Stalbrand
Afbeelding door fotoandrius, via Getty Images
Dierenleed

Hoe kan het dat er nog steeds zoveel dieren sterven door stalbranden?

In de afgelopen 8 jaar zijn er een miljoen dieren levend verbrand. Wat kunnen we doen om dit te voorkomen?

Maandagmiddag stierven er meer dan 24.000 kippen in een stalbrand in Gelderland. Vorige maand kwamen er duizend varkens om het leven toen er een varkensstal in de fik vloog. En de maand daarvoor kwamen er bij een stalbrand 8.000 kalkoenkuikens om het leven. Je zou denken dat 2020 een vervloekt jaar is voor de landbouwindustrie, maar stalbranden zijn al jarenlang een groot probleem.

Gemiddeld zijn er dertig stalbranden per jaar. Omdat er 24.000 veehouderijen zijn, valt dat procentueel gezien misschien mee, maar het aantal dieren dat door brand omkwam is hallucinant: vorig jaar alleen al meer dan 175.000. In de laatste acht jaar stierven er zo’n miljoen dieren in een vuurzee, iets wat volgens onderzoeksplatform Investico vooral te wijten is aan onveilige megastallen.

Advertentie

Dat dit een probleem is, erkent ook de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO). Samen met onder andere de brandweer, het Verbond van Verzekeraars en de Dierenbescherming startten ze in 2012 een actieplan om te kijken hoe ze het aantal stalbranden kunnen terugdringen. Daarin werd gepleit voor betere brandveiligheid en betere registratie van stalbranden. Ondanks die plannen sterven er nog steeds tienduizenden dieren per jaar in stalbranden. Hoe kan dat? En is er iets tegen te doen?

Volgens Niels Dorland, woordvoerder van de Dierenbescherming, moeten we vooral af van de veehouderij zoals die nu bestaat. “Alle ellende in slachthuizen, branden in de stallen en ziektes onder dieren, zijn symptomen van een failliet systeem, dat erop gericht is om dieren zo goedkoop en massaal mogelijk te produceren,” vertelt hij. “En dan wordt er op van alles bespaard, waaronder op brandveiligheid.”

Ook op de boeren heeft zo’n stalbrand een grote impact. “Het zijn vaak gezinsbedrijven die al generaties bestaan en dan in een keer verloren gaan,” zegt Alfred Jansen, portefeuillehouder Veiligheid en Pacht van LTO Nederland. “Het is traumatiserend voor zo’n boer en z’n gezin, ook omdat je een band hebt met de omgekomen dieren. Het maakt je onzeker om verder te gaan in de branche, omdat je altijd denkt dat je niets zal overkomen tot je in een klap alles verliest.”

Volgens Dorland zijn er verschillende oplossingen te bedenken. Als voorbeeld vertelt hij over een Limburgse varkensstal waar de dieren overdag naar buiten konden. Toen daar brand werd gesticht, liepen de dieren gewoon naar buiten, en bleven ze allemaal in leven. “En wat Investico lijkt te hebben ontdekt, is dat grotere stallen gemakkelijker in de fik lijken te vliegen. We roepen al jaren: kap met die megastallen, want als daar brand uitbreekt, is het aantal slachtoffers veel groter,” zegt hij.

Advertentie

Jansen denkt dat de verandering vooral moet zitten in hoe nieuwe stallen gebouwd worden, namelijk op een groter oppervlakte, zodat ze verder van elkaar af kunnen staan. Voor de oude stallen ligt de zaak volgens hem complexer. “Veel hebben we al veranderd in zulke stallen. Zo moesten de emissies beperkt worden, en daardoor is meer techniek in die oude stallen gekomen. Dat kan gevolgen hebben voor de brandveiligheid,” zegt hij. “Het is lastig om daar een nieuw evenwicht in te vinden.” Volgens Jansen zijn er In 2018 en 2019 flink wat keuringen op elektra uitgevoerd. “Daarbij werd de elektrische installatie door een onafhankelijke partij volledig gekeurd. Een heleboel stallen hebben eventuele tekortkomingen ook al verholpen,” zegt hij.

Ondanks deze maatregelen die Jansen noemt, kwamen er afgelopen maandag toch weer 24.000 kippen om het leven in een brand. Volgens Dorland heeft dat vooral te maken met geld, en dan met name het geld dat jij en ik bereid zijn te betalen voor een stukje vlees.

“Statistisch gezien is het risico dat jouw stal in brand vliegt klein. Ik kan me inbeelden dat een boer denkt: is dat deze investering waard, met de kleine kans dat dit me overkomt?” zegt Dorland. Zoals alles in de wereld, wordt dit vraagstuk vooral gedomineerd door: wat mag het kosten? En wie betaalt ervoor?

“De oplossing zou zijn om gewoon de kosten door te berekenen aan de consument,” zegt hij. “We hebben allemaal de mond vol over stalbranden en misstanden in het slachthuis, maar de consument realiseert zich niet dat-ie daar mede schuldig aan is. Je kunt niet van een boer verwachten dat-ie iedere keer meer investeert in maatregelen, als de consument of de retailer niet bereid is daar een eerlijke prijs voor te betalen.”

Jansen is het hiermee eens. Volgens hem is het belangrijk om de vergoeding die boeren voor hun werk en investeringen krijgen te verbeteren, zodat ze de nodige veranderingen daadwerkelijk kunnen doorvoeren. “De veehouderij is ontstaan als behoefte van de consument, namelijk zoveel mogelijk vlees voor zo min mogelijk geld,” vertelt hij. “We zien dat het moeilijk is om verbetering door te voeren in de vleesindustrie en die kosten vervolgens door te berekenen aan de consument, omdat de retailer een monopoliepositie heeft en de vleesprijzen bepaalt.”

Uiteindelijk zijn stalbranden het gevolg van een systeem: we consumeren massaal spotgoedkoop vlees en verbazen ons vervolgens over de erbarmelijke omstandigheden waarin dieren zich bevinden. Het is aan de landbouwsector, retailers en de consument om dit systeem grondig aan te pakken. “We hebben in Nederland gewoon een veehouderij die gericht is op bulkproductie, waarbij we zeventig procent nog eens exporteren ook,” vertelt Dorland. “Zoveel productie in een klein landje, op een klein oppervlak, met goedkope materialen – dat is vragen om ellende.”