FYI.

This story is over 5 years old.

stijl

Vetkuiven en vlindermessen: opgroeien als Teddy Boy in de jaren zeventig

We kijken samen met de doorgewinterde Ted en oprichter van de website The Edwardian Teddy Boy Nidge terug op de Britse subcultuur.
Teddy Boys

In de jaren zeventig en tachtig waren verspreid over Nederland verschillende rock-'n-roll-clubs actief, zoals de Rocking Rebels in Eindhoven. Lees hier het interview met Rooie Frans van de Eindhovense Elvisbende, en bekijk de fotoserie van de Eindhovense Tuigdag. De Britse tegenhangers van deze groepen waren de Teddy Boys.

Edwardiaanse pakken en vlindermessen, vetkuiven en steekpartijen op de dansvloer; de oorspronkelijke Teddy Boys waren niet alleen een bedreiging voor de gevestigde orde tijdens het dorre naoorlogse Groot-Brittannië, maar ook een van de eerste echte jeugdculturen die het land kende. Het was de tijd waarin ook “de tiener”, een opzichzelfstaand fenomeen werd.

Advertentie

De subcultuur wordt vaak gezien als een spin-off van de rock ‘n’ roll-revolutie, die in Groot-Brittannië in de jaren vijftig plaatsvond. Toch is dat niet terecht: de Teddy Boys werden al zo’n vijf jaar eerder gesignaleerd. Sindsdien heeft deze extreem Britse en eigenaardige subcultuur wat veranderingen doorgemaakt, maar de Teddy Boys zijn nooit verdwenen.

“Deze cultuur sterft niet zomaar uit. Veel aanhangers blijven zich er hun hele leven mee identificeren,” legt Nidge uit. Nidge – zijn echte naam is John van Rheede Toas – is een doorgewinterde Teddy Boy en oprichter van de encyclopedische website Edwardian Teddy Boy. Hij is sinds begin jaren zeventig betrokken bij de beweging, en nog altijd een gepassioneerd voorvechter van de cultuur.

“Ik kan me de eerste keer dat ik een groep Teds zag nog goed herinneren. Ik zag ze op de Blackpool Promenade, in 1961, een groep gasten in drape-jassen (langere colberts die als jassen fungeerden) en leren jacks, omdat ook rock aan terrein begon te winnen in die tijd. Ik weet niet waarom precies, maar dat beeld bleef hangen,” lacht Nidge. “Ik ging in 1968 naar de middelbare school, toen waren er al mods en rockers. Sommige rockers droegen wortelbroeken met gekleurde strepen aan de zij

what-will-become-of-the-teddy-boys-282-body-image-1422807761

Een groep oorspronkelijke Teddy Boys in Portsmouth in 1956. Copyright Hugh Finnegan.

Tieners begonnen er in 1951 steeds meer uit te zien als Edwardiaanse dandy’s. De trots waarmee ze hun excentrieke uiterlijk presenteerden druiste recht tegen de sobere naoorlogse kledingstijl in, en daarmee ook tegen de gevestigde orde.

Advertentie

De exacte regels rondom hun oorspronkelijke tenue zijn ingewikkeld, maar in de jaren vijftig waren de essentiële kledingstukken de drape-jas (die lijkt op de blazer die populair was in de Afro-Amerikaanse jazz-scene in de jaren veertig), getaperde broeken en chukka-laarzen of clubman-schoenen van Eaton, of een paar brogues. Op haargebied was een vetkuif aan de voorkant doorgaans de norm, en achter een ‘duck’s ass’, een middenscheiding. Hun look was geen geintje: ze zagen er scherp, verzorgd en verleidelijk uit. De kleding werd vaak door kleermakers op maat gemaakt, aangepast en verfijnd, en was daardoor zo prijzig dat er in termijnen werd betaald.

Hoewel de autoriteiten al een oog in het zeil hielden door hun afwijkende kleding, werd de beweging pas echt bekritiseerd na een reeks voorvallen die vlak na elkaar plaatsvonden. Het escaleerde op 2 juli in 1953, toen de zeventienjarige John Beckley werd doodgestoken door de “Plough Gang”, een groep tieners die volgens getuigen “excentrieke Edwardiaanse pakken” aanhadden.

De kop boven het artikel van The Daily Mirror over de gebeurtenis luidde: "Vlindermessen, dansmuziek, en Edwardiaanse pakken." Het stuk had een grote invloed op hoe er over de nieuwe subcultuur gedacht werd: niet lang na de publicatie ervan verschenen er in lokale clubs borden waarop stond: "Geen Edwardiaanse kleding of schoeisel met rubberen zolen."

In 1956 verscheen de film Blackboard Jungle in het Verenigd Koninkrijk op het witte doek. Het was een verhaal over Amerikaanse jeugdcriminaliteit, met in de openings- en eindcredits het nummer Rock Around the Clock van Bill Hayley. De toentertijd ruige soundtrack leidde in veel gevallen tot rellende tieners in de bioscopen.

Advertentie

In Elephant and Castle (een deel van het centrum van Londen), maar ook in andere delen van Londen, braken er gevechten uit en werden bioscoopstoelen aan stukken gesneden, wanneer bioscoopmedewerkers de tieners sommeerden om te stoppen met dansen in het gangpad.

Terwijl er in de jaren zestig genoeg andere subculturen opkwamen waar de media en de politiek schuimbekkend schande van zouden kunnen spreken, bleef de Teddy Boy-cultuur voortbestaan, zij het in iets afgeslankte vorm.

what-will-become-of-the-teddy-boys-282-body-image-1422808044

(Van links naar rechts) Nidge, Jimmy Fletcher, en de reeds overleden Paul Exley, a.k.a. Wolf, in de White Swan (beter bekend als Mucky Duck), Leeds, 1970

Je had de rockers, de bikers en de Hells Angels, maar op zich konden we wel met hen door een deur,” vertelt Nidge. “Veel van ons kwamen in dezelfde cafés. Het was daar een soort gekke mix van rockers in leren jackies en de Teddy Boys. Toen de Teddy Boys [in de jaren zeventig] een heropleving hadden, had je Teddy Boys die overdags leren jacks droegen en ‘s avonds drape-jassen. De twee culturen liepen langzaam een beetje in mekaar over. Het leren jasje was het tenue om in te knokken, de drape-jas trok je aan wanneer je je vriendin mee uit eten nam. De Hells Angels waren meer van de zwaardere rock, maar vonden onze rock ‘n roll ook wel vet. Hetzelfde gold voor de rockers.”

Oorspronkelijke rock ‘n’ roll – Jerry Lee Lewis, Buddy Holly, Eddie Cochran – zat lange tijd diep verankerd in het dna van de Teds, maar de jaren zeventig brachten ook andere platen en muzikale stromingen naar boven. De Northern Soul-scene, bijvoorbeeld, leek in bepaalde opzichten op de rock ‘n’ roll-scene. Die scene draaide ook om Amerikaanse platen uit de jaren vijftig en werd vooral gedreven door de kennis en passie van dj’s en verzamelaars, die in platenwinkels (ook in het buitenland) fanatiek zochten naar verborgen pareltjes. In Londen werd de Black Raven-pub in Bishopsgate het epicentrum van de revivalist-scene, met Teds die daar massaal heen kwamen om te dansen op de muziek die ze nergens anders konden horen.

Advertentie

Een reportage over feestende Teds in de Black Raven Pub

Net zoals de soulscene een nieuw publiek aanboorde voor onmogelijk obscure artiesten, luisterden horden mensen opeens naar muzikanten uit de VS als Don Woody, Sonny Burgess, Ray Campi en Mac Curtis (die in het Verenigd Koninkrijk totaal onbekend waren toen ze in de jaren vijftig hun platen opnamen).

Maar terwijl er aardig wat soul werd gedraaid op de radio, weigerde de BBC in te spelen op de rockabilly- en rock-’n-roll-hype die in de underground woedde. Het was een situatie die leidde tot een van de meest spraakmakende momenten uit de Geschiedenis van de Teds – de mars naar het BBC-kantoor op 15 mei 1976, om te demonstreren tegen het gebrek aan rock-’n-roll op de radio.

“Ik zat destijds in Rhodesië, anders was ik er bij geweest. Maar er kwamen zesduizend mensen die dag,” zegt Nidge. “De BBC draaide veel muziek uit de jaren zestig, maar geen rock-’n-roll. Er werd een petitie overhandigd die vijftigduizend keer was ondertekend. Na die mars kreeg je de radioshow ‘It’s Only Rock n Roll,’ en die nam een belangrijke plek in in de cultuur.

“Als je een Ted of een rocker was, luisterde je daar naar op zaterdagavond, terwijl je je klaar maakte om uit te gaan. Dat was de undergroundcultuur in de jaren zeventig, die springlevend was in pubs en clubs. We hielden altijd meer van de underground – de underdog – dan van de mainstream artiesten.”

Advertentie
what-will-become-of-the-teddy-boys-282-body-image-1422808222

Teddys konden over het algemeen goed met rockers opschieten, maar dat lag anders met de opkomst van de nieuwe rockabilly-kids in de jaren zeventig en – later in het decennium – punkers. In die tijd had je ook de hepcats, een jongere groep die naar Amerikaanse doo-wop luisterde. De “gouden era” van de jeugdcultuur was verworden tot een soms heftige stammenstrijd, die op meerdere vlakken van het culturele leven woedde. Het was een tijd waarin je klappen kon krijgen omdat je het verkeerde kapsel had, iets dat volgens Nidge regelmatig voorkwam.

“Er was absoluut veel vijandigheid tussen de verschillende subculturen in de jaren zeventig,” legt Nidge uit. “In Leeds, waar ik ben opgegroeid, kwamen wij begin jaren zeventig op als Teddy Boys. Onze grootste vijand waren de overgebleven skinheads en de suedeheads, die eind jaren zestig opkwamen.

“De rockabilly-cultuur kwam voort uit de Teds, en we konden niet zo goed met elkaar opschieten. Rockabilly was anders – spijkerbroeken, laarzen, en geruite shirts. Heel country. Daarna kwamen de hepcats, die een meer Amerikaanse stijl hadden. Zij hielden van de snellere, doo-wop-rock-’n-roll, en kwamen in dezelfde pubs als wij,” herinnert Nidge zich. “Tegen het eind van de jaren zeventig waren er waarschijnlijk meer hepcats dan Teds. Ik was aan het begin van de jaren tachtig dj in Leeds, en draaide voor beide groepen. Maar ik wil niet zeggen dat er nooit geknokt werd – ik heb regelmatig hepcats over de bar getrokken.”

Advertentie
what-will-become-of-the-teddy-boys-282-body-image-1422808688

Teds in een bargevecht in Soho, 2010. Nidge in het midden met de rode das. Foto door Rose Van T

Hoewel de vijandigheid tussen Teds en andere groepen tot een minimum werd beperkt, bewaarden ze hun agressie voor de punkers.

“Met de punkers was het echt een ander verhaal,” zegt Nidge. “We vochten constant met elkaar. We vonden wat de punkers deden een belediging. Ze eigenden zich Ted-spullen toe, en maakten er vervolgens een zooitje van. Dat kwam eigenlijk voornamelijk door Vivienne Westwood, die in haar winkel ‘Let It Rock’ aangepaste drape-jassen verkocht. Het kon er echt heftig aan toe gaan, met vlindermessen en boksbeugels. Nu is dat helemaal anders. Ik was laatst op een van onze festivals en daar liep ook een punker, maar niemand die zich iets van hem aantrok.”

Teddy Boys in een club in Londen, 1977

Na de jaren zeventig is de Ted-beweging door heel wat pieken en dalen gegaan (voor veel subculturen waren de jaren tachtig geen makkelijke tijd). Maar in de jaren negentig richtten twee zussen de Edwardian Drape Society in Noord-Londen op, om de Teds weer bij elkaar te brengen. De club zelf komt nu niet heel vaak meer samen, maar ze organiseren wel regelmatig evenementen zoals de ‘Tennessee Club’ en het tweedaagse muziek-, dans- en klassieke auto-festival ‘The Wildest Cats in Town’. Het festival trekt Teds, rockabillies, rockers en heel veel ‘weekenders’, zoals Nidge ze omschrijft. “Gasten die wel in Ted-kleding dansen, maar er verder weinig mee te maken hebben.”

Ik vroeg me af wat er in het verschiet ligt voor de beweging. Zal het de komende vijftig jaar overleven? Nidge vertelt over de spanning tussen de aanhangers van de originele Edwardiaanse scene, en de Teds die de beweging in de jaren zeventig weer nieuw leven inbliezen. Maar hij zegt ook dat er altijd een underground zal blijven die deze manier van leven in stand zal houden.

what-will-become-of-the-teddy-boys-282-body-image-1422808552

De nieuwe generatie Teddy Boys—Daire Kimmage, Connor Brennan, en Lee Cummins uit Dublin at het Tramway Hotel, Lowestoft in 2014

“Recentelijk zijn er veel oorspronkelijke Teds overleden,” zegt hij. “Het is nogal deprimerend om ouder te worden – je gaat naar meer begrafenissen dan bruiloften. Maar ik verwacht dat de meerdaagse festivals de scene in leven zullen houden. Je hebt natuurlijk ‘Wildest Cats in Town’, maar ook ‘Skegness Stomp’ waar eigenlijk alleen maar Teds komen, dan heb je de Ted Do in Blackpool en ook nog de Rockers Reunion.”

“Eind jaren zeventig kakte het een beetje in. Veel mensen lieten het los, trouwden en gingen verder met hun leven. Maar nu de kinderen uit huis zijn lijken ze weer terug te komen. De angst is dat het allemaal weer wat afzwakt. We willen graag dat jongeren meedoen, en ze de juiste ideeën bijbrengen zodat de Teds blijven voortbestaan. En ik denk dat dat wel goedkomt. Er doemen er alweer een paar op, en ik hoop dat ze onze nalatenschap op de juiste manier voortzetten.”