Kuba Dabrowski wil de realiteit van lippenstiftreclames documenteren

FYI.

This story is over 5 years old.

Fotos

Kuba Dabrowski wil de realiteit van lippenstiftreclames documenteren

Zijn foto's gaan om dat moment dat je leven in een film verandert.

In eerste instantie had Kuba Dabrowski 2000 foto’s voor zijn expositie in Warschau uitgekozen. Al snel wist hij dat hij zijn verzameling naar 160 terug moest brengen, want duizenden foto’s in een tentoonstelling proppen is gekkenwerk.

Kuba heeft een realistische hoeveelheid foto’s uitgekozen, maar niet de portretten van artiesten of politici waar hij bekend mee werd. Zijn selectie is een collectie dagelijkse beelden van zijn vrienden, familie en de dingen die hij tegenkomt als hij door Warschau loopt.

Advertentie

Ik sprak met hem over hoe hij tot fotograferen gekomen is en  waarom foto’s van de vleeswarenafdeling van de buurtsuper net zo interessant zijn als foto’s van historische gebeurtenissen.

VICE: Hoe oud was je toen je voor het eerst een foto nam?
Kuba Dabrowski: Zes, denk ik. Mijn ouders zijn ingenieurs en gespecialiseerd in elektriciteit en technologie. Ik kreeg mijn eerste Smena van hen. Ze gaven het me niet zodat ik er creatief mee kon zijn of op een andere manier naar de wereld kon kijken, maar om me te leren hoe een lens werkt, hoe het diafragma en de sluitertijd elkaar beïnvloeden. Ze wilden dat ik gewend raakte aan technologie. Fotografie betekende toen nog niet zoveel voor me.

En wanneer begon je alles wat je zag te fotograferen?
We woonden in een flat. Mijn opa Józek kwam altijd langs om de hond uit te laten en hij had de gewoonte om elke dag naar de markt te gaan. Hij vond daar altijd allemaal verschillende schatten. Op een dag bracht hij een zak verlopen filmrollen voor me mee. De Smena was toen allang kapot en ik gebruikte destijds een goedkope, standaard afgestelde Chinese camera. Dat was het moment dat ik me voor het eerst niet meer druk maakte over het opraken van filmrol. Ik begon alles te fotograferen: mijn postercollectie, mijn vrienden die op het schoolplein vochten, het uitzicht van mijn kamer.

Wie maakte toen foto’s waar jij van hield?
Toen ik op de middelbare school zat – ik gok van ’94 tot ’97 – waren er nog geen kunstboekenwinkels in Polen die fotografieboeken verkochten. We hadden hier niet eens Taschen. Als er geen fotograaf in je familie zat en je geen connectie had met de artistieke kringen was het moeilijk om echt op de hoogte te zijn van dat soort dingen.

Advertentie

In 1997 gaf mijn Britse leraar Engels mij een uitgave van The Face. Die had hij met kerst mee teruggebracht van thuis. Er stond een artikel in over Francis Bacon en veel rauwe modefoto’s. Het was heel gaaf, maar niet echt voor mij. Op mijn achttiende sloot ik mij aan bij een lokaal groepje fotografen in Bialystok. Het werd gerund door Grzegorz Dabrowski. Hij was een beetje mijn fotografische vader. Hij liet me kennismaken met klassieke documentairefotografie zoals Magnum-foto’s, en hij leerde me ook hoe ik naar de wereld moest kijken en hoe ik dat vast kon leggen op een foto.

Waar droomde je toen van?
Ik wilde van kinds af aan al graag voor een krant werken. Ik maakte kleine nepkranten voor mezelf. Onze buurman Heniek werkte in een oude drukkerij en hij bracht printjes van foto’s van een Pools persbureau voor me mee. Ik lijmde ze op een stuk papier, bond ze allemaal samen en maakte zo mijn eigen kranten. Dat was leuk. De wereld van drukwerk sprak echt tot mijn verbeelding.

En je droom kwam uit – je bent uiteindelijk gaan werken voor het wekelijkse tijdschrift Przekrój.
Inderdaad. Eigenlijk zijn veel van mijn dromen uitgekomen.

Je hebt ook als oorlogscorrespondent in Afghanistan gewerkt, wat niet per se iets lijkt wat jij nou echt leuk zou vinden.
Ja, ik doe aan mode- en reclamefotografie, maar ik heb ook meerdere fotografische biografieën gemaakt en ik vind veel dingen leuk. Dus toen de kans voorbij kwam om naar Afghanistan te gaan, voelde ik daar wel wat voor. Vanuit een fotograaf geredeneerd is werken in een oorlogsgebied iets mythisch – van dat harde mannenwerk. Je moet meteen denken aan Indiana Jones, Ernest Hemingway en Robert Capa. Je moet je vaccinaties hebben, je krijgt een kogelvrij vest, vliegt rond in een helikopter, krijgt je eerste hulp- en landmijntraining. Het trok me, zeker omdat mijn fotografie zo vaak draait om mannen, om gender – wat het is om een echte man te zijn, wat dat betekent.

Advertentie

Wat heb je geleerd toen je daar zat?
Rafal Kostrzyński, met wie ik samen zou gaan, was al een paar keer eerder in Afghanistan geweest. In een van zijn snapshots dansten er mensen op het vliegveld van Kabul. Rafal legde me uit dat de douaniers een jurylid van de Afghaanse Idols hadden herkend en dat ze een feestje op het vliegveld hadden gebouwd. Alles wat ik daarvoor over Afghanistan wist kwam van foto’s van mensen met geamputeerde benen, gewonde kinderen en papaverplantages. Maar ondertussen was er deze andere, normale realiteit die niemand liet zien en waar niemand over schreef. Dat was het moment dat ik besloot dat ik wilde gaan.

De modefotografie en reclames die je doet – zijn dat gewoon schnabbels?
Nee. Alles wat ik doe gaat vooral om het documenteren van de realiteit.

Zelfs foto’s van lippenstift of portretten van een of andere zakenman?
Portretten van zakenlui maken is goedbetaald werk. En ja, foto’s van lippenstift en modereportages zijn gewoon een vorm van documentatie. Fotografen zijn historici die in het heden werken. Aan de ene kant denken ze na over de manier waarop mensen hun foto’s nu bekijken, maar aan de andere kant zijn ze zich ervan bewust dat deze foto’s de lucht in geschoten worden en over een paar decennia iets anders betekenen. De foto’s die ik vandaag neem zijn ooit op een dag ook een paar decennia oud.

Als fotograaf heb ik toegang tot de mensen die onze tijd definiëren: artiesten, politici. Mode definieert onze tijd ook. Ik stel me voor dat over een tiental jaren al deze foto’s – of het nou van mijn vriendin en mijn zoon, mijn auto, mijn ouders of een kruiswoordpuzzel die ik vorige zomer in mijn vakantiehuisje deed is – een documentatie zijn van hoe onze wereld vandaag de dag is. Samen met foto’s van Donald Tusk, Wojtek Sokól, de Parijse Fashion Week en Poolse soldaten in Afghanistan.

Advertentie

Denk je dat jouw foto’s de dagelijkse dingen uitvergroten?
Dat denk ik niet. Je kent waarschijnlijk het gevoel wel dat je soms kan overvallen wanneer je over straat loopt: je zet je koptelefoon op, je drukt op play en ineens verandert de wereld – je krijgt ineens het gevoel alsof je in een videoclip zit. Je loopt op het ritme van de muziek, en dat is een hele andere manier van lopen. Je krijgt zo’n raar gevoel in je hoofd dat je in deze wereld bent en tegelijkertijd ook weer helemaal niet. Ik wilde altijd dat mijn foto’s dit gevoel uitdragen – dat moment waarop je leven in een film verandert.

Waarom ben jij zo geïnteresseerd in foto’s van normale dingen?
Ze zijn niet het meest interessant noch het belangrijkste. Historische foto’s die belangrijke evenementen vastleggen en foto’s die de aanbieding van de week op de vleesafdeling van de buurtsuper laten zien zijn ook interessant en belangrijk, maar op een andere manier. Mijn fotografie gaat niet over de foto’s zelf, maar over iets ervaren en geraakt worden door iets. Ik word vaak op dezelfde manier geraakt door een liedje, soms door een film, maar nooit door foto’s, ook al kijk ik er zo vaak naar.

Zie meer van Kuba's werk op zijn website.