Ik maakte beats voor Saddam Hoessein
Alle foto's door Sebastian Castelier

FYI.

This story is over 5 years old.

Muziek

Ik maakte beats voor Saddam Hoessein

In 2003 werd Nasrat Al-Bader door de Iraakse dictator gedwongen om oorlogsliederen te maken. Uiteindelijk werd hij de meest invloedrijke rapper en producer van het land.

Op een televisiescherm zie ik een man met een halflege fles champagne zwaaien, gehuld in een open overhemd, witte broek en gouden ketting. Deze man heet Nasrat Al-Bader, en hij lijkt bijzonder veel op de Franse rapper Lacrim in zijn video voor A.W.A.. Hij steekt een sigaret op en bevestigt het: “Die gast lijkt op mij, maar voor de camera ben ik veel knapper.” Al-Baders gezicht zit vol met vouwen, zijn gezicht laat niet veel emotie zien en de wallen onder zijn ogen steken naar voren. Hij is 37 jaar oud en bracht daar geen enkel jaar van door in de gevangenis, in tegenstelling tot zijn dubbelganger Lacrim. Toch heeft deze invloedrijke muzikant binnen de Iraakse muziek een hobbeliger pad gevolgd dan de Franse rapper.

Advertentie

De beatmaker van Saddam
De studio van Al-Bader bevindt zich in het noordoosten van Bagdad. Je komt er via een donkere straat, die wordt bewaakt door bewapende officieren. “De overheid wil me bodyguards geven, maar dat hoeft voor mij niet, ik heb ze niet nodig. Iedereen in dit land mag me graag,” beweert hij. Maar toch wordt Al-Bader al heel zijn hele leven achtervolgd door de dood. Toen hij 23 jaar was, werd Bagdad door de Verenigde Staten gebombardeerd. De Arabische Socialistische Partij, Ba’ath, zette toen een pistool op zijn slaap en dwong hem om voor hen te werken. Hij was toen net afgestudeerd aan de Universiteit van Bagdad. “In de jaren 2000 vluchtten veel Iraakse muzikanten uit Irak, omdat ze bang waren voor een oorlog,” herinnert hij zich. Bij de eerste bombardementen liep Bagdad leeg. “Saddam Hoessein had propagandavideo’s en oorlogsliederen nodig om het leger en de bevolking aan te moedigen in hun strijd tegen de Amerikanen. Helaas konden zijn inlichtingendiensten niemand vinden die geschikt was.” En zo werd Studio Hikmet opgericht.

Nasrat Al-Bader, vijftien jaar geleden, toen hij door Saddam Hussein werd gedwongen om voor Studio Hikmat te werken. Foto door Sebastian Castelier

Samen met een handvol zangers had Al-Bader het doel om honderd stukken te componeren, die dan op de nationale televisie en radio afgespeeld werden. Onder toenemend toezicht van bewapende Ba’ath-partijleden werd iedereen gedwongen om muziek te maken, ondanks het lawaai van de bombardementen. “Omdat de studio tegenover een paleis van Saddam Hoessein stond, hoorden we dag en nacht bommen vallen.” Op bevel van de Iraakse leider zaten Al-Bader en zijn collega’s vast in de studio. “We sliepen allemaal daar. Saddam Hoessein had ervoor gezorgd dat we daar moesten blijven tot nader order,” herinnert hij zich.

Advertentie

Whisky en koekjes
In Studio Hikmat raakte Al-Bader verslaafd aan alcohol. Tegenover de studio stond namelijk een kraampje waar flessen whisky werden verkocht, die hij veelvuldig aanschafte. De jonge beatmaker was ieder uur van de dag dronken. Een noodzakelijkheid, wat hem betreft. “Ik verdunde mijn glazen whisky met water en dronk de ene na de andere om het geluid van de bombardementen te vergeten. Soms zat ik tegen een coma aan.” Terwijl hij dit zegt kijkt hij naar een lege wodkafles in de vorm van een Kalasjnikov. Na een maand had de kleine groep gevangenen de honderd stukken die van hen geëist waren af. Er viel geen bom op Studio Hikmat.

In zijn studio in Bagdad laat Nasrat Al-Bader ons een vijftien jaar oude video zien die hij zelf nog gemonteerd heeft toen hij propagandavideo’s moest maken, een paar weken voor de val van Saddam Hoessein op 9 april 2003. Foto door Sebastian Castelier.

Maar buiten werd de situatie erger. Het Irakese leger was bijna vermorzeld en de bombardementen werden heviger. De beruchte Mohammed Saïd al-Sahhaf, Hoesseins wrede minister van Informatie, vluchtte naar de studio met zijn twaalf bodyguards. Weer werd Al-Bader gedwongen om muziek te maken, ditmaal voor de alom gevreesde minister die al zijn geloofwaardigheid zou verliezen: Sahhaf beledigde de Amerikaanse soldaten zoals een rapper dat zou doen. Hij noemde ze woestijndieren, zwendelaars, kolonialisten en racisten.

“Hij zei dat zijn leger tegen de Amerikanen vocht, dat ze Amerikaanse vliegtuigen en tanks hadden beschoten. Dit terwijl bijna niemand wist dat hij met mij verscholen zat en geen voet buiten de deur zette,” glimlacht Al-Bader.

De tijd verstreek en op een gegeven moment vluchtten de bodyguards van de minister allemaal de studio uit. De voedselvoorraad begon op te raken. Op het einde waren er alleen nog een paar pakjes met koekjes over. “We konden niet naar buiten. De Amerikanen, het volk of de bommen hadden ons vermoord,” zegt Al-Bader. “Op een zekere dag had ik erg veel honger. Ik ging naar de reserve en de man die de leiding had zei me dat die klootzak Sahhaf zichzelf binnen had opgesloten zodat hij alle koekjes zelf op kon eten,” lacht hij.

Advertentie

Nasrat Al-Bader in zijn studio in Bagdad. Foto door Sebastian Castelier.

Buiten was de oorlog eindelijk afgelopen. Een grote groep mensen kwam aan bij Studio Hikmat. Zij eisten het hoofd van de minister. Al-Bader gaf wat radioapparatuur aan ze, maar niet de man die hem al meer dan een maand gevangen hield. “Wat er daarna van hem terechtgekomen is? Nou, hij leeft nog steeds. Zijn familie is naar de Verenigde Arabische Emiraten gevlucht en hij is ze achterna gegaan,” zegt hij met een glimlach. Hij koestert geen wrok.

“Ik haatte ze en ik was bang.”
Na ruim een maand kwam de zanger weer buiten. Bagdad was verwoest. Zijn familie was succesvol gevlucht naar het noorden van het land, maar daar kon hij niet komen. Opnieuw moest hij zijn intrek nemen in Studio Hikmat. Dit keer wachtten er nieuwe mannen op hem, die net zo gevaarlijk waren als hun voorgangers. “Hiervoor, onder Saddam Hoessein, hadden de zangers altijd nette kleding aan. Na het regime werden het religieuze mannen. Zij wilden zich bemoeien met Irakese muziek en een nieuwe vorm van propaganda creëren. De mannen waren onderdeel van het Mahdi-leger, een Sjiitische islamitische militie. Ze vroegen me om twee islamitische melodieën te maken.

Opnieuw had Al-Bader weinig keus, maar toen iemand hem de teksten bracht sprong hij op van zijn stoel en ging aan het werk. De teksten waren grove beledigingen naar Saddam Hoessein, terwijl Ayatollah Khomeini de hemel in geprezen werd, de voormalige vijand van het regime. “Ik had een maand lang muziek gemaakt die Saddam de hemel in prees. Vijftien dagen later moest ik muziek maken bij teksten die zeiden dat hij dood mocht vallen. Ik vroeg aan de studiomanager of het wel redelijk was om dit te doen, aangezien de aanhangers van Hoessein nog steeds in Bagdad waren en ze ons hadden kunnen vermoorden. Het was pas vijftien dagen sinds hij zijn macht verloor, dus reken maar dat ik bang was.”

Advertentie

Nasrat Al-Bader in zijn studio in Bagdad. Foto door Sebastian Castelier.

De bevolking was bang en vroeg zich af of Hoessein terug zou komen. Maar ondanks alles was Al-Bader vastbesloten om muziek te maken voor de Sjiitische Daawa-partij. Ondertussen was er een probleem: hij had geen toegang meer tot alcohol. De whiskyverkoper werd kort na de aankomst van de religieuze mannen vermoord. “Ik haatte ze en ik was bang. Ik had die alcohol nodig en dat was duidelijk te zien. Ze zagen dat ik ontwenningsverschijnselen had. Ik zei tegen ze dat ik zonder drank niet kon werken. Omdat ze me nodig hadden lieten ze me drinken,” herinnert hij zich terwijl hij nog altijd sigaretten aan het paffen is. Deze ervaring zou zeven maanden duren, waarna de muzikant naar Damascus zou vertrekken, de hoofdstad van Syrië. Daar zou hij opnieuw leren slapen – en leven zonder te drinken.

Vier miljoen dollar
In Damascus ging Al-Bader door met zijn muziek. Hij maakte beroemde nummers waarop hij zowel zingt als rapt. De Amerikanen pakte hij hardhandig aan. Hij riep via zijn muziek mensen op om zich te verzetten tegen de binnendringer. “Een vredig verzet, natuurlijk. In die tijd konden we de mariniers niet benaderen. We konden niet met ze praten uit angst om vermoord te worden,” zucht hij. De Irakese staat van Nouri al-Maliki – een Sjiitische leider die door de Amerikanen aan de macht was gebracht nadat zij zich van de Soennieten hadden afgesplitst – zette de zanger op een zwarte lijst van terroristen die omgebracht moesten worden. “Ze belden mijn familie om te zeggen dat als ik niet zou stoppen, ze hen allemaal gevangen zouden nemen.” Vanuit zijn ballingschap in Syrië steeg de populariteit van de jonge artiest. Zijn toegewijde woorden over de oorlog hadden een direct effect op de nasleep in Irak. “Op een dag belde Nouri al-Maliki me persoonlijk op om te vragen of ik terug wilde komen. Hij zou me van de zwarte lijst afhalen en mij vier miljoen dollar geven. In ruil daarvoor moest ik een nummer maken waarin ik de Irakezen in ballingschap opriep om terug te keren.” Dit was in 2008, vlak voor de provinciale verkiezingen. Irak moest een eenheid worden. De zanger nam het risico en keerde terug, ondanks de mogelijkheid dat het een valstrik was. Zijn terugkomst in Bagdad was een triomf. Hij werd bezocht door leden van politieke partijen die wilden dat hij deelnam aan hun campagnes. Dat weigerde Al-Bader. Hij maakte zoals beloofd één videoclip waarin hij opriep om een einde te maken aan terrorisme en een regering in te stellen die gelijk was aan de schoonheid van Irak.

Nasrat Al-Bader in zijn studio in Bagdad. Foto door Sebastian Castelier.

Tien jaar later is de bloederige burgeroorlog slechts een herinnering, en zijn de aanvallen in Bagdad zeldzamer geworden. Tegenwoordig zijn de problemen van de artiest iets minder ernstig. Al-Bader lanceert nu de carrières van jonge talenten. Sommigen daarvan willen hun meester voorbij gaan en dagen hem zelfs uit. “Sommige jonge zangers die ik beroemd heb gemaakt probeerden me aan te vallen om beter te worden dan ik, ook al had ik ze gebracht waar ze stonden. Ze doen het alleen maar voor de meisjes en het geld,” zucht hij. Eén van zijn vrienden duwt de deur open, zijn hand vol met contracten en cheques met meerdere nullen die de baas moet tekenen. “Ik had ook wat problemen met de oudere generatie, maar vandaag de dag komen ze naar me toe omdat ik geld heb en de beste muziek van het land maak. Ik ben het pronkstuk in Irak en dat begrijpen ze eindelijk. Niemand kan iets negatiefs over me zeggen of problemen veroorzaken.” Een beef tussen twee populaire rappers? Ondenkbaar in Irak. “Ze moeten die spanning creëren zodat hun fans hun cd’s kopen. Maar hier werkt dat niet omdat Bagdad toch al 24 uur per dag gespannen is,’’ lacht hij.