Hoe de gevangenis mijn relatie kapotmaakt

FYI.

This story is over 5 years old.

misdaad

Hoe de gevangenis mijn relatie kapotmaakt

In eenzaamheid een celstraf uitzitten is verrot, maar het is nog verrotter om liefde te vinden en weer kwijt te raken omdat je in de bak zit.

Dit artikel werd gepubliceerd in samenwerking met het Marshall Project.

Ik zit op de binnenplaats en staar omhoog naar de betonkleurige wolken. Mijn achternaam en gevangenisnummer klinken door de luidsprekers: er is bezoek voor me.

Ze is er.

Bij de poort vraagt een van de bewakers waarom ik eigenlijk op de binnenplaats zat. Ik wist toch dat ik bezoek zou krijgen? Ik lieg dat ik geen idee had dat mijn vriendin C.*, vandaag langs zou komen. Dat is makkelijker dan proberen uit te leggen wat je eigenlijk alleen kunt begrijpen als je een gevangene bent: dat je soms bijna geen adem krijgt als je vastzit. Die ervaring verandert nooit. Maar ik wist ook dat als ik in mijn cel op haar had gewacht, en dán niet was komen opdagen, ik waarschijnlijk sowieso gestikt was.

Advertentie

Ik wandel over het terrein door een lange gang die leidt naar het cellencomplex. Voordat de getraliede deuren van mijn cel opengaan heb ik mijn sweatshirt en schoenen al uitgetrokken. In de cel plens ik snel koud water in mijn gezicht en haal ik een kam door mijn haar. Ik trek mijn kaki gevangenisuniform aan, die ik een week eerder al had gestreken, met een woordenboek op mijn stalen bed. Eenmaal buiten mijn cel haast ik me, terwijl ik mijn shirt netjes in mijn broek probeer te stoppen.

Naast de bezoekersruimte spreid ik mijn armen en laat ik de bewaker me onderzoeken met zijn latex-handschoenen. Hij begint bij mijn schouders en baant zich zo een weg naar beneden. Als hij klaar is, zwaait hij even naar de controlekamer en glijdt de zware stalen deur open.

"Heb een goed bezoek", zegt hij.

Ik stap binnen in een met tafels gevulde ruimte, vol geluid en bedrijvigheid, een wereld van verschil met de andere kant van het hek. Kinderen lachen in het achterste deel van de ruimte, het met vloerbedekking beklede speelgedeelte. Aan de tafel naast me zingt de vrouw van een gevangene, Tristan. Ze heeft een stem als een klok.

Links van me zit Steve, die bezoek heeft van zijn zoon. De knul lijkt op veertienjarige leeftijd al griezelig veel op zijn pa. Op rechts zit Dave aan tafel met zijn zus en een 22-jarig kind dat nog niet eens was geboren toen Dave voor de eerste keer weggestopt werd.

Dan zie ik haar zitten.

Advertentie

Ze staat op zodra ze mij ziet, onzeker, zo lijkt het, niet op haar gemak. Dat is voor het eerst sinds we elkaar kennen. Ik ben me ervan bewust dat er anderen meekijken, omdat niks wat in de bezoekersruimte gebeurt onopgemerkt blijft. C. en ik gaan samen aan een tafeltje zitten. Ze zwijgt.

Ik neem haar gezicht op en zie de nieuwe oorbellen die onder haar pas geverfde haar prijken, haar door een reis naar Peru verbrande voorhoofd, en de gespannen trek op haar lippen.

Ik kijk terug op de onwaarschijnlijkheid van ons samenzijn. Zij is een succes: Een zakenvrouw die de hele wereld afreisde en die overal gewoond heeft. Ik ben geen succes: Ik heb bijna iedere dag van mijn volwassen leven in de gevangenis doorgebracht. Zij kwam in eerste instantie naar de gevangenis om een cursus communicatievaardigheden te geven. We vonden elkaar leuk en uiteindelijk stopte ze een briefje in mijn hand – in een klaslokaal onder het wakende oog van twee bewakingscamera's – waarin stond, "Ik nodig je uit om je opener op te stellen en je duidelijker voor te stellen wat wil bereiken."

Op het volgende briefje, de week daarna, stonden haar adres en telefoonnummer. Vanaf toen begon ze op zaterdagochtenden te komen, zodat we nauwer samen konden werken, met minder toezicht. Hoe had ik niet verliefd op haar kunnen worden? Wat ik niet had verwacht was dat ze ook verliefd op mij werd.

"Dus, potje domino spelen?", vraag ik.

Advertentie

Haar mondhoeken beginnen een lachje te vormen en ze knikt.

Ik werp steelse blikken op haar als we beginnen met spelen, nog steeds zonder iets te zeggen.

"Waar denk je aan", vraag ik.

"Je hebt je niet geschoren," is het enige wat ze zegt.

Ik schud mijn hoofd, omdat ik niet weet wat ik moet zeggen. Scheren was meer dan ik vandaag aankon.

Ik voel een steek van verontwaardiging en denk aan de mentale oefening die ik de afgelopen weken heb proberen te herhalen nadat we elkaar voor het laatst zagen. Wat als ik de persoon was die in vrijheid leefde? Wat als zij in de gevangenis zat? Ik beeldde me in dat ik haar zou steunen, wat er ook zou gebeuren. Ik beeldde me in dat ik me met mijn gevoelens niet tot een ander zou richten, alleen omdat de situatie lastig en complex zou worden. Maar ik kan me nauwelijks herinneren hoe het is om een vrije burger te zijn, dus kan ik me moeilijk voorstellen hoe ik het zou aanpakken.

Hoe kan ik haar veroordelen voor iets waarin ik mijn eigen handelen ook niet zou kunnen inschatten?

"Kunnen we het hebben over de brief?"

Ze bedoelt de brief die een bewaker me twee dagen eerder aangaf door de spijlen van mijn celdeur. Daarin schreef ze dat ze van me houdt en graag op bezoek wil blijven komen. Maar ze gaf ook aan dat ze aan het daten is en graag samen met mij een manier wil vinden om die twee te combineren.

Ik schud van nee. Ik verzuip nog liever, wil ik zeggen.

Advertentie

Er valt een stilte.

We doen alsof we dominosteentjes tellen, totdat ze langs me heen op de klok kijkt.

"Ik moest maar eens gaan", zegt ze.

Ik knik en sta op. We omhelzen elkaar en ik doe mijn best om mijn gezicht een onverschillig masker te laten lijken. Ik ben bang voor wat het anders zou tonen.

Dan gaat ze weg. Ik stiefel tussen tussen de tafels en de rij stoelen door, naar buiten, naar de fouilleerruimte, en neem plaats naast de andere gevangenen wiens bezoekers zijn vertrokken. Ik kijk hoe een bewaker naast de bezoekersuitgang de stempel op C.'s hand controleert. Hij zwaait naar het controlecentrum en als de deur opent stapt ze er door en is ze weg.

Een bewaker haalt de deur van de fouilleerruimte van het slot en ik stap samen met de andere gevangenen naar binnen. We beginnen ons uit te kleden. Als eerste doe ik mijn shirt uit.

"Hoe was je bezoek?"

Ik knik slechts. Alsjeblieft, ik wil niet praten.

Ik maak mijn veters los en stap uit mijn schoenen. Dan mijn broek. Ik merk dat er een gat in mijn sok zit zodra ik die uittrek. Ondergoed. Ik boots de vereiste bewegingen van het fouilleren na en ben dankbaar omdat de bewaker niets meer zegt.

De bewaker richt zijn aandacht nu op een gevangene naast mij en ik maak me klaar om mijn spullen aan te trekken. Ondergoed, sokken, shirt. Ik stap in mijn schoenen en doe geen moeite om ze te strikken.

Als iedereen weer is aangekleed, plaatst de bewaker zijn hand op de deur die leidt naar de toegangssluis.

"Klaar?"

Ik adem nog een keer diep in en knik.

* C's naam is achtergehouden wegens privacyredenen.

Arthur Longworth, 52, zit een levenslange gevangenisstraf uit zonder de mogelijkheid op vervroegde vrijlating. Hij wordt vastgehouden in het Monroe Correctional Complex in Monroe, Washington, voor de moord die hij pleegde toen hij 20 was. Hij schrijft ook mee aan het Marshall Project en is de auteur van het boek Zek: An American Prison Story.