Leven met hypochondrie is geen pretje
Illustratie door Rose Wong

FYI.

This story is over 5 years old.

Stuff

Leven met hypochondrie is geen pretje

In mijn hoofd heb ik de afgelopen jaren ongeveer elke ziekte gehad die er maar bestaat: van kanker en sclerose tot gastritis en conjunctivitis.

Er is weinig zo frustrerend als verschrikkelijk moe zijn, maar toch niet in slaap kunnen vallen. Dat gebeurt mij regelmatig. Dan lig ik in bed, en hoe hard ik het ook probeer, ik kan niet in slaap komen. Als ik mijn ogen sluit, zie ik verkoolde longen en afgestorven ledematen, en ruik ik de doordringende metalige geur van de dood. Inmiddels weet ik dan wel hoe laat het is. Ik ben nu 32 jaar oud, en kan feilloos aanvoelen wanneer ik een slapeloze nacht tegemoet ga.

Advertentie

Ik werk in een hospice in de buurt van Florence, maar mijn slaapproblemen en constante angst om dood te gaan hebben niks met mijn werk te maken. Het probleem is dat ik lijd aan de psychische stoornis hypochondrie. Elke ochtend als ik opsta en de wekker uit zet, ga ik in mijn hoofd eerst al mijn lichaamsdelen af om te bepalen of alles in orde is. Vaak beginnen mijn ledematen te tintelen, of voel ik steken in mijn buik. Hoe ik me voel op een gemiddelde ochtend hangt van allerlei factoren af; of ik ongesteld ben, hoe erg m'n tandvlees bloedt tijdens het flossen. Mijn lichaam is zowel de speelbal als de spiegel van mijn existentiële onbehagen. Als ik een slechte dag heb, wordt mijn zicht wazig wanneer ik in de auto stap – en denk ik gelijk dat ik een hersentumor heb.

Het begon allemaal ongeveer vijftien jaar geleden. Ik voelde een rare pijn in mijn borst, een druk op mijn linkerlong. Na een paar dagen ging ik met mijn moeder naar de huisarts. Omdat hij verder niks kon vinden, stuurde hij me naar huis met een zin die ik in de jaren daarna nog vaak zou horen: "Er is niks mis met je."

Twee jaar later begon mijn hypochondrie echt uit de hand te lopen, toen ik last kreeg van allerlei lichamelijke klachten waar ik zelf een diagnose voor stelde. Mijn hersenen fabriceerden niet alleen telkens nieuwe lichamelijke klachten – steken in mijn maag, hoofdpijn, tintelingen in mijn armen en benen – maar ik begon elk pijntje ook te zien als een symptoom van een ernstige ziekte. Op een gegeven moment zat ik met tien openstaande tabbladen allerlei symptomen te googelen, en was ik ervan overtuigd dat ik minstens twaalf verschillende dodelijke ziektes had.

Advertentie

Door de jaren heen heb ik in mijn hoofd ongeveer elke ziekte gehad die er maar bestaat: van kanker en sclerose tot gastritis en conjunctivitis. Maar ik had geen van deze ziektes echt. Dat is dus hypochondrie in een notendop: het geloof dat elk kwaaltje of pijntje, hoe klein ook, een symptoom van een dodelijke ziekte is. Mensen met hypochondrie maken van hun psychische kwelling een lichamelijk probleem – iets dat in de lever, het brein, het hart zit.

Zoals iedereen die weleens last heeft van angsten weet, werkt het internet op zulke momenten als een soort horoscoop: elk mogelijk antwoord is op jou van toepassing. Na een tijdje zorgde al dat gegoogel en het zelf stellen van diagnoses ervoor dat ik zelfs de krant niet meer durfde te lezen en het nieuws niet meer keek. Ik voelde me al doodziek als ik in de verte een ambulancesirene hoorde. Ik ging in therapie en kreeg medicijnen voorgeschreven die mijn angst moesten onderdrukken. Ik slikte Lexomil, Lysanxia en Xanax, maar dat hielp allemaal nauwelijks. Ik werd er wat rustiger van, maar dacht nog steeds elke dag dat ik dood zou gaan. Daarom ben ik met de medicatie gestopt, en besloot ik om te proberen me zelf te redden.

Ik ben zelfs opgehouden met naar dokters gaan. Geen enkele dokter heeft ooit tegen me gezegd dat ik zonder twijfel honderd procent kerngezond ben. Daarom vermijd ik ze nu, omdat ik bang ben dat ze anders alleen maar mijn waanziektes zullen bevestigen.

Advertentie

Niet alle hypochonders zijn hetzelfde. Er zijn eigenlijk twee soorten: degenen die het liefst medische test na medische test ondergaan, en degenen die zo ver mogelijk bij dokters vandaan willen blijven. Welke van de twee je ook bent, je belandt altijd in een vicieuze cirkel – als een arts zegt dat er niets mis met je is, blijf je toch denken dat je ziek bent, en als een arts wel iets vindt, hoe klein dan ook, is dat een bevestiging van je ergste angsten.

Mijn hypochondrie heeft invloed op elk aspect van mijn dagelijks leven, en laat in alles zijn sporen na. In een poging om de controle terug te krijgen, om het idee te krijgen dat ik invloed had op alle ziektes die ik dacht te hebben, merkte ik dat ik steeds meer begon te focussen op wat ik at. Etenstijd is voor mij de ergste tijd van de dag. Ik heb ook orthorexia, een eetstoornis waarbij je overmatig bezig bent met gezond eten. Ik ben me bewust van elk hapje dat ik eet, en ga nooit naar een restaurant. Soms, wanneer ik mezelf ervan heb overtuigd dat er iets mis is met mijn maagdarmstelsel, heb ik helemaal geen honger en stap ik over op een vloeibaar dieet. Ik denk dan echt dat ik geen vast voedsel meer kan verteren.

Het dieptepunt van mijn bestaan als hypochonder had ook te maken met mijn maagdarmstelsel: ik was geobsedeerd door het idee dat ik maagkanker zou hebben. Ik bracht uren boven de wc-pot door om te controleren wat mijn lichaam had geproduceerd. Met een zaklamp in mijn hand zocht ik naar bloed in mijn ontlasting. Ik zal je de verdere details besparen, maar het was niet de eerste keer en ook niet de laatste keer dat hypochondrie me dreef om rare dingen te doen.

Natuurlijk voel ik me soms wel "beter". Als ik bijvoorbeeld aan het schilderen ben, of als het goed gaat op mijn werk – mensen helpen geeft me een goed gevoel over mezelf. Maar het meest deprimerende aspect van dit verhaal zijn niet de lichamelijke klachten of de angstaanvallen. Wat ik het ergste vind aan hypochondrie is dat het niet alleen mijn probleem is, maar ook een last is voor mijn omgeving. Op een gegeven moment konden vrienden en familieleden mijn angsten, kwaaltjes en ingebeelde ziektes niet meer verdragen. In het begin werd er naar me geluisterd, en probeerden ze me te helpen en me gerust te stellen. Maar naarmate ik steeds meer paranoïde werd, waren mijn vrienden en familie het zat om alleen nog maar naar mijn geklaag te luisteren.

Voor degenen die me niet in de steek lieten, was het nog erger. Mijn therapeut vertelde me een keer dat er twee hoofdoorzaken zijn van hypochondrie: onverwerkte trauma's en narcisme. Omdat ik geen jeugdtrauma's heb meegemaakt, moet ik wel concluderen dat mijn hypochondrie voorkomt uit egoïsme en een behoefte aan aandacht. Die realisatie was als een stomp in mijn maag. Zelf nu, nu ik dit opschrijf, realiseer ik me hoe zelfzuchtig mijn stoornis is. Maar tegelijkertijd voel ik ook een soort zelfmedelijden.

Dat ik een hekel heb aan mijn hypochondrie maakt het niet makkelijker om mee om te gaan. De kanten van onszelf die we het meeste haten, zijn tenslotte ook vaak de kanten waar we het moeilijkst vanaf komen.