FYI.

This story is over 5 years old.

Muziek

Hoe Dekmantel oude helden eert

De hoogtepunten van de openingsconcerten waren Azymuth, Tony Allen en James Holden. De grimmige set van Cabaret Voltaire viel een beetje tegen.
Niels Cornelis Meijer

Het lijkt wel of Dekmantel elk jaar megalomaner wordt. Vorig jaar was de openingsavond aan het IJ een klein extraatje, dit jaar is het affiche met James Holden, Tony Allen, Cabaret Voltaire, Shackleton & Ernesto Tomasini en Burnt Friedman & Jaki Leibezeit goed voor een flinke portie FOMO. Het zijn stuk voor stuk acts die verweven zitten in het DNA van Dekmantel, maar in het Amsterdamse Bos niet uit de verf zouden komen. Met de uitgebreide openingsdag hijst het festival ook veel oude namen op het schild die al vaak in platentassen meegingen. Zo rekt het festival elk jaar de grenzen op, en zuigen ze het publiek verder naarbinnen. Een heerlijke gedachte dus, eens kijken hoe dat bevalt.

Advertentie

Ik begin de avond – of eigenlijk namiddag – met Azymuth in de Tolhuistuin. Het is een Braziliaanse groep die al actief is sinds de jaren zeventig en al vroeg met een vocoder experimenteerde. Ze maken een gekke mengelmoes van samba, jazz, funk en rock: samba doido. Vooral tracks als Jazz Carnival en Dear Limmertz zijn in de avontuurlijkere dj-sets te horen. Hoe typisch dat Azymuth zelf de afgelopen jaren vooral op suffe jazzpodia speelde. Daarom is het fantastisch om te zien dat er nu een jong publiek hard gaat op de spacey nummers van Azymuth, en de drie het applaus zelf in ontvangst mogen nemen.

De gekte die in de composities zit, komt er overigens aanvankelijk nog niet helemaal uit. Af en toe vervalt het drietal in een gedateerd soort jazzrock, met teveel vervelende bassolo's (gast, haal die chorus van je bas af!), en te virtuoze drumfills om het echt swingend te houden. De tweede helft van de show stijgt Azymuth alsnog op, met luid gejoel bij elke solo en een paar bijzonder knappe meisjes die vooraan telkens weer hun armen in de lucht gooien. Vooral de drummer, met voetbalshirt en borstelsnor, neemt het euforische applaus grijnzend in ontvangst. Ook als je door alle gesyncopeerde breaks en overgeslagen tellen niet weet hoe je erop moet dansen is dit een concert om vrolijk van te worden.

Een pontje verderop vindt een zeldzaam concert plaats van Cabaret Voltaire, met alleen origineel lid Richard H. Kirk op het podium in het Muziekgebouw aan 't IJ. Het is een van de meest vooruitstrevende elektronische acts van de jaren zeventig, die de toekomst van industrial heeft gevormd met alsmaar doordenderende en lawaaierige nummers. Van daaruit gingen ze een meer poppy kant op en bewogen ze richting house, maar Watson grijpt in deze set duidelijk terug naar de begintijden van de groep, overigens met louter nieuw werk. Het is af en toe bruut en overweldigend, maar soms klinkt er ook een net te gedateerde, kronkelende acid-lijn of hakkelige breakbeat. Tot overmaat van ramp valt de drumcomputer af en toe uit.

Advertentie

Watson zelf staat achter een Roland-synthesizer en een enorme toren van oude videobandrecorders, waarmee hij allerlei beelden van schokkend wereldnieuws achter zich projecteert. Ik zie opstanden die worden onderdrukt door politie, kinderlijkjes en gevechtsvliegtuigen. Maar ook een besnorde jongen met een zonnebril, een malle clown en Andy Warhol. Er zitten een paar recente beelden tussen, maar het zijn voornamelijk video's uit de jaren tachtig. Alsof-ie wil laten zien dat je ook tijdens zo'n hedonistisch evenement als een festival niet moet vergeten dat de wereld best wel kut is. En dat het ook niets nieuws is. Een bijzondere gedachte, maar ik kwam hier juist om alle narigheid te ontvluchten en het leven te vieren. Ik weet niet zo goed wat ik ermee aan moet, en ben zo te zien niet de enige. De meeste mensen zitten op de grond toe te kijken, grappig genoeg zijn het vooral de paar aanwezige veertigplussers die dansen, hortend en stotend. Die zijn natuurlijk gewend aan al dat wereldleed. Een meisje, of nu ik haar beter bekijk vrouw, stoot me tijdens haar cathartische dans per ongeluk net iets te hard aan, om vervolgens net iets te lang over m'n rug te aaien. Het lijkt meer om me te troosten van die narigheid op deze aardkloot dan voor die duw.

Veel opbeurender is de show van Tony Allen, de legendarische Nigeriaanse muzikant die met Fela Kuti het geluid van afrobeat heeft gevormd. Brian Eno noemde hem de allerbeste drummer ter wereld, en het zal geen wonder zijn dat de partijen van Allen ook vaak zijn weg vinden naar de dansvloer: bijvoorbeeld in die heerlijke Theo Parrish-rework, en die keer dat Job Jobse in de X-Ray een Ricardo Villalobos & Max Loderbauer-remix draaide.

Advertentie

De inmiddels 75-jarige Allen zelf zit met glitterpetje en luipaardshirt achter zijn drumstel voor een prettig lome afrobeat-set. Hij drumt met een speelse lichtheid, en aait zijn snaredrum zo'n beetje. Het is het goed soort luie timing, zouden collega-drummers zeggen, net een beetje na de tel. Met een beetje verbeelding mag je de show zelfs druggy noemen, volgens mij namen twee gasten naast me net een halfje en dat snap ik best. Met wat knip-en-plakwerk hadden z'n zweterigste grooves ook op een Moodymann-verzamelaar kunnen staan. Hoogtepunt vormt Amp Fiddler, de toetsenist die een dag later zelf op Dekmantel zal spelen, en nu met keytar op het podium wordt getrokken voor een scheurende solo. Maar het is toch vooral Tony Allen die hard wordt toegejuicht. Zo vet om te zien hoe het festival oude helden nog eens aan een jong en gretig publiek presenteert.

Als toetje presenteert James Holden zijn nieuwe band in Muziekgebouw aan 't IJ. Ex-dj, noemt de Britse jongen zichzelf inmiddels, want sinds zijn album The Inheritors uit 2013 kruipt hij steeds meer richting de krautrock, kosmische jazz en elektronische experimenten. Vandaag geeft hij een voorproefje van zijn nieuwe album met twee blazers, een drummer en een extra percussionist die vooral met belletjes en triangels in de weer is. Holden zelf zit in kleermakerszit op een kleedje, bijna als een mediterende monnik, met een modulaire synthesizer voor zich en zijn aura achter hem op een groot scherm geprojecteerd.

De show is vrij, soms pulserend en duister en dan weer emotioneel, klein en bloedstollend mooi. Gelukkig is er ook nog wat ruimte voor oud werk, waaronder The Caterpillar's Intervention en prijsnummer Renata, met een alsmaar aanzwellende arpeggio en doordenderende drums. Wanneer de blazers na acht minuten ook invallen en het licht aanzwelt, gaan de vuisten de lucht zoals op de beste clubnacht. Een fantastisch, bijna bevrijdend gevoel. Zo goed viel de muziek van Holden live nog nooit op zijn plek.

Zoals ook de allerbeste dj-set een geschiedenisles kan zijn (zonder belerend te zijn) en een avontuur vormt langs de rafelrandjes van wat dansbaar is, zo was de openingsavond van Dekmantel dat ook. En dan is het echte festival nog niet eens begonnen, tsjongejonge.