polen roemenen arbeidsmigratie

FYI.

This story is over 5 years old.

Arbeidsmigranten

Ik onderzocht of mijn geboortedorp inderdaad is overgenomen door Oost-Europeanen

In Kerkdriel wonen de laatste jaren steeds meer Polen en Bulgaren, die overlast zouden veroorzaken en met blikken bier zouden gooien.
Lisa Lotens
Amsterdam, NL
CP
foto's door Chris Pugmire

Er is hommeles in mijn geboortedorp Kerkdriel. Plaatselijke en landelijke media berichten over onrust bij het ‘Polenhotel’ in de Nieuwstraat – een straat die in de volksmond 'de Warschaustraat' wordt genoemd. Er zouden woningen bezet worden gehouden, er zou een hoop geluidsoverlast zijn van toeterzatte groepjes mannen, het straatbeeld verandert, en de gemeente moet ingrijpen. Nieuwe appartementen om Oost-Europeanen te huisvesten mogen niet meer worden gebouwd en de Trouw kopte dat de gemeente Maasdriel de Poolse gemeenschap wil weren.

Advertentie

Volgens vrienden en familie die in Kerkdriel wonen is de situatie droevig, maar zijn de berichten in de media soms overdreven. Ik was benieuwd hoe het nou echt zit, en wilde op bezoek in mijn geboortedorp om de mensen, zowel de Oost-Europeanen als de Drielsen zelf te spreken.

Ik en fotograaf Chris komen aan op het dorpsplein, waar we hebben afgesproken met mijn jeugdvriend, die ons rondleidt. We noemen hem Rick, want hij wil niet met zijn echte naam genoemd worden – net als de andere Drielsen die in dit stuk voorkomen. Een teken van spanning. Op het plein merk ik meteen op dat mijn oude kapper Hairstudio SIX is vervangen door een Pools adviesbureau, AdviesPol. Vreemd! We lopen met z’n drieën richting 'de Warschaustraat’, en als we de hoek om lopen lijkt het opeens alsof we op een zomerse kampeerboerderij zijn beland, maar dan in Polen.

Op de oprit van het voormalige hotel is een klein Pools supermarktje, mensen staan in groepjes te roken en te drinken, jong en oud. Aan de overkant van het hotel staat nog een pand, waar ook veel Oost-Europeanen wonen. Er zijn hekken die het hotel en het pand van elkaar afschermen – achter die hekken zitten ook mensen te drinken en te roken. Soms wordt er gelachen, en af en toe stopt er een wit bestelbusje dat mensen afzet. Ze verdwijnen het pand in.

In 2004 is Polen toegetreden tot de EU, en zijn er een heleboel van hen hier naartoe verhuisd. Soms voor een seizoen, soms voor een leven lang, maar vrijwel altijd om te werken. In de gemeente Maasdriel (24.500 inwoners) is er veel tuinbouw en zijn er een hoop champignonfabrieken. Die industrie vindt het heerlijk dat ze hier komen plukken en knippen. Projectontwikkelaars en huisvesters zagen er brood in, en bouwden of kochten panden op om er grote groepen Polen in te laten wonen. Ook uitzendbureaus profiteren ervan. Zij regelen werk, zorgverzekering en huisvesting, meestal in ruil voor een flink bedrag.

Advertentie

Door de toestroom en het woningtekort ontstonden flinke concentraties Oost-Europeanen op één plek, zoals hier het geval is. En de buurtbewoners vinden dat geen reden om de slingers op te hangen: ook hier zou er overlast zijn, want ze bellen op straat, maken het laat en smijten blikken bier op de grond.

Bij de ingang van het voormalige hotel staat Matthew (32), een naam die hij zichzelf heeft toebedeeld, met nog een paar andere mannen een sigaret te roken in de portiek van het voormalige hotel. Hij is de enige die we tot nu zijn tegengekomen die (gebrekkig) Nederlands kan. Hij werkte eerst twaalf jaar in Vlissingen, als timmerman. Maar dat werd hem te veel, en nu werkt hij in de tuinbouw. “Hier kan ik gewoon bloemen plukken en hoef ik niet zoveel na te denken,” vertelt hij. In zijn stem hoor je de last nog steeds van zijn schouders vallen. Zijn overstap heeft hij geregeld via een uitzendbureau, en sinds drie dagen woont hij in Kerkdriel.

Matthew wilde alleen onherkenbaar op de foto.

Ik wil graag weten hoe het hotel er van binnen uitziet, dus ik vraag hem of we even in zijn kamer mogen neuzen. Hij knikt, en het lijkt de mannen met wie hij staat onverschillig te laten. Matthew woont samen met één andere man, die net uit de douche komt gesprongen. “Welkom in onze villa,” grapt Matthew, ironisch. Het is namelijk behoorlijk klein. Ze hebben beide een eenpersoonsbedje in een paarse kamer, van ongeveer achttien vierkante meter – het doet me denken aan een hostel. Zijn huisgenoot lijkt op een Poolse hiphopper uit de jaren negentig en ik wil graag met hem praten maar daar heeft hij niet zo'n trek in. Hij graait een sigaretje uit het pakje van Matthew en snelt de kamer uit.

Advertentie

Matthew vertelt dat hij 340 euro per maand betaalt voor deze kamer. Hij verdiende in Vlissingen 1200 euro netto per maand. Ik vraag aan hem hoe lang hij van plan is om te blijven, waarop hij antwoordt: “Twee maanden misschien? Als m’n salaris niet genoeg blijkt te zijn, ga ik weer.” En daarna? “Weet ik niet. Of ik nou uiteindelijk in Polen werk, of in Nederland, dat maakt me niet zoveel uit. Maar nu ben ik hier.”

Merk je dat jullie in de buurt onrust veroorzaken? Vraag ik. “Ik snap het ook wel als de lokale bevolking moeite heeft met sommigen. Ik drink niet veel, misschien een of twee biertjes per dag. Maar veel Polen drinken en zingen in de avond. En ze slapen weinig.”

Hij legt uit dat het voor de Poolse gemeenschap best moeilijk is om zich hier helemaal thuis te voelen, omdat het lastig is de taal te leren. Je werkt namelijk een seizoen lang zes dagen per week met je eigen mensen, en taallessen zijn duur. Ik vraag hem of hij hier een goed leven heeft. “Ja,” antwoordt hij. “Ik ben gelukkig. Iedereen is leuk tegen mij. Alle huizen waar ik ben geweest, overal waar ik heb gewerkt, overal is het leuk."

Lange tijd was het totaal onduidelijk hoeveel Oost-Europeanen er precies in de gemeente wonen, omdat ze zich niet melden of registreren. De gemeente heeft de boel onderzocht, en schat dat er 1500 arbeidsmigranten wonen in Maasdriel. Bart de Leeuw (32), fractievoorzitter van Samen Sterk Maasdriel, vertelt aan de telefoon dat de seizoens- en arbeidsmigranten hartstikke welkom zijn, maar dat de gemeente er weinig grip op heeft. “Ze schrijven zich niet in, omdat ze de taal niet spreken en vaak niet weten hoe. En omdat het er veel zijn op één plek, is het moeilijker om de veiligheid te waarborgen. Als zo’n pand afbrandt, en de buren meegaan, dat wil je niet op je geweten hebben,” vertelt hij.

Advertentie

Aan de overkant van het hotel zit een groepje jonge mensen te drinken, bij een nieuwbouwcomplex. Ik vraag wie er Nederlands spreekt, en dat doet Hoessein (25). Hij is een Bulgaarse moslim. Hij werkt drie jaar in Nederland, ook in de tuinbouw. “Voor Bulgaren is het leven hier goed. En in dit complex is het extra fijn want hier wonen haast alleen maar stelletjes, die vaak wat netter zijn. Sommige huizen, die in de buurt van bedrijven zijn gebouwd, zitten propvol, met soms wel honderd mensen.” Ik vraag hem hoe lang hij hier meestal is, en of hij wil blijven. “Meestal vijf of zes maanden per jaar, en dan ga ik weer terug naar Bulgarije,” vertelt hij.

Hoessein en zijn vriendin.

Ik zeg tegen hem dat buren veel klagen, omdat ze hier zo op een kluitje zitten. Dan moet hij lachen. “Kijk, wij Bulgaren, wij drinken niet echt, en we hebben hier bijna allemaal een relatie. Maar hiertegenover, waar alle Polen zitten, meestal vrijgezelle mannen, ja, dan wordt er veel gedronken. Meestal begint om tien uur ‘s avonds de show. Om 1:00 uur komt de politie en als die weg zijn, gaan ze gewoon tot 5:00 uur ‘s ochtends door. Ik slaap er ook niet van.”

Hoessein werkt 50 uur per week. Ik vraag aan hem of hij dan wel tijd heeft om ook eens iets leuks te doen. “Ik ga op zaterdag meestal samen met mijn vriendin op dagtripjes, naar steden. Ik vind het leuk om Nederland te zien.”

Ik ga binnen naar de wc, en het ziet er een stuk netter en groter uit dan aan de overkant.

Advertentie

In de Nieuwstraat is een kroeg, ‘t Luchtschip. De muziek staat hard, niet onverwacht schalt er een Nederlandstalige afspeellijst uit de speakers. Er zitten vier mannen binnen, die vragen wie ik ben (“Van wie bende gij d’r ene?”) en wat ik kom doen. Ik leg het uit, maar mag hun namen absoluut niet noemen, behalve die van de eigenaar Roland. We krijgen een biertje. “Er zijn hier veel Polen,” zeg ik. “Gaat dat goed?” “Niet fout,” antwoordt er één van hen (44), een echte Drielse. “Polen zijn niet veel anders dan Nederlanders. Het enige verschil is dat wij bier drinken, en zij whisky. Dan kunnen ze soms vervelend worden.” Maar er zijn veel geluiden vanuit de lokale bevolking die gaan over overlast, vervolg ik. “In het begin was dat wel zo, maar nu houden die Polen elkaar in het gareel. Eén waarschuwing, en ze zijn hun baan kwijt of mogen er niet meer wonen, dat weten ze ook wel. Het probleem gaat volgens mij niet zozeer om de mensen zelf, maar om het gebrek aan registraties. De gemeente heeft er geen zicht op, en dat vinden ze vervelend. Dan kunnen ze de boel niet controleren.”

Ik heb mijn biertje op, en bedank de mannen.

De bezoekers van de kroeg wilden niet op de foto, maar eigenaar Roland wel (58)

Als we weer buiten staan, vertelt Rick over een prachtig herenhuis dat achter het Polenhotel staat, en drie jaar te koop heeft gestaan, waarschijnlijk om die reden. “Het is net een mierennest, het krioelt ervan. Maar het is echt alleen maar in deze straat, hoor, want mensen uit andere delen van het dorp hoor je er niet over.” Ik vraag Rick hoe dat dan gaat als jonge Drielse mensen Polen tegenkomen in hun kroegen. In Tiel bijvoorbeeld, besloot een kroegeigenaar de Poolse gemeenschap niet meer binnen te laten. “Vroeger was dat soms wel vechten,” zegt hij. “Kijk, het Drielse volk is gewoon moeilijk volk. Er heerst een beetje een vechtersmentaliteit, simpel gezegd: territorium afbakenen. Maar dat is de laatste jaren echt wel milder geworden.”

Advertentie

Hij vertelt ook dat de komst van de Oost-Europeanen eigenlijk hartstikke gunstig is voor de economie van het dorp. Voor de Mitra bijvoorbeeld, omdat er zoveel sterke drank wordt gekocht.

Als we teruglopen naar het terrein, benader ik een paar mensen die driftig met elkaar in conclaaf lijken te zijn. Een van de Poolse meisjes (eind twintig) praat enorm goed Engels en Nederlands. Haar naam mag ik niet noemen, haar werk ook niet, en ik mag ook geen foto van haar nemen. Ik vraag haar of het goed gaat met de Poolse gemeenschap hier. Ik merk dat het bij haar nogal gevoelig ligt. Ze begint: “Het gaat anders dan jullie denken dat het gaat. Jullie denken: je moet iets makkelijks doen, gewoon werken, wonen en leven. Maar zo werkt het niet. Je spreekt geen taal, je weet niet waar je naartoe moet. Niemand geeft je informatie. Neem nou de belasting betalen. Ik moest een boekhouder huren. In bijna elke stad is er een Poolse boekhouder die veel en veel te duur is. Of werk vinden: dat kan echt wel zonder een uitzendbureau, maar die uitzendbureaus verdienen hier ontzettend veel geld mee, dus die gaan de onwetende mensen heus geen informatie verstrekken. Ik had geluk dat ik hier vrienden had. Zij zeiden tegen mij: hey, je hoeft geen boekhouder te huren, je kan het zelf doen. Of hey, je hoeft niet via een Pools uitzendbureau werk te vinden, je kan het ook zelf doen. Een zorgverzekering kun je zelf regelen. Maar de meeste mensen weten dat niet, want je kan geen Nederlands, je kan geen Engels. De gemeenschap heeft echt behoefte aan informatie.”

Advertentie

Gezellig!

Zijn de mensen hier gelukkig? Vraag ik haar. “Nou,” vertelt ze, “wij Poolse mensen voelen ons schuldig. Tegenover alles. Iedereen denkt: het is echt een groot cadeau dat we hier kunnen zijn. Het is nog niet zo lang geleden dat we niet naar het buitenland konden. Onze geschiedenis schemert nog steeds door in onze mentaliteit. Wij zijn gewoon heel dankbaar en verwachten, als we hier eenmaal zijn, niks meer.” Dat klopt misschien wel, want geen enkele arbeidsmigrant die ik heb gesproken wist me iets te vertellen over hun toekomstplannen.

"Denk je dat de aanwas blijft komen," vraag ik? “Ik denk dat er minder Poolse mensen naar Nederland komen. Het gaat steeds minder slecht in Polen. Waarschijnlijk komen er eerder meer Roemenen en Bulgaren hier naartoe. Zij lopen nog meer achter.”

Voordat het genoeg is geweest, wil ik nog even naar de Poolse supermarkt. Achter de kassa werkt Claudia. Ik vraag aan haar of ze het naar haar zin heeft, hier in Kerkdriel. “Ja, het leven is hier beter dan in Polen. Ik heb nu meer geld, en ik denk dat voor iedereen wel geldt dat ze gelukkig zijn. Soms is het wel moeilijk hoor, je ziet wel dat de lokale bevolking ons af en toe argwanend aankijkt. Maar over het algemeen zijn ze heel tolerant.”

Claudia (links) en een van haar collega’s, die graag ook een van de producten wilde aanprijzen.

Claudia wil de winkel afsluiten, haar dag zit erop. We kopen nog wat Poolse gerookte kaas, bedanken haar en lopen het terrein af, richting het plein. Naast het Poolse adviesbureau op het plein zit een kebabzaak, waar we een Turkse pizza halen en opsmikkelen op de trappen van het voormalige gemeentehuis – naast een stel bierdrinkende Polen.

Hoe kan de gemeente er nou voor zorgen dat de situatie aangenaam wordt, voor iedereen? “Wat we moeten doen is de gemeenschap meer informeren over wat ze kunnen doen, en waar ze terecht kunnen. De regels moeten strakker en pandjesbazen, huisvesters en uitzendbureaus moeten op hun vingers getikt worden als ze zich niet aan de regels houden. En we gaan strenger handhaven op overlast en ongewenste situaties – zoals een grote groep arbeidsmigranten in eengezinswoningen,” vertelt Bart.

Ik heb geleerd dat Bulgaren rustige mensen zijn, en Polen druktemakers die weinig slaap nodig hebben. Maar vooral: er wordt flink misbruik gemaakt van deze groep mensen door het systeempje eromheen, namelijk de fabrieken, huisvesters en de uitzendbureaus. De gemeente was er niet op voorbereid en handhaving kost geld, een oplossing blijkt moeilijk te vinden. Oost-Europeanen zijn dankbaar en met de lokale bevolking botert het steeds beter, dus als de eerstgenoemden wat meer handvatten worden gegeven om te leren hoe je hier een uitstekend leven kan hebben – in plaats van hen te bedonderen – zullen ze misschien ook geen halve liters meer op de grond smijten, en zelfs wel plannen maken voor de toekomst.