FYI.

This story is over 5 years old.

Het Superkawaii!-Issue

Dit feest is gestoord!

Wat ze ook voor psychische aandoening hebben, op de dansvloer zijn alle patiënten hetzelfde.

Op de tweede woensdag van de maand verandert Klinikum Wahrendorff, een psychiatrisch ziekenhuis in de Duitse plaats Köthenwald, in de meest onwaarschijnlijke disco ter wereld. De gedeelde huiskamer wordt uitgeruimd en omgetoverd tot een dansvloer. Mensen trekken uitgaanskleding aan, drinken, flirten, maken ruzie en gaan los. Het enige grote verschil met een doorsnee discotheek is het beleid aan de deur. Het is niet makkelijk om je in een gewone club een weg naar buiten te banen, maar het is nog veel moeilijker om weg te komen uit Wahrendorff.

Advertentie

Ik kom binnen voordat het feest losbarst. Twee lichtmachines projecteren blauwe, rode, gele en groene patronen op de vloer en de ramen zijn bedekt met lange, rode gordijnen. Het zou zomaar de set van een B-film uit de jaren '80 kunnen zijn, hoewel ik niet het vermoeden heb dat men hier enig besef van tijd heeft. Terwijl ik om me heen kijk in de verlaten ruimte probeer ik me voor te stellen hoe het er hier over dertig minuten uit gaat zien, op het moment dat 200 patiënten samensmelten tot een pulserende en dansende massa. Ineens begint de bas te dreunen. Ik herken het liedje half, het is een nummer van Lady Gaga. Een gepaste keuze voor een soundcheck in een gekkenhuis. Achter de dansvloer staan tafels met daarop plastic borden vol pretzels, chips en andere snacks. Het doet me denken aan een kruising tussen een dorpsdisco en een tienerverjaardag.

Net als in 'normale' bars en clubs, heeft niet iedereen zin om te dansen. 

Al snel kom ik erachter dat psychiatrische patiënten op dezelfde manier de dansvloer opgaan als niet-psychiatrische patiënten. Eerst langzaam en voorzichtig en dan ineens allemaal tegelijk, als er een nummer gedraaid wordt waar veel mensen van houden. Het duurt niet lang voordat het feest in volle gang is. De patiënten komen op de muziek af als hongerige haaien op een bloederig stuk vlees.

De dj van vanavond is Sabine Wenzel, het hoofd van het woongedeelte van de inrichting. Ze is de coolste hoofdzuster ooit en gaat achter haar simpele draaitafel helemaal op in de muziek. De aanwezigen doen precies hetzelfde. Eén van hen is Johnny, een zestigjarige schizofrene man met dunner wordend haar en vieze brilglazen, die afwisselend luid meezingt en opgetogen met zijn tanden knarst. Ik vraag me af wat zich zich in zijn hoofd afspeelt. “Niemand zorgt voor me, niemand wil me,” zegt hij, voordat hij me toefluistert dat iemand zijn eten vergiftigd heeft en dat dat zijn ziekte heeft veroorzaakt. Hij vertelt me ook dat hij sinds zijn jeugd in psychiatrische inrichtingen zit en dat hij inmiddels niet meer alleen kan wonen. “Ik wil niet naar buiten, het is daar vreselijk,” vindt hij. “Hier binnen is het net Woodstock. Ik weet niet precies wat hij daarmee bedoelt, maar ik moet wel steeds denken aan de gevangenen uit One Flew over the Cuckoo's Nest, die de veiligheid en steriliteit van het ziekenhuis verkiezen boven de boze buitenwereld. Al betwijfel ik of Randle McMurphy Johnny zou kunnen genezen. Terwijl we aan het praten zijn vertrekt zijn gezicht ineens, alsof hij een hap uit een citroen heeft genomen, en begint hij me in groot detail over zijn waanideeën te vertellen. Zo beweert hij dat hij ooit een pedofielennetwerk heeft geïnfiltreerd, met als resultaat het inrammen van de voordeur van een kerel die zich binnen op kinderfoto's aan het aftrekken was. Johnny spuugt bij het praten en mijn gezicht wordt met ieder woord natter. Dan verliest hij ineens de interesse in ons gesprek en schreeuwt hij “Muziek, graag!”, om vervolgens terug te hobbelen naar de dansvloer. Het feest is inmiddels in volle gang en de kamer is een zee van zwetende lichamen.

Advertentie

Wat ze ook voor psychische aandoening hebben, op de dansvloer zijn alle patiënten hetzelfde.

Afgezien van een paar patiënten met acute problemen die maar kort opgenomen worden, wonen er zo'n 1.000 mensen van achttien jaar en ouder permanent in Wahrendorff. De meesten zijn hier op bevel van de rechter en gaan voorlopig nergens naartoe.

Voordat het feest begon gaf Sabine me een rondleiding door het ziekenhuis, terwijl ze non-stop aan een elektronische sigaret met een gloeiende punt zoog. Toen we bij de zwaarbewaakte afdeling kwamen, had ik het gevoel dat ik in een spookhuis was. Zwaar gedrogeerde, wazig kijkende mensen met grauwe gezichten en hangende schouders schuifelden door de gangen. De kleurige schilderijen aan de muur waren geschilderd door patiënten en werden verlicht door de tl-buizen in het plafond. De dagen van eenzame opsluiting en dwangbuizen zijn allang voorbij en de gemeenschappelijke kamer zag er best gezellig uit, maar toch kreeg ik de rillingen van de afdeling. Het ziekenhuis is bezig een kamer van vloer tot plafond met kussens te bekleden, vertelt Sabine me. “Gek zijn is hier leuk.” Als hoofd van de woonafdeling heeft Sabine veel controle over de patiënten, maar als dj heeft ze een stuk minder autoriteit. Op het moment dat ze voor de zoveelste keer een serie Duitse hits opzet, schreeuwt iemand “Fuck de DJ!” Iedereen heeft een mening, zelfs in het gekkenhuis. Het feest heeft zijn kookpunt bereikt, en ondanks de kritische schreeuwer danst iedereen nu. Zelfs mijn fotografe Tanja staat op de dansvloer en ze is totaal niet bang voor de patiënten.

Advertentie

Het is niet heel verrassend dat veel patiënten hun eigen, persoonlijke ritme aanhouden tijdens het dansen.  Het lukt mij maar niet om me te ontspannen. Ik sta vol schaamte aan de rand van de dansvloer en ik voel me de meest gênante voyeur ooit. Ik wou dat ik grote sigaren rookte, zodat ik me kon verschuilen achter een dikke rookwolk. Het zien van zoveel zieke mensen geeft me een week gevoel in mijn maag. Plotseling merk ik dat iemand me van achteren benadert. Een enorm dikke vrouw met een klompvoet plant een kus op mijn wang en begint zachtjes aan me te knabbelen, alsof ze een moederkat is en ik haar kitten ben. Ik begin nu echt bang te worden en maak me uit de voeten terwijl ik mijn gezicht afdroog met mijn trui. Hoewel gasten als mevrouw de moederkat duidelijk in een totaal andere wereld leven dan ik, zijn er ook mensen die volledig normaal lijken. Zo is er Nadja, een jonge vrouw met een borderline persoonlijkheidsstoornis. Deze aandoening gaat gepaard met enorme stemmingswisselingen en dusdanig impulsief gedrag dat het relaties volledig kan verwoesten, al zou je dat op het eerste gezicht totaal niet achter haar zoeken.  Op het hoogtepunt van het feest vormen de gasten een pulserende, dansende massa.

Nadja glimlacht regelmatig tijdens ons gesprek. Ze vindt het leuk om geïnterviewd te worden en giechelt als ze me vertelt dat ze de muziek die Sabine draait niet zo leuk vindt. Ze houdt meer van hiphop en techno, legt ze uit. Nadja is zo charmant, welbespraakt en leuk en ze heeft zo'n mooi gezichtje dat ik me afvraag of ze wel echt ziek is. Dan vertelt ze me dat ze als kind seksueel misbruikt is en dat dat de oorzaak van haar ziekte is. Ze heeft heel lang aan zelfmoord gedacht, maar daar is ze inmiddels overheen. Ze sneed ook in zichzelf met een scheermesje. “Maar niet heel diep, ik had nooit hechtingen nodig,” legt ze uit, alsof in jezelf snijden de normaalste zaak van de wereld is. Nadja woonde eerst in de zwaarbeveiligde afdeling van het ziekenhuis, maar is in februari overgeplaatst naar een open afdeling. Ze kon heel lang niet naar school, maar is nu van plan om haar diploma te halen. “Ik zou heel graag met zieke kinderen willen werken. Met ze gaan wandelen, ze voorlezen, dat soort dingen.” Ze voegt eraan toe dat ze graag een gezin zou willen, maar dan alleen met een man die haar niet constant aanraakt en niet te vaak seks wil. Sabine draait ondertussen goedkope techno. Zes jaar geleden organiseerde ze deze avond voor het eerst, vlak nadat ze bij Wahrendorff was aangenomen. Inmiddels is het evenement een maandelijks hoogtepunt in de verder vrij lege agenda van haar patiënten. Er is ook iedere maand een filmavond, maar daar komen een stuk minder mensen op af. Het is niet moeilijk te raden waarom de disco zo populair is: het is een imitatie van het echte leven, zoals dat zich buiten de muren van dit ziekenhuis afspeelt. Een uitsmijter staat bij de deur en stempelt handen: blauw voor de open afdeling, rood voor de bewoners van de zwaarbeveiligde vleugel die de disco niet zomaar mogen verlaten. Jonge jongens met gierende hormonen drinken alcoholvrije biertjes en laten hun ogen over de zweterige dansvloer glijden. Af en toe breekt er ergens een gevecht uit, net als in iedere andere club, en één op de zoveel gasten probeert drugs naar binnen te smokkelen die niet door een arts is voorgeschreven. Natuurlijk wordt er ook geflirt en dat leidt af en toe zelfs tot iets serieus. In Wahrendorff mogen patiënten die een relatie hebben met elkaar samenwonen en het ziekenhuis verstrekt zelfs voorbehoedsmiddelen en geeft informatie over geslachtsziektes. “Onze patiënten hebben recht op liefde en seksualiteit,” vindt Sabine.

Advertentie

Markus heeft hiv en is psychotisch, maar dat weerhoudt hem er niet van om te feesten. 

Ik kijk rond op de dansvloer en zie de 21-jarige Sandra Brandt, een zuster in opleiding, dansen met Markus, een 44-jarige patiënt die er flamboyant uitziet in zijn rode stretchbroek en een geruit overhemd. Op zijn gezicht prijkt een grote lach, waarbij hij al zijn tanden laat zien. Hij draait de zuster in de rondte en geeft John Travolta daarbij het nakijken. Markus lijdt aan een drugspsychose. Soms gaat de psychose weg nadat hij een tijd behandeld is, maar soms ook niet. Markus stemt direct toe met een interview en we proosten. Het is meteen duidelijk dat we elkaar mogen, maar ik kom er al snel achter dat het moeilijk is om met hem te praten. Zijn spraakvermogen is aangetast en hij klinkt als een kleuter met een mond vol snoep die op luide toon iets heel belangrijks probeert te verkondigen. Sandra begrijpt wat hij zegt en treedt op als mijn vertaler. Ze legt uit dat Markus in de Spaanse plaats Mallorca eigenaar was van een bar. Hij hield toen ook al van dansen. “Hij was altijd in de clubs te vinden en slikte een hoop LSD.” Markus is homo en raakt in 1993 geïnfecteerd met hiv. Zijn psychose en de hiv knagen aan zijn hersenen, maar hij is nog steeds even beweeglijk, alert, hongerig en klaar voor het leven als hij vroeger was. “Kom op, laten we weer gaan dansen,” zegt hij in zijn eigen unieke taaltje. Sandra knikt en ze gaan samen de dansvloer weer op.

Ik begin me iets meer te ontspannen. Markus is een goed voorbeeld van een patiënt die positief in het leven staat, ondanks zijn ziekte. Hij ziet iedere nieuwe dag als een avontuur. De bewoners van het ziekenhuis zijn niet besmettelijk of compleet afgeschermd van de buitenwereld. Wahrendorff is niet alleen één van de belangrijkste werkgevers in de wijde omtrek, de instelling is ook verrassend goed geïntegreerd in de gemeenschap. Ieder jaar worden er in september jazzfestivals georganiseerd waar patiënten en bewoners van de omringende dorpjes met elkaar in contact kunnen komen. De gekken en de iets minder gekken genieten er samen van de muziek.

Nicole is 22 en lijdt aan het Münchausen-syndroom. 

Het feest loopt nu op zijn einde en om me heen zie ik weer een overeenkomst met de buitenwereld: Wahrendorffs equivalent van het moment waarop je in een doorsnee club wanhopig om je heen zou kijken, op zoek naar een laatste kans op een one night stand. De pompende techno heeft plaatsgemaakt voor romantische muziek. Sommige patiënten wiegen heen en weer op hun stoel, anderen zingen mee. Niemand schuifelt. Een man stampt met zijn linkervoet en dan met zijn rechter, als een slaperig babyolifantje. De tafel met snacks ziet eruit als een slagveld. Bij de bar ontmoet ik de 22-jarige Nicole. Ze is klein, heeft blauwe ogen en draagt make-up en een zoetig, bitter parfum. Ze zou bij iedere gewone club zo binnen worden gelaten, maar ze zit hier omdat ze aan Münchausen leidt. Mensen met dit syndroom zijn fysiek gezond, maar doen alsof ze ziektes hebben en imiteren de symptomen, meestal om aandacht te krijgen. Ze wil me niet precies vertellen met welke nepziekte ze voor het laatst in het ziekenhuis was, maar ze geeft direct toe dat hij verzonnen was. Ze kijkt me aan en op haar gezicht prijkt de normaalste glimlach ter wereld. De ziektes van de andere patiënten hier zijn vaak een stuk minder subtiel en ik vraag haar hoe ze daarmee omgaat. “Het was in het begin wel raar, maar nu ben ik blij dat ik hier ben.” Ze is gewend aan mensen die er een beetje vreemd uitzien. Hoe onschuldig Nicole ook overkomt, ze zit nog steeds in de zwaarbeveiligde vleugel en moest laatst met geweld onder controle woren gehouden toen ze net deed alsof ze stuiptrekkingen had. Toen ze net in Wahrendorff was opgenomen, duwde ze één van de zusters en probeerde ze weg te rennen. Nicole denkt dat ze haar ziekte in haar jeugd heeft opgelopen. Haar ouders hadden vaak ruzie en lieten haar veel alleen thuis achter met het huishouden. Op een gegeven moment werd het haar allemaal te veel en ging ze niet meer naar school. Ze denkt dat ze tot tenminste 2013 in het ziekenhuis zal blijven. Daarna wil ze haar diploma halen zodat ze bejaardenverzorgster kan worden, haar droomberoep. Ze wil op dit moment geen enkel contact met haar ouders. Voordat ze weer richting de dansvloer loopt, wijst Nicole naar mijn ring en vraagt ze of ik getrouwd ben. Ben ik haar laatste, wanhopige optie van de avond? Voordat ik vertrek vraag ik aan één van de mannelijke verzorgers, die vanavond de rol van uitsmijter op zich heeft genomen, of er tijdens het feest veel problemen zijn geweest. Nee hoor, vertelt hij me. Afgezien van wat ontsnappingspogingen ging alles prima. “100% controle hebben is onmogelijk,” zegt hij, en voegt daaraan toe dat er vast wel een patiënt is die een echt biertje mee naar binnen heeft gesmokkeld. Dat gebeurt wel vaker en verbaast hem niks. “Ik vind het fijn om de patiënten hier te zien. Het is zo'n andere omgeving. Ze zijn hier echt gelukkig.” Onderweg terug naar de gemeenschappelijke ruimte komt de avond tot een climactisch einde. De dikke vrouw met de klompvoet heeft me weer gevonden en buigt zich richting mijn kruis. Ze heeft haar lippen opgetrokken en is klaar om te knabbelen. Het bloed stijgt naar mijn hoofd en ik ontsnap ternauwernood aan haar bijtgrage mond. Terwijl ik me uit de voeten maak, kijkt ze me na met grote, wilde ogen. Ze schudt met haar borsten, die wiebelen als twee enorme drilpuddingen. Ze heeft gewonnen: ik ben echt heel erg bang. Dan is het tijd voor het moment waar iedereen op een goed feestje tegenop kijkt. Het is afgelopen. De lichten gaan aan en de patiënten keren terug naar hun afdelingen. Aan het einde van ieder feestje zet Sabine  hetzelfde nummer op: het zoetsappige 'Born to Live' van de Duitse band Unheilig. Volgens haar betekent de tekst veel voor de meeste patiënten. “We zijn geboren om te leven / voor de eeuwigheid / We zijn geboren om te leven / voor dat ene moment / waarop iedereen kan zien / hoe kostbaar het leven is.”