Adoptie laagbegaafde ouders
Afbeelding met dank aan Mariël Vos
adoptie

Ik ben geadopteerd door mensen die ongeschikt waren om een kind op te voeden

"Jarenlang heb ik gehoord hoeveel geld mijn adoptie hen had gekost, en vooral waarom ik die investering niet waard was."

Verhaal van Mariël Vos, opgeschreven door Djanlissa Pringels.

“Ik was vijftien toen ik mezelf een ultimatum stelde: ik blijf leven, maar dan mag ik er nooit meer over zeuren dat ik mijn adoptieouders mis, of ik ga dood. Ik gaf mezelf een deadline voor die keuze, en zocht ondertussen uit hoe ik mezelf zo efficiënt mogelijk van het leven zou kunnen beroven. 

Eigenlijk was het een gek moment om er zo doorheen te zitten, want voor het eerst in mijn leven bevond ik me in een gezonde thuissituatie, bij liefdevolle pleegouders. Maar ik bleef een overweldigende heimwee voelen naar mijn adoptie-ouders, hoe vreselijk mijn leven met hen ook was geweest. 

Advertentie

Ik ben geboren in Bombay in India. Meteen na mijn geboorte werd ik in een weeshuis geplaatst en toen ik vier maanden oud was, ben ik geadopteerd door een Nederlands stel. Ze konden zelf geen kinderen krijgen en vroegen aan de kerk – waar ze wekelijks heengingen – om hulp. De kerk stond daarom garant voor mijn adoptieouders, zowel financieel als moreel. Dat was nodig, want mijn adoptie-ouders hadden het niet breed: mijn vader werkte op een sociale werkplaats, mijn moeder werkte niet. Met steun van de kerk hebben ze het adoptietraject doorlopen. 

Ik ben er zeker van dat ze anders nooit toestemming zouden hebben gekregen om me te adopteren. Uit dossiers van de jeugdzorg bleek dat ze allebei laagbegaafd zijn, en hoewel dat gegeven op zich niet hoeft te betekenen dat je een slechte ouder bent, werd het snel duidelijk dat mijn adoptieouders niet in staat waren om voor me te zorgen. 

“Ze hadden tijdens het adoptieproces voor een meisje gekozen, maar ze hebben me jarenlang verteld dat ze “eigenlijk liever een jongen hadden gewild”. Ook mijn uiterlijk stond ze niet aan – vooral in de zomer was mijn huid “te bruin”. ”

Eigenlijk hebben ze nooit op een roze wolk gezeten. Ik denk dat ze vooral het idee van adopteren leuk vonden, maar kinderen niet zo. Buren vertelden me later dat mijn ouders in paniek raakten zodra ik begon te huilen. Als baby heb ik vaak botbreuken gehad in mijn armen en benen, omdat ze me bijvoorbeeld in een kinderzitje op de fiets lieten zitten zonder op te letten, en de fiets dan omviel. Een paar jaar geleden ging ik naar de kaakchirurg, en die zag in mijn medisch dossier dat ik in mijn kinderjaren erg vaak in het ziekenhuis ben geweest.

Advertentie

Mijn ouders vonden het concept ‘baby’ duidelijk leuker dan de baby zelf. Dat lieten ze me vanaf het begin ook weten. Ze vertelden me dat ze teleurgesteld waren in de adoptie, omdat ze “geen waar hadden gekregen voor hun geld”. Misschien was ik het geld wel waard geweest als ik nooit had gehuild, altijd lief was geweest en stil op de bank had gezeten zonder rotzooi te maken, maar dat lukte me als klein kind natuurlijk niet. 

Ook los van hoe ik me gedroeg vonden ze me vervelend. Ze hadden tijdens het adoptieproces voor een meisje gekozen, maar ze hebben me jarenlang verteld dat ze “eigenlijk liever een jongen hadden gewild”. Ook mijn uiterlijk stond ze niet aan – vooral in de zomer was mijn huid “te bruin”. Steeds weer hoorde ik hoeveel mijn adoptie hen (of eigenlijk: de kerk) gekost had, en waarom ik die investering niet waard was. 

Het kwam er op neer dat ze eigenlijk niet voor me wilden zorgen. Het was altijd maar de vraag of ze me op zouden komen halen van school. Vaak ging ik dus maar met mijn lerares mee naar huis, waar ik dan at en regelmatig zelfs bleef slapen. Schoolvakanties vond mijn moeder irritant, want ze vond het een vervelend idee dat ik de hele week thuis zou zijn. Meestal bleef ze tot de middag in bed liggen, en om haar niet te storen, bleef ik er ook tot die tijd in liggen. Eenmaal opgestaan was het afwachten of ik te eten zou krijgen. Soms doneerde de kerk wat geld en haalde mijn moeder boodschappen, maar er waren ook dagen dat ik het zelf maar moest uitzoeken. 

Advertentie

De onverschilligheid kon ook omslaan in woede. Mijn ouders vonden het bijvoorbeeld wel heel belangrijk dat ik goede cijfers haalde op school, vanuit dat idee dat ze “waar voor hun geld wilden.” Als ik voor hun gevoel niet de ideale dochter was, brak de oorlog uit – en soms werd de woede ook fysiek geuit. Het waren dominosteentjes van geweld: mijn vader sloeg mijn moeder, en op haar beurt sloeg ze mij. Mijn moeder werd wel eens opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, en als dat gebeurde werd mijn vader boos op me: hij zei dan dat het mijn schuld was. Maar hoe kwader mijn ouders op me waren, des te beter ging ik mijn best doen. Ik deed boodschappen en ik kookte. Ik wilde zo graag dat ze me een leuke dochter vonden. 

Soms ging ik tijdens schoolvakanties met mijn vader mee naar zijn werk. Die momenten vond ik rust. Dan luisterden we naar de radio. Ik voelde me erg loyaal aan hem, vooral als we met z’n tweeën waren. Ik wilde zo graag voor hem zorgen.

“Mijn eerste reactie was: ik wil niet weg, ik wil dat mijn ouders me wél leuk vinden.”

Toen ik zes was kreeg ik door dat mijn gezinsleven anders was dan dat van mijn leeftijdsgenootjes. Een vriendinnetje zei dat ze zo’n zin had in Sinterklaas. Ik vertelde haar toen dat wij daar niet aan deden, omdat ik “al zo duur was geweest”, en ik legde haar uit hoeveel ik precies had gekost. Dat vertelde ze aan haar ouders, die vervolgens mijn ouders opbelden. Ik vond het vooral bizar dat zij dat vreemd vonden. 

Advertentie

Zo kwamen er steeds meer mensen achter dat het bij ons thuis niet zo lekker ging. Op mijn zevende liep het flink uit de hand. Ik was ‘s nachts gaan overgeven, en mijn moeder vond dat zo walgelijk dat ze me opsloot in de schuur. Omdat ik niets kon zien, sloeg ik in paniek tegen de muur. Een buur die me hoorde heeft toen de politie gebeld. De agenten vroegen me die nacht of ik met hen mee wilde of bij mijn ouders wilde blijven. Ik weet nog dat ik dit een heel intense vraag vond. Mijn eerste reactie was: ik wil niet weg, ik wil dat mijn ouders me wél leuk vinden. Daarbij dacht ik toen dat de politie me kwam halen omdat ik vervelend was geweest. Dat idee werd bevestigd door mijn ouders. “Betalen we zo veel voor je, staat de politie aan de deur,” zeiden ze.

Vanaf dat moment stond ik op de radar van de politie en jeugdzorg. Op mijn negende kwam het tot een rechtszitting, waarbij me weer gevraagd werd of ik bij mijn ouders wilde blijven. Ook toen antwoordde ik dat ik dat erg graag wilde. Ik beloofde de kinderrechter dat ik extra lief zou zijn. De conclusie was dat ik naar de dagpleegzorg zou gaan, zodat mijn ouders en ik “elkaar wat konden ontlasten”. Dat hield in dat ik na school naar een pleeggezin ging en na het eten terugkeerde naar mijn adoptiegezin. Dat was wennen maar ik vond het oké, want ik kon ‘s avonds naar hen terug. Maar mijn adoptieouders vonden het vervelend. “Heb je ons zoveel geld gekost en dan zien we je amper,” zeiden ze. 

Advertentie
Untitled_Artwork 7.jpg

Mariël nu en als dreumes

Twee jaar later zei mijn vader op een ochtend dat ik even moest gaan zitten, omdat hij me wat moest vertellen. Mijn moeder was weer opgenomen, dus ze was er niet. Ik weet nog dat ik dacht: “Er gaat nu iets gebeuren wat ik echt niet wil. Ik kan niet nog meer mijn best doen, ik kan nooit terugdraaien wat er nu gaat gebeuren.” Toen zei hij inderdaad wat ik al vreesde. “Over een uur word je opgehaald, je gaat voor altijd bij je dagpleeggezin wonen.” Hij zei dat hij niet wist of we elkaar nog zouden zien. Dat was de laatste keer dat ik hem zag, ook mijn adoptiemoeder heb ik nooit meer gezien. 

Ik voelde blinde paniek en ging volledig door het lint: ik begon mijn hoofd tegen de tafel te bonken, sloeg tegen de muur aan, ik schreeuwde dat ik bij hen wilde blijven. Ik wilde niet losgelaten worden, ik wilde de ideale dochter zijn. Mijn pleegmoeder belde aan en nam me mee, maar de hele tocht heb ik de longen uit mijn lijf geschreeuwd. Daarna bleef ik hele dagen in bed liggen. Ik kon niet meer naar school, het lukte me niet om verbinding te maken met andere kinderen, ik staarde voor me uit. Het voelde alsof mijn hart gebroken was en nooit meer zou helen. 

“Ik had op mijn elfde een hoop “eerste keren”: ik ging voor het eerst naar de bioscoop (en was helemaal onder de indruk van “hoe groot die televisie was”), ik at voor het eerst chips en dronk voor het eerst priklimonade".”

Mijn pleegmoeder werd mijn veilige haven. Ik volgde haar overal, zelfs tot in de wc en de douche. Ik was bang dat ze ook zou verdwijnen. In die tijd leerde ik langzaam maar zeker een hoop dingen die ik eigenlijk al veel eerder had moeten leren, want de eerste elf jaren van mijn leven was ik onderprikkeld geweest. Ik leerde mijn veters strikken en dat het handig is om een telefoonnummer uit je hoofd te leren. Mijn pleegmoeder leerde me hoe ik een melodietje onder de cijfers koon zetten, zodat het gemakkelijker was om te onthouden. Ze leerde me hoe ik mijn tanden moest poetsen, dat het belangrijk is om je grondig te wassen – ook tussen je benen – en dat ik dagelijks mijn onderbroek moest verwisselen, iets wat ik daarvoor maar sporadisch deed. 

Advertentie

Wat ook veranderde, was dat mijn pleegmoeder me voorlas. Ik had natuurlijk leren lezen op school, maar in mijn pleeggezin leerde ik voor het eerst ook buiten school. Ik had een hoop “eerste keren”: ik ging voor het eerst naar de bioscoop (en was helemaal onder de indruk van “hoe groot die televisie was”), ik at voor het eerst chips en dronk voor het eerst priklimonade. Mijn leven werd veel mooier, maar er zat er nog steeds veel pijn in me. Ik kon er daardoor niet van genieten. Ik had zoveel heimwee, vooral naar mijn adoptievader. Ik voelde me zo schuldig dat ik er niet was voor hem.

Dus op mijn vijftiende maakte ik het plan: leven of sterven. Maar hoe dichterbij de datum kwam dat ik uit het leven zou stappen, des te meer ik tegen de dood opzag. Ik dacht: als ik doodga, dan kan ik dus niet trouwen in een witte jurk, dan kan ik geen kinderen krijgen en nooit een familie starten. Toen besefte ik dat mijn behoefte om te leven sterker was dan de drang om dood te gaan. 

Dat ik die beslissing had gemaakt, veranderde alles. Het lukte me steeds beter om de liefde van mijn pleegouders te aanvaarden, mijn pleegmoeder kon ik eindelijk vol overtuiging terug knuffelen. Het lukte me om aan mijn eigen geluk te denken en mijn adoptieouders lost te laten.

Uiteindelijk ben ik op mezelf gaan wonen. Ik heb gestudeerd en werk in de ouderenzorg – mijn leven is op de rit. Ik heb therapie gevolgd voor mijn trauma’s en besef dat wat ik meegemaakt heb in mijn jeugd, niet mijn schuld is.

Moeilijke momenten zijn er natuurlijk nog steeds. Als een relatie eindigt gaan oude wonden bijvoorbeeld weer open, dan ga ik aan mezelf twijfelen. Ben ik wel leuk genoeg? Ben ik niet te dik, te lelijk, te bruin? Uiteindelijk heeft mijn jeugd me met flink wat verlatingsangst opgezadeld. Ik wil heel graag een relatie hebben, samenwonen en trouwen, maar dat is moeilijk. Ik blijf bang dat mijn partner weggaat, voor mij voelt liefde voorwaardelijk. Ik please daardoor enorm. En ex zei een keer tegen me: “Jij zegt altijd ja, maar wat is jouw mening eigenlijk?” Toen dacht ik: dat durf ik niet te zeggen, want misschien wil je me dan niet meer. 

Ik heb mijn adoptieouders nooit meer gezien. We hebben we af en toe nog contact gehad. Inmiddels is mijn adoptiemoeder overleden. Ik had haar graag nog eens verteld dat ik het gered heb zonder haar en dat ze me pijn heeft gedaan. Maar ik ben vooral blij dat we uit elkaars leven zijn. Ik heb de dossiers die in mijn jeugd zijn opgesteld ingezien. Daarin werd vastgesteld dat mijn ouders laagbegaafd zijn en me verwaarloosd hebben. 

Ik geef nu lezingen over wat me overkomen is. Ik wil laten zien dat het leven het waard is, en dat ook bezeerde zielen geheeld kunnen worden. Op mijn 21ste ben ik moeder geworden van een fantastische zoon. Hij doet alles wat ik vroeger niet durfde: vervelend te doen en met de deuren slaan. Elke dag vertelt hij me dat-ie van me houdt. Hij is mijn alles. Ik gun hem de wereld, ook als hij uit huis gaat en zijn eigen weg gaat. Een ding weet ik zeker: hem laat ik nooit vallen.”

Denk jij aan zelfdoding? Of ken jij iemand die aan zelfdoding denkt? In Nederland kan je anoniem praten met 113 Zelfmoordpreventie via chat opwww.113.nl, of bel 0800-0113 (gratis) of 113 (gebruikelijke telefoonkosten). In België kan je bellen, chatten of mailen met de Zelfmoordlijn 1813