FYI.

This story is over 5 years old.

Stuff

Bedelen in de metro van Peking is geen pretje

Gong buigt urenlang voor haar medereizigers om rond te kunnen komen.

Foto's door Nona Tepper

Gong Xiaoye is bedelaar. Iedere dag buigt ze voor haar medereizigers in de metro van Peking. Ze huurt een klein appartement in het centrum van de stad en moet rondkomen van de 40 yuan (nog geen 5 euro) die ze per dag met bedelen bij elkaar schraapt. Na een aardbeving in 2009 lag haar huis in Gansu in puin, werd ze dakloos en verloor ze haar baan. Gedreven door haar werkloosheid en armoede reisde ze per trein af naar Peking, bijna duizend kilometer verderop. Nu droomt de alleenstaande moeder van de wederopbouw van haar ouderlijk huis, een plek waar haar dochter kan opgroeien en haar grootouders oud kunnen worden. Hoe ze dat wil bereiken? Door te bedelen.

Advertentie

Het metronetwerk van Peking wordt overspoeld met mensen zoals Gong: de South China Morning Post schatte onlangs het totaal op 78,000 bedelaars. Maar Gong is er niet zomaar een.

De 25-jarige kan me niet vertellen wanneer ze precies aankwam in Peking, of wanneer de aardbeving in Gansu plaatsvond. Ze zegt dat ze van ongeveer een derde van het salaris van de gemiddelde Chinees leeft, en daarmee voedt ze ook de monden van haar dochter en grootouders. Haar verhaal lijkt op een aantal punten niet helemaal te kloppen, maar ze zaait waarschijnlijk verwarring met een reden: in Peking heersen de bendes die alle zwervers in de stad onder de duim houden.

Gong speelt waarschijnlijk onder een hoedje met een senior bendelid.

Deze leden verminken, manipuleren en ontvoeren kinderen om ze als bedelaar aan het werk te zetten. En dan gelden er strenge regels, bijvoorbeeld over welk percentage van hun dagelijkse verdiensten ze in moeten leveren, van wie ze voedsel aan mogen nemen en waar ze mogen bedelen. Ook Gong bedelt niet willekeurig in een van de zeventien metrolijnen van Peking.

De 25-jarige gooit haar hoofd naar beneden – haar muziek staat keihard –  en schudt het mandje waar haar baby in ligt heen en weer. Ze staat in lijn 2, de route door de welgesteldere gebieden van Peking waar alleen seniorbedelaars mogen werken. Zij maken de dienst uit op deze en andere lijnen en bepalen waar de andere zwervers mogen bedelen. Wie niet gehoorzaamt en in een verboden gebied bedelt, kan rekenen op flinke klappen.

Advertentie

Als Gong door de politie wordt betrapt, loopt ze het risico op een boete van 1.000 yuan (120 euro) of een gevangenisstraf van vijftien dagen. Theoretisch gezien moeten de medewerkers van de metro zwervers toegang tot het perron weigeren. Maar aangezien metromedewerker een van de minst gerespecteerde beroepen in de stad is, wordt iedereen die het metrotarief van 2 yuan (25 cent) betaalt, gewoon toegelaten.

Gong ziet er ook niet uit als een typische bedelaar. Ze is schoon en verzorgd, haar baby draagt genoeg kleren. Als Gong haar hoofd niet zou buigen voor iedere reiziger die ze passeert, zou ze door kunnen gaan voor een van hen. In plaats daarvan kijk ik toe hoe Gong een paar yuan per treinstel bij elkaar bedelt. Een vrouw geeft haar een brood, iemand anders doneert een pak koekjes. Gisteren is Gong thuisgebleven omdat haar negen maanden oude baby ziek was, maar vandaag ziet het kind er al iets beter uit, dus bedelt ze een uur of twee achter elkaar. Ze geeft toe dat het constante buigen misschien niet de meest gezonde manier is om een kind op te laten groeien, maar een crèche is onbetaalbaar.

Hoewel er verhalen rondgaan over vrouwelijke bedelaars die kinderen “huren” voor hun werkdag (in 2010 werd een vrouw uit Shanghai gevolgd die iedere week een nieuw kind meenam tijdens het bedelen) is dat bij Gong hoogstwaarschijnlijk niet het geval. Nadat ik 5 yuan in haar mandje stop, geeft ze me pas aandacht als ik vraag: “Ta duo da le?” (“Hoe oud is ze?”).

Niet iedereen is gecharmeerd van de zachte wangetjes van haar baby. Een man begint tegen Gong te schreeuwen wanneer ze hem voorbijloopt. Mensen zoals zij zijn slecht voor de sfeer van de stad, vindt hij. Ze zou een echte baan moeten zoeken. Hij wil maar niet geloven dat mijn tolk en ik geen deel uitmaken van Gongs bedelwerkzaamheden. Dat Gong mijn tolk en mij “Jiejie” (“oudere zus”) blijft noemen, helpt ook niet mee. Als ik aanbied om eten voor haar en haar baby te kopen, protesteert ze: “dat is niet correct”.

Hoe meer we haar vragen, hoe minder ze loslaat. Mensen geven haar geld uit medelijden, zegt ze. In een van de duurste steden van China is bedelen de enige manier om rond te komen, andere mogelijkheden heeft ze niet.

Na negen haltes bied ik weer aan om avondeten voor haar te kopen. Gong weigert. Ik geef haar nog eens 10 yuan, waarna ze me bedankt met een kleine buiging. Dan draait ze zich om en verlaat ze het treinstel. Haar volgende stop? Wie zal het zeggen.