze gelukt.

Advertentie

Laten we hun gedrag eens vergelijken met dat van Nederland. Als AOSIS dit ziet als een overlevingsstrijd, hoe zit dat dan eigenlijk met ons vlakke, natte en vooral ontzettend lage kikkerlandje? Want waar Tuvalu vijf meter boven zeeniveau uitsteekt, zitten wij er op sommige plekken al vijf meter onder – bij Schiphol bijvoorbeeld. Wat gebeurt er met Nederland als de zeespiegel blijft stijgen?

Wat gebeurt er met Nederland als de zeespiegel blijft stijgen?

Ik vraag het aan Maarten Kleinhans, die aan de Universiteit Utrecht professor van water, zand en laten we zeggen modder wordt genoemd. In een recent artikel in Vrij Nederland zei hij dat ook wij een maximale rek hebben in wat we aankunnen. Een paar meter kan met min of meer klassieke maatregelen (dijken, pompen, zand) nog worden opgelost – maar ergens daarboven wordt het plan B: terugtrekken uit Nederland.

Waarom we maar een paar meter kunnen hebben? “Het belangrijkst is de snelheid van de zeespiegelstijging, die op een gegeven moment sneller gaat dan de natuurlijke opslibbing [ophoging van de bodem, red]. En daar zijn we nog steeds van afhankelijk, niet alleen langs het strand, maar ook in de riviermondingen en bijvoorbeeld de waddenkust.” Sterker nog: daarom zouden we eigenlijk nu al op sommige plekken de zee bewust binnen moeten laten, zegt Kleinhans. Zodat de bodem kan ophogen met klei en zand. Want juist achter die zogenaamd veilige dijken zinkt ons land steeds verder weg. Het is een paradox: met dijken creëer je eigenlijk een steeds diepere badkuip. Met extra risico’s. Op de plekken waar desondanks toch zwaardere kustversterkingen gebouwd moeten worden, ontstaan volgens Kleinhans nog meer problemen. Zoals de steeds hoger oplopende kosten: “Op een gegeven moment wordt die rekening hoger dan we kunnen of willen betalen.” Je hoort hem niet spreken over dijkdoorbraken en overstromingen. Want dat kun je met tijdig ophogen en vooral verbreden in principe voor zijn (al sluit dat natuurlijk ook geen hevige stormen uit, relativeert Kleinhans). Zeespiegelstijging is meer een sluipmoordenaar. Het creëert structurele problemen, die steeds ernstiger worden naarmate het proces oploopt en versnelt – tot het kantelpunt aanbreekt en het onhanteerbaar wordt.

Advertentie

Kleinhans zegt zich vooral zorgen te maken over de optelsom van de gevolgen. “Hoe groter bijvoorbeeld het hoogteverschil tussen zee en land, hoe meer zout er via het grondwater omhoog komt. Tegelijk krijgen we door klimaatverandering ook droogte en hitte, waardoor we dat zout niet uit de bodem kunnen wegspoelen. Dat brengt op termijn de voedselvoorziening en zelfs drinkwater in gevaar.”

Er zijn mensen die denken dat we gewoon een reusachtige zeewering om heel Nederland heen moeten bouwen, te beginnen bij de harde rotskust in Noord-Frankrijk en dan door tot aan Denemarken.

We staan er misschien niet zo bij stil, maar Nederland is 's werelds tweede exporteur van landbouwproducten, direct na de VS. Met zout grondwater kun je prima garnalen kweken, maar de klassieke landbouw – en daarmee miljarden aan inkomsten – kun je vergeten. Daar zit een kantelpunt: terwijl de kosten van aanpassingsmaatregelen exponentieel stijgen met elke extra meter zeespiegelstijging, dreigen ‘de nationale baten’ gelijktijdig juist af te nemen. Zo wordt de zeespiegelstijging een rekensom.

Voor de twintigste-eeuwse Deltawerken hadden we bijvoorbeeld het Groningse gasgeld nodig, zegt Kleinhans. Dat geld is inmiddels op. Helaas is er bij de Oosterscheldekering (2,5 miljard euro) slechts rekening gehouden met 40 centimeter zeespiegelstijging tot het jaar 2200, en momenteel is geen enkel zeespiegelscenario nog zo optimistisch over de toekomst. Als de mondiale emissies hoog blijven, kan de zee volgens het KNMI meer dan 2 meter stijgen in deze eeuw, met nog 5 meter in de eeuw erna. Dan hebben we het wel over de absolute maxima. Zeespiegelstijging heeft ook grote gevolgen voor landschap en natuur: de zandplaten van de Waddenzee en de Oosterschelde kunnen bijvoorbeeld verdrinken. En dan moet je er de directe effecten van klimaatverandering nog bij optellen, zoals de steeds sterker wisselende waterstanden in de rivieren: hoge opstuwing in de winter, veel te laag in de zomer. Riviermondingen en havens krijgen ondertussen sterke eb- en vloedstromen. Kleinhans verwacht daarom toenemende problemen voor de scheepvaart, dat andere werkpaard van de Nederlandse economie. Die begint in Rotterdam, de grootste haven van Europa. Biljoenen aan infrastructuur. “Die haven kunnen we niet even optillen en verplaatsen als de zeespiegel twee of drie meter stijgt,” zegt Kleinhans. “En in tegenstelling tot op het strand, kun je daar niet zomaar zand opspuiten: dan slibt de vaargeul dicht of krijg je problemen met de rivierafvoer.”

Er zijn mensen die denken dat we gewoon een reusachtige zeewering om heel Nederland heen moeten bouwen, te beginnen bij de harde rotskust in Noord-Frankrijk en dan door tot aan Denemarken. “Ik denk dat we nog eerder kieuwen krijgen dan dat we dat technisch en economisch voor elkaar krijgen,” zegt Kleinhans. Het zou ook de problemen niet oplossen. Zoute kwel (grondwater) komt onder een dam door, en scheepvaart en ecologie kunnen er niet doorheen. En ook de grote rivieren niet, die van de andere kant komen. “Denk aan de energiekosten, als we al dat rivierwater met eigen kracht over megadijken naar de zee moeten dragen. Je hebt er op z’n minst een volledige, moderne energiecentrale voor nodig, en een volledig backupsysteem en daarnaast nog eens de grootste pomp die ooit gebouwd is.” “Er is dus een maximale rek aan wat ons land aankan,” concludeert Kleinhans. “En dat is nog een stuk minder dan wat we mogelijk aan zeespiegelstijging krijgen als de emissies hoog blijven, en Antarctica versneld gaat smelten.” Hoe blijven we dan onder de 2 meter zeespiegelstijging? En het liefst niet alleen in deze eeuw, maar ook na 2100?

Daarover hebben we het in de rest van dit drieluik. In deel 2 spreken we met Michiel van den Broeke, die aan de leiding staat van het Instituut voor Marien en Atmosferisch Onderzoek Utrecht (IMAU), en zelf actief onderzoek doet naar de gevoeligheid van Groenland en Antarctica voor de gevolgen van klimaatverandering. We spraken hem over temperatuurgrenzen waarop de ijskappen onomkeerbaar gaan smelten, en wat we daartegen kunnen doen.