De ongemakkelijke waarheid over onze blinde liefde voor het vrije woord

FYI.

This story is over 5 years old.

Woorden van Meningsuiting

De ongemakkelijke waarheid over onze blinde liefde voor het vrije woord

De Britse schrijver Will Self over de aanslag op Charlie Hebdo en de morele implicaties van onze fetisj voor vrijheid van meningsuiting.

Illustraties door Nick Scott. Auteursfoto door Valerie Bennett.

Voor de duidelijkheid: de mensen die verantwoordelijk zijn voor de moord op de journalisten van Charlie Hebdo op 7 januari, zijn de mannen die de trekkers van de Kalasjnikovs overhaalden. Bovendien hoeven we ook niet in onze grabbelton van ethische etiketten te duiken om een term te vinden die op deze mannen van toepassing is. We hoeven de woorden 'barbaren' of 'compleet gebrek aan beschaving' niet in de mond te nemen, of te dubben over hoe het komt dat ze geradicaliseerd zijn – want dat weten we al – maar wat we wel met zekerheid kunnen zeggen is dat deze mannen, in die ratelende, rochelende, naar buskruit stinkende momenten, het kwaad waren. Als we onder het kwaad het volgende verstaan: een egoïsme dat groeide als een tumor, een zucht naar status en macht en belangrijkheid die metastaseerde in het brein van deze moordenaars. Het probleem voor de koppige verdedigers van westerse normen en waarden is dat wij allemaal dit vermogen tot het kwaad in ons hebben: het is een onlosmakelijk onderdeel van het ego. Toen de demonstranten op de Place de la République stonden met borden met daarop de tekst "Je suis Charlie" hadden ze dus net zo goed bordjes omhoog kunnen houden met: "Nous sommes les terroristes".

Advertentie

De Franse politiek filosoof Alexis de Tocqueville stelde dat de wet bestaat om onze slechtste impulsen in bedwang te houden, niet om onze beste kwaliteiten te bevorderen. De politici, religieuze leiders en commentatoren die in de uren en dagen na deze gruweldaad spraken over vrijheid van meningsuiting als een conditio sine que non van de vrijheid die essentieel is voor beschaving, hadden er goed aan gedaan om zich hun eigen geschiedenis te herinneren. Vrouwe Justitia had bij de geboorte van de Franse Republiek een blinddoek op en oordoppen in; de revolutie werd De Terreur genoemd. Toen de sansculotten de Bastille bestormden, vonden ze een handvol gevangenen in de eeuwenoude vesting, waaronder de Markies de Sade – die al snel de positie van revolutionaire rechter toegewezen kreeg en aristocraten en andere reactionairen naar de guillotine stuurde. Het was een mooi voorbeeld van bevrijding, als daarmee de vrijheid om te moorden voor politieke doeleinden wordt bedoeld.

De Franse seculieren geloven (net als de Britten dat over hun systeem denken, en de Amerikanen over dat van hen, enzovoorts) dat hun politieke systeem niet alleen hun beste impulsen naar boven brengt, maar dat het als het geperfectioneerd wordt de hele bevolking in een opperste staat van vrijheid en goedheid zal brengen. Zowel rechts als links lijkt te geloven dat dit proces onvermijdelijk is – of het nou gedreven wordt door een soort morele 'natuurlijke selectie' of historisch determinisme. Voor deze aanjagers is het Verlichtingsproject om de morele aard van de mens te perfectioneren nog steeds gaande, en is dat pas af als er een (goddeloos) paradijs op aarde is gesticht. Maar deze specifieke notie van vooruitgang is precies wat er wordt bespot, niet alleen door de moord op de Parijse journalisten, maar ook door de droneaanvallen in Syrië, Irak en Waziristan – net zo goed moorden die worden gepleegd voor religieus-politieke doeleinden. Het wordt ook bespot door de roep om vergelding die volgt op elke terroristische wandaad. De oproep tot het opschorten van precies die aspecten van de wet die bestaan om onze slechtste impulsen te beteugelen, vooral de slechtste impulsen van onze leiders: een eerlijk proces, habeas corpus, en de zekerheid dat je niet door de staat gemarteld of standrechtelijk geëxecuteerd wordt.

Advertentie

De herdenkingsuitgave van Charlie Hebdo komt in een oplage van een miljoen, en wordt gefinancierd door de Franse overheid. Nu worden de satiristen dus ingelijfd door de staat, precies de instantie waarvan je zou denken dat satiristen die altijd moeten blijven aanvallen. Maar de vraag is: waren de cartoonisten van Charlie Hedbo echt satiristen, als onder satire het gebruik van humor, persiflage, sarcasme en ironie om morele hervorming te bewerkstelligen wordt verstaan? Toen de discussie rond de Deense cartoons losbarstte, schreef ik dat de test die ik toepas om te zien of iets echt satire is, afgeleid is van H.L. Menckens definitie van goede journalistiek: het moet "de gevestigde orde treiteren en de getreiterden troosten." Het probleem met veel zogenaamde satire die z'n pijlen richt op religieus extremisme is dat het onduidelijk is wie het treitert en wie het troost.

De laatste cartoon die de hoofdredacteur van Charlie Hebdo tekende, was een karikatuur van een jihadist met een pakol – wat zou betekenen dat hij Afghaans is, en het daardoor onwaarschijnlijk is dat hij betrokken zou zijn bij terroristische aanslagen in het Westen. De kop die Charb erboven zette gaat daar recht tegenin. Boven de Afghaanse jihadist staat: "Nog steeds geen aanslagen in Frankrijk." In de tekstballonen staat de tekst: "Wacht, we hebben nog tot het einde van januari om onze nieuwjaarswensen te geven". [De laatste zin verwijst naar de Franse traditie om elkaar nog tot eind januari een gelukkig nieuwjaar te wensen, red.]

Afgezien van het voorspellende karakter van de cartoon, en hoe vreemd het is dat de hoofdredacteur van een tijdschrift bereid was om te sterven voor zijn overtuigingen (zoals Charb zei na de brandbomaanslag op het kantoor van Charlie Hebdo in 2011) maar de meest basale feiten over zijn tegenstander verkeerd had – is het werkelijk satire? Wat we verder ook geloven over mensen die zo gestuurd worden door hun kwaadaardigheid dat ze bereid zijn om anderen te vermoorden omwille van een waanidee, zeker is dat ze niet de gevestigde orde zijn. En hoewel Charbs cartoons misschien een spottende glimlach ontlokten bij de lezers van Charlie Hebdo, ben ik er niet van overtuigd dat deze mensen de 'getreiterden' zijn die in de definitie van Mencken getroost moeten worden — tenzij ze getreiterd zouden worden door de substantiële moslimpopulatie van Frankrijk, en hun troost eruit bestaat dat al deze medeburgers over dezelfde terroristische kam worden geschoren.

Hiermee wil ik op geen enkele wijze de aanslag op Charb en de andere journalisten goedpraten – een daad die, zoals ik al aangaf, simpelweg kwaadaardig is. Maar onze samenleving maakt een fetisj van het recht op vrijheid van meningsuiting zonder zich ooit af te vragen welke verantwoordelijkheden dit recht met zich mee brengt. Maar we maken immers ook een fetisj van absolute vrijheid als een vermogen dat een Nietzscheaans übermensch waardig is – terwijl we feitelijk beperkt zijn in alles wat we doen, en wat ons beperkt is grotendeels ons eigen moorddadige, beestachtige instinct.