FYI.

This story is over 5 years old.

Culture

Ik liet vuurballen in mijn gezicht exploderen voor de kunst

Pieter van den Bosch maakt kunstinstallaties met vuur, gas en explosies. Ik liet mezelf in de fik steken om zijn kunstwerken in volle glorie te aanschouwen.

In Brasschaat, een kleine stad net over de Belgische grens, woont kunstenaar en pyrotechnicus Pieter van den Bosch in een rode villa. Hij woont er antikraak. Op het landgoed van meer dan honderd hectare kan hij zijn experimenten uitvoeren zonder daar iemand mee lastig te vallen. Zijn laatste expositie was in december van vorig jaar in Vlaams Cultuurhuis De Brakke Grond in Amsterdam.Hij moest daar met zoveel beperkingen in zijn vuurperformance rekening houden, dat hij besloot niet langer compromissen te sluiten en alleen nog maar werk onder zijn eigen voorwaarden te maken. Met als enige nadeel dat bijna niemand het te zien krijgt. Ik vroeg hem om me voor een dag te ontvoeren, zodat ik zijn werk in volle glorie kon aanschouwen.

Advertentie

In het tuinhuis staan de voorbereidingen voor de aanslagen die Pieter op me gaat uitvoeren. Op een houten plank op schragen liggen een brandweerpak, laarzen, een colsjaal, een bivakmuts, handschoenen, oordoppen en een helm. Op bijna alle labels staat 'flame retardant'. Pieter werkt het liefst met vuur, buskruit en gas. Op een klein papier heeft Pieter de experimenten uitgetekend.

fig. 1
Snellont, een soort lont waarmee vuurwerk aan elkaar wordt verbonden, is gekoppeld aan een weerballon op twintig meter hoogte. De snellont komt uit bij persoon X waarbij buskruitpoeder voor zijn of haar voeten wordt gestrooid.

fig. 2
Bij vijf stokken van verschillende lengten is aan het uiteinde een ijsfontein bevestigd. De langste is twee meter, de kortste vijftien centimeter. De ijsfontein wordt ontvlamd, daarmee moet vervolgens een gasbel ontstoken worden.

fig. 3
Een waaier van snellont over een oppervlakte van tien vierkante meter wordt bevestigd op persoon X.

fig. 4
Op een platform wordt een cirkel van vuur gevormd door gebruik te maken van gas, met persoon X in het midden.

Pieters werk doet denken aan dat van kunstenaars als Bas Jan Ader en Joost Conijn, die net als hij op zoek zijn naar vrijheid en zinloosheid. Hij creëert die dingen door zichzelf of vrijwilligers in een situatie is plaatsen die niet vertrouwd is. "Het moment vlak voor een aanslag is het interessantst," zegt Pieter. "Het lichaam weet nog niet wat het hoofd allang begrepen heeft. De momenten waarop iemand van iets wegloopt, naar iets toeloopt of stoïcijns blijft staan vertellen iets over het patroon van die mens. Een ramp is een goed voorbeeld. Bij een tsunami loopt iedereen weg, want het water komt. Maar als het voorbij is, komt iedereen terug en zijn de mensen plotseling heel erg saamhorig. Dat vind ik wonderlijk. Als er niets gebeurt, zit iedereen gewoon binnen te wachten, niets te doen."

Advertentie

Het is tijd voor het eerste experiment. We staan in een weiland tjokvol paardenbloemen en Pieter gebiedt me op een katoenen lap te gaan staan. Het uiteinde van de snellont legt hij daaronder, erbovenop legt hij een steen en buskruitpoeder strooit hij gul voor mijn laarzen. Vlak voor de ontsteking geeft hij me het signaal dat de klep van de helm naar beneden moet. Helemaal bovenaan de ballon gaat de snellont als eerste af, en iets trager dan voorspeld knetteren de vlammen mijn kant op. Wat komen gaat is evident; mijn hoofd is zich ervan bewust, mijn lichaam heeft nog geen idee. Ik hou mijn lijf voor het lapje. Ergens is het droevig, vooral wanneer mijn been pas bij de eerste klap een stap naar achteren zet. Een terugtrekkende beweging. Het vuur ontsteekt het buskruit, mijn benen voelen gloeiend heet. Rook schiet omhoog, vult mijn helm, ik zie niks meer. De ontsteking klonk dreigend, de flits uit de hemel schoot op me af. Heel even wist ik hoe het voelde om door bliksem te worden getroffen.

Op het vers gemaaide grasveld voor het landhuis heeft Pieter een waaier van snellont gelegd, voor het experiment zoals te zien op figuur 3. Hij begint de uiteindes aan mijn pak te bevestigen. Dit is het moment waarop ik de rol van ontvoerder versus slachtoffer doorbreek. Een safeword hadden we niet, maar een simpele 'nee' blijkt voldoende. Vanuit mijn openstaande helm kijk ik hem bijna smekend aan.

"Als je dit niet wil, dan hoeft het niet!" Pieter moet schreeuwen zodat ik hem door mijn oordoppen heen kan horen. "Dat weet je toch? Ik heb er niets aan als jij iets doet wat je niet wil!" "Ik wil het!" hoor ik mezelf terug schreeuwen, "alleen niet óp me!"

Pieter legt de uiteindes voor mijn voeten. Ik ga zitten op de stoel en schuif nog een centimeter naar achteren als hij de lont aansteekt. "In een seconde is het over!" Knallen en vuur zuigen zich op me af, alsof ik de lucht ben die ze nodig hebben om tot een explosie te komen. Dit keer verzet ik geen stap. Als het voorbij is steek ik twee armen in de lucht. Ik heb het overleefd. Extase zindert door mijn lijf, terwijl ik me tegelijkertijd uitgeput voel – een combinatie die ik niet eerder voor mogelijk hield. De experimenten die Pieter uitvoert zijn een oefening in overgave, waarin ik gedeeltelijk slaag. De laatste twee aanslagen laat ik aan me voorbij gaan. Mijn ontvoerder heeft me opgebrand.

Wat Pieter doet op een landgoed net over de grens zou iedereen moeten zien. De volgende keer dat je in België bent en een jongen met buskruit en een weerballon ziet lopen, vraag hem of hij je wil ontvoeren. Ik kan je verzekeren dat je het nooit meer zult vergeten.