FYI.

This story is over 5 years old.

nieuws

Ik ging op bezoek bij een Syrisch vluchtelingenkamp in Jordanië

De mensen hier willen nou toch wel erg dringend van Assad af.

Begin september kondigde de VN aan dat er inmiddels twee miljoen Syrische vluchtelingen zijn. Dat is een verschrikkelijk gegeven, en geeft nog maar eens aan dat het van levensbelang is dat deze mensen ergens terecht kunnen.

Een paar weken geleden bezocht ik een vluchtelingenkamp—een tijdelijke nederzetting van hutten in Zataari, Jordanië—om met een paar slachtoffers van ‘s werelds grootste vluchtelingencrisis te praten. In het kamp in Zataari verblijven ongeveer 130.000 mensen, waarvan de meeste afkomstig zijn uit de Syrische stad Deraa.

Advertentie

De mensen in het kamp proberen hun dagelijks leven zo normaal mogelijk voort te zetten. Maar tijdens mijn wandeling door het kamp kon ik niet ontkomen aan het drukkende gevoel dat zich aan je opdringt als je tussen duizenden mensen staat die allemaal zojuist alles zijn verloren.

Terwijl ik met een van de bewoners aan het praten was, vroeg een tienerjongen die Mohammed heette me waarom de regering van mijn land niks aan de situatie deed. Ik probeerde uit te leggen dat onze regering niet echt wil ingrijpen, zeker niet als we niet honderd procent zeker weten dat er sprake is van chemische wapens en dat Assad daar dan ook echt achter zit. Het voelde als een wat magere redenering, zeker toen hij me vertelde dat zijn broer momenteel in Aleppo aan het vechten is.

In Zataari wordt goed werk gedaan met de opvang van de hordes vluchtelingen, maar het is duidelijk dat er nog steeds niet genoeg humanitaire hulp is. Onderzoeken suggereren dat ongeveer 40.000 Syrische vluchtelingen uit de gebieden waar gifgas is gebruikt nog steeds vastzitten in steden aan de Syrische kant van de grens.

Er zijn twee redenen waarom er nog zoveel vluchtelingen achterblijven. Ten eerste worden de gebieden tussen de grens en steden als Tell Shihab met artillerie beschoten door het regime, waardoor het een onvoorspelbare sprint voor je leven wordt als je de grens wil oversteken. Ten tweede hebben ze in Jordanië steeds minder zin om alle vluchtelingen binnen te laten, en willen ze een dagelijks maximum opstellen. Dus als je je hele huis hebt ingepakt, langs de controleposten van het regime weet te komen en de bombardementen bij de grens hebt overleefd, is het nog maar de vraag of je Jordanië wel binnen mag komen.

Advertentie

Hamza en Mohammed.

Terwijl ik verderliep over de hoofdweg van het kamp nodigde een lange, goedgebouwde man die Hamza heette me uit om thee te drinken. In zijn Engels, dat veel beter was dan mijn Arabisch, vroeg hij me hoe goed ik Birmingham kende. Dit was niet een vraag die ik aan zag komen midden in een vluchtelingenkamp in Jordanië. Het bleek dat Hamza daar gestudeerd had, en dat hij nog altijd dol was op de Britse cultuur en gewoontes. Terwijl hij mij maar thee bleef inschenken herhaalde hij hoeveel geluk ik heb dat ik uit Groot-Brittannië kom.

Net toen ik mijn mond brandde aan de kokend hete thee kwam er een andere man Hamza’s hut binnen. Hij stelde zich voor als Mohammed, vertelde dat hij net terugkwam van gevechten in Damascus en begon de horrorverhalen over de strijd op te halen. Zijn veelvuldige gebruik van het woord “Inshallah” wees erop dat hij de verschrikkingen accepteert als deel van de strijd tegen het regime, en dat hij bereid is om te sterven in de gevechten tegen Assad. “Ik ben dezelfde persoon als jij, ik geloof dezelfde dingen, ik wil gewoon vrij zijn,” vertelde hij me.

Mohammed.

Hij vertelde me hoezeer hij zich in de steek gelaten voelt omdat het Westen niet ingrijpt, en begon toen een beetje op zijn telefoon te tikken. Ik dacht dat hij niet meer geïnteresseerd was in het gesprek, maar kort daarna voelde ik mijn telefoon trillen. Hij had me foto’s gestuurd, via bluetooth, die ik voor hem “met de wereld moest delen.” Op de foto hierboven, Mohammeds favoriet, houdt hij een door de Russen gemaakte PKM vast, een geweer dat zo groot is als een stevige peuter.

Advertentie

Toen ik vanaf Hamza’s hut verder het pad afliep, begon een groep mannen tegen me te schreeuwen. Ik kon ze niet verstaan, maar iemand naast me vertelde me dat ze dachten dat ik Russisch was. “Ze haten Rusland—Rusland is er verantwoordelijk voor dat Assad aan de macht blijft en dat de slachtingen doorgaan,” vertelde ze me.

Terug bij de ingang van het kamp vroeg ik Mahmoud—een grote Jordaanse legerofficier die de dingen bij het hek leek te regelen—over de chemische aanval in Ghoutta. “Assad is een monster,” antwoordde hij. “Hoe kan hij dat zijn eigen mensen aandoen? Hij is geen moslim, hij is niet eens een man. Door die chemicaliën moesten mijn vrienden hun hele hebben en houden inpakken en in een paar minuten hun hele leven daar gedag zeggen.”

Omdat Mahmoud zo anti-Assad leek te zijn nam ik aan dat hij wel voor buitenlandse interventie zou zijn, maar toen ik het hem vroeg zei hij fel “Nee! Amerika moet wegblijven.” Hij verdacht de Amerikanen ervan alleen op Arabische olie uit te zijn. Syrië produceert heel weinig olie en Assad wordt door velen als oorlogsmisdadiger gezien, maar mensen als Mahmoud hebben nog te veel nare herinneringen aan Irak om het Westen te vertrouwen.

Er is een duidelijke scheiding in het Zataari vluchtelingenkamp. Veel Jordaniërs willen absoluut niet dat het Westen nog een keer in het Midden-Oosten ingrijpt, en de Jordaanse koning Abdullah heeft gezegd dat hij niet toestaat dat zijn land een lanceerbasis wordt voor een internationale missie. Maar ondertussen vinden de echte slachtoffers van de crisis, de vluchtelingen in het kamp, het verschrikkelijk dat er nog geen interventie is geweest en vinden ze het onvergeeflijk dat Putin Assad een hand boven het hoofd blijft houden.

Volg Gareth op Twitter: @BrowneGareth