Kinderen van de oorlog in Bosnië

"Ik ben naar Bosnië verhuisd, het land dat mijn moeder is ontvlucht"

Aida (21) werd geboren in Nederland. Haar opa was verkenner in het Bosnische leger tijdens de oorlog. Ze besloot twee jaar geleden te emigreren naar Bosnië.
A
door Aida
NS
zoals verteld aan Nina Stefanovski
Aida
Foto met dank aan Aida

Voorafgaand aan de herdenking van de Val van Srebrenica aanstaande zaterdag, sprak VICE met jongeren die geboren zijn, of een achtergrond hebben in verschillende delen van de Balkan. Zij dragen de gruwelen die daar hebben plaatsgevonden nog altijd met zich mee. We maakten er vijf lees- en luisterverhalen over: Kinderen van de Oorlog in Bosnië. Lees of luister hier een introductie, die je van historische context voorziet.

Advertentie

"Als kind wist ik niet dat mijn opa een kunstbeen had, totdat hij op een dag zijn prothese eraf haalde. Ik schrok en werd overvallen door een gevoel van ongeloof. Dat was ook het moment dat mijn moeder voor het eerst uitgebreid vertelde over uit wat zich in Srebrenica en de voormalige Joegoslavische landen had afgespeeld en welke gevolgen dat had voor onze familie.

Mijn opa was verkenner in het Bosnische leger. Ze moesten de islamitische Bosniakken beschermen tegen het orthodox-christelijke Servisch-Bosnische leger. Hoewel mijn moeder dolgraag in Bosnië wilde blijven, vond mijn opa dat te gevaarlijk. Hij zette haar op haar 21ste samen met haar neefje en nichtje op de bus naar Nederland. Daar woonde de zus van mijn opa, die getrouwd was met een Nederlandse man.

Eenmaal in Nederland wachtte mijn moeder gespannen op een telefoontje met nieuws. Toen de telefoon eindelijk ging, wist ze zeker dat hij was omgekomen. Dat was gelukkig niet zo, maar ze kreeg wel te horen dat mijn opa getroffen was door een landmijn in de omgeving van Posavina, dichtbij de grens met Kroatië, en daarbij zijn been was verloren. Mijn opa heeft de oorlog overleefd en werd later in Bosnië herenigd met de rest van de familie.

1594037128257-Aida-met-opa

Aida met haar opa en neef.

Twee jaar geleden verhuisde ik vanuit Nederland naar Bosnië, het land dat mijn moeder ooit ontvlucht is. Ik had een studie afgerond als apothekersassistente, en kreeg een baan aangeboden in Sarajevo. Een taxichauffeur vroeg mij ooit of ik wel helemaal in orde was: volgens hem was het niet slim geweest om Nederland te verlaten. Ik snap dat wel – de littekens van de oorlog zijn nog vers, en in veel opzichten is Nederland een beter ontwikkeld land. Toch ben ik verhuisd. Ik dacht: wat als ik vijftig ben en nog in Nederland woon, en ik nog steeds fantaseer over hoe een leven in Bosnië eruit had gezien? Die vraag heeft mij nooit losgelaten. Hoewel ik nog steeds onverminderd van Nederland hou, ben ik opgevoed met veel liefde voor Bosnië. Ik verheugde me vroeger altijd op de vakanties naar het land van mijn familie. Op school gaf ik spreekbeurten over Bosnië en ik droomde ervan om er een ijssalon te openen. Ik denk dat er tijdens die fijne vakanties onbewust een sterk verlangen in mij groeide om terug te keren.

Advertentie

Het grootste probleem dat nu speelt in Bosnië is dat er drie verschillende minister-presidenten zijn. Eén voor de Bosnisch-Kroatische katholieken, één voor de Bosnische moslims en een voor de Servisch-Bosnische orthodoxe christenen. De drie grootste etnische groepen in Bosnië-Herzegovina sloten na de burgeroorlog in 1995 een vredesakkoord, waarin dit werd afgesproken. Ik zou het liever anders zien, met één leider die alle religies omarmt. Dan zou er misschien meer eenheid ontstaan. Ik hoop op een toekomst waarin de jonge Bosnische generatie dit voor elkaar krijgt. Hoe mooi zou het zijn als er een jonge minister-president opstaat die met het suikerfeest een stukje baklava bij de moslims eet, in december een kerstboom versiert met de katholieken en met de christelijk orthodoxe jaarwisseling iedereen samenbrengt.

Ik vind het vervelend dat nationaliteit en religie zo sterk aan elkaar worden gekoppeld. Alsof die dingen iets zeggen over hoe je in elkaar steekt. Een Kroaat is katholiek, een Serviër orthodox-christelijk en een Bosniër is moslim. Als die ideeën over nationaliteit en geloof zouden worden losgelaten, ontstaat er ruimte om elkaar weer te accepteren. Dat was juist zo mooi aan Joegoslavië: in die tijd werd er veel minder onderscheid gemaakt. Iedereen hoorde erbij. Iemand vertelde mij weleens hoe het vroeger ging: “Stel, je kwam uit Zagreb en je auto ging kapot in Sarajevo. Als je dan op iemands deur klopte, werd je gelijk geholpen, omdat het allebei nog Joegoslavië was. Er werd gedroogd vlees en rakija voor je neus gezet. Je mocht zelfs blijven slapen, totdat je auto weer gemaakt is en je verder kon rijden.”

Ik heb me vroeger altijd afgevraagd waarom mijn moeder destijds de Nederlandse taal niet leerde en waarom ze hier geen opleiding heeft gevolgd. Maar inmiddels begrijp ik dat het niet anders kon. Ze heeft in het begin alles zelf moeten doen. Ze deed schoonmaakwerk om voor mij te kunnen zorgen en geld te kunnen sturen naar haar familie in Bosnië. Dat ze zo zorgzaam was, bewonder ik. In de tussentijd heeft mijn moeder hartstikke goed Nederlands leren praten, maar wel met een accent dat je nog hoort.

Wat mij betreft zou er in Nederland wel wat meer aandacht voor Srebrenica mogen zijn. Ik kan me herinneren dat mijn lerares tijdens een geschiedenisles twee posters had opgehangen. Op de ene een trein vol mensen die werden afgevoerd naar Auschwitz, op de andere een bus vol mensen die werden afgevoerd naar Srebrenica. De lerares zei: “Het enige verschil tussen deze twee posters is de plek, omdat mensen niet leren van de geschiedenis.” Meer heb ik er op school niet over geleerd. De Val van Srebrenica herdenk ik voor mezelf. De Dodenherdenking zou een goed moment zijn om de Val van Srebrenica nationaal onder de aandacht te brengen. Het zijn misschien geen Nederlandse slachtoffers, maar Nederland heeft er wel een rol in gespeeld. Ik vind dat alle slachtoffers respect en erkenning verdienen, ongeacht afkomst en religie. Ook vanuit Nederland.”